Start Weblog Inhoud Wat is nieuw English

Opiniestuk nr. 11

Intimiteit: gevaar of groeikans?

In het kort

Hier is meerdere malen gewezen op het belang van intimiteit, ook die tussen de jonge en de volwassen mens. Hoe minder intimiteit, hoe groter de kans op later geweld. Dus: ruimte voor intimiteit.
Er ligt echter een probleem.
Deze intimiteit wordt tegenwoordig heel snel incest of pedofilie genoemd. Deze begrippen worden  direct gekoppeld aan seksuele intimiteit, die op zijn beurt meteen seksueel misbruik is gaan heten en de notie van blijvende schade oproept.

Hier valt iets te onderzoeken. Wij beperken ons hierbij nu tot vrijwillige contacten buiten het gezin. Op de discussie die over incest woedt, komen we later nog eens terug.
Onderzoek wijst uit dat van blijvende schade maar heel zelden gesproken kan worden.
De weerstand tegen deze contacten kan verklaard worden uit formalistisch en slordig denken.
Sommige auteurs benadrukken de schadeloosheid van vrijwillige contacten, andere auteurs gingen op zoek naar de grenzen die hierbij in acht genomen moeten worden.

Het artikel

Intimiteit 
Intimiteit is verdacht geworden 
Meta-analyse: onderzoek van onderzoek 
Vrijwillige contacten buiten het gezin 
Waar komt de weerstand vandaan? 
Op zoek naar ethiek: criteria en grenzen 
De vier criteria 
Wetenschap en moraal 

Intimiteit 

In opiniestuk 5 werd gepleit voor het behoud van warmte en intimiteit in de kindertijd. In opiniestuk 6 werd gesteld dat dit ook zeker voor jongens geldt. In opiniestuk 7 werd gesproken over het recht op intimiteit, ook voor kinderen. In opiniestuk 8 zagen we dat gewelddadigheid van jeugd samen kan hangen met gebrek aan juiste en voldoende intimiteit in de kindertijd. In opiniestuk 9 lazen we over doorgeschoten individualisering en over gebrek aan sociale infrastructuur, aan buur-, buurt- en wijkcontacten. In opiniestuk 10 werd gemeld dat in de engels-sprekende landen geen raad weet met jeugd, met seks en al helemaal niet met de combinatie daarvan. 

Intussen kwamen we het onderzoek van Prescott tegen. Deze toont het verband aan tussen intimiteit en gewelddadigheid: hoe meer intimiteit een samenleving zijn jeugd toestaat, hoe vreedzamer deze samenleving is; hoe meer men intimiteit onthoudt aan de jeugd, hoe meer geweld men mag verwachten. We hebben  nogal wat geweld tegenwoordig.

Nu zou je zeggen: OK, dan scheppen we ruimte voor intimiteit, ook die tussen de generaties, ook buiten het gezin (waar we ons hier  toe beperken). Maar dan heb je een probleem: intimiteit is verdacht geworden.

Intimiteit is verdacht geworden 

Er was al een hele poos de angst voor homoseksualiteit als een man en een jongen iets intiems met elkaar hadden. Maar er kwamen andere angsten bij.

De feministen wezen, terecht, op de onderdrukking van de vrouw door de man en op het bestaan van verkrachting binnen het huwelijk. Zij wezen op meer: op het bestaan van afgedwongen vader-dochter incest en de gevolgen daarvan. Bij de analyse van dit verschijnsel gebruikte men hetzelfde model. dat van 'verkrachting van de onmachtige vrouw door de machtige man binnen het huwelijk'; nu werd het 'verkrachting van de onmachtige dochter door de machtige vader'. De mannelijke seksualiteit bleef de kwade en foute factor, de man was de dader; vrouw en dochter kregen de rol van het slachtoffer toebedeeld. 

In de genoemde verhoudingen, man-vrouw en vader-dochter, valt hier wellicht veel voor te zeggen. Het duidingsproces met behulp van dit model ging echter door en werd ook toegepast op intieme verhoudingen buiten het gezin: onderwijzer-leerling, sporttrainer-pupil, groepsleider-kind, buurman-buurkind en op vriendschappen tussen volwassenen en kinderen of jongeren. Al die verhoudingen werden, als er intimiteit plaats vond, nu ook gezien door de bril van het feministische onderdrukkingsmodel. Men kon de een slechts zien als de dader en de ander slechts als het slachtoffer. Intimiteit werd uitsluitend bezien als seksueel misbruik. Even automatisch werd hieraan de notie van blijvende schade gekoppeld.

Sindsdien is er een verkilling opgetreden in de gezinnen, de scholen, de tehuizen en de clubs. Men durft kinderen niet meer aan te raken of men mag het helemaal niet. We wezen hier al op in het eerste opiniestuk, in de daarbij gevoegde artikelen over de aanrakingsangst en over de verkramping in de scholen.

Alle reden om die intieme verhoudingen tussen de generaties eens nader te gaan onderzoeken: Hoe zit het nu met die schade? Hoe juist zijn de gebruikelijke oordelen en manieren van denken daarover?

Meta-analyse: onderzoek van onderzoek 

Prof. Dr Bruce Rind en zijn team kwamen in 1997 al met een onderzoeksverslag naar buiten. Onderzoek naar Child Sexual Abuse (CSA) - Seksueel Misbruik van Kinderen (SMK) - was voordien vrijwel uitsluitend verricht onder een erg eenzijdige populatie, namelijk degenen die de klinieken en de gevangenissen bevolkten. Dan kom je natuurlijk juist de schade-gevallen tegen. Die schade-hypothese werd echter zonder blikken of blozen ook toegepast op de bevolking in het algemeen: ook daar zou altijd van schade sprake zijn. Rind c.s. onderzochten nu juist eens de bevolking in het algemeen en kwamen (dus) tot geheel andere conclusies. 

In 1998 volgde er een volgende publicatie. Deze doet verslag van het onderzoek naar die onderzoeken die er hadden plaatsgevonden in studenten-populaties. Ook hier kwamen andere conclusies uit dan men voordien voor waar had gehouden. 

Vergeet de vier procent - onthoud de één procent - Dr F.E.J. Gieles, augustus 2017
Nu en dan en her en der heb ik beweerd dat uit het onderzoek van Rind c.s. zou blijken dat blijvende schade na een seksueel contact in de kindertijd slechts in vier procent van de gavallen optrad, en dan nog alleen bij meisjes en dan alleen na incest of dwang. Dit klopt bij nader inzien niet.

Hier kwam ik tot mijn schrik achter toen iemand beweerde dat dit één procent was. Bij mijn tekst om dit te corrigeren in 4% wilde ik een link zetten naar dit getal in Rind's onderzoek. Die 4% bleek niet te vinden te zijn! ...

Wel komt de 1% voor in Rind's meta-analyse, maar deze betekent daar iets heel anders.
... Uitleg ... Adders onder het gras ... Beschouwing ...

Het onderzoeksverslag van 1997 heeft niet eens veel aandacht gekregen, dat van 1998 des te meer. We komen daar nog op terug in de opiniestukken 12 en 13. Vooralsnog hebben we een aanknopingspunt in de lezing die Rind eind 1998 heeft gegeven in de Pauluskerk te Rotterdam. We beschikken in elk geval over een Nederlandse versie daarvan die bovendien dat onderzoek, die meta-analyse, goed uitlegt en bespreekt. 

In de "Lees meer ..." map van dit opiniestuk zijn nog drie stukken opgenomen, alle in het Nederlands, die alle drie de onderzoeken van Rind c.s. bespreken en uitleggen in wat kortere, samenvattende bewoordingen: de artikelen van 
Koinos Magazine, van Gieles en van G. G. Omdat het daar allemaal staat vermeld, mogen we hiernaar verwijzen en nemen we hier niet nog weer eens een samenvatting op. Er is nog meer te bespreken.

Vrijwillige contacten buiten het gezin 

Het team van Rind c.s. onderzocht alle en wel alle seksuele ervaringen, die binnen en die buiten het gezin. Echter, lang niet alle ervaringen met intimiteit zijn ook seksueel van aard en er zijn ook zulke verhoudingen buiten het gezin. 

Rind onderzocht dit zelf ook: zie opinie # 15: Homotieners...

Van Lieshhout gaf een boekje uit, geschreven voor kinderen (en volwassenen), met brieven en gedichten over een verhouding die hij vroeger had gehad met een meneer. Wij mogen verwijzen naar de bespreking hiervan door Jaap Friso en naar de pagina "mijn meneer" die we uit het boekje over hebben genomen.

Waar komt de weerstand vandaan? 

Toch blijft er veel weerstand tegen de hier besproken verhoudingen. Waar komt die toch vandaan? Het mag immers, zeker bij seksuologen, psychologen e.d. intussen wel bekend zijn dat het met die schade wel meevalt. Vanwaar dan toch steeds weer die weerstand?

Wij noemden al een bron in opiniestuk 4: seksuele intolerantie, de intolerantie voor was 'anders' is of lijkt te zijn.

Op zoek naar ethiek: criteria en grenzen 

Wij presenteren nog drie auteurs die op zoek zijn gegaan naar ethiek in dit soort verhoudingen: wat kan, wat mag, wat mag niet, waar liggen de grenzen, wat zijn de criteria? Uiteindelijk komen de drie auteurs uit bij vrijwel dezelfde criteria waarmee men dergelijke verhoudingen zou kunnen beoordelen op ethische juistheid.

In zijn stuk "Voorzichtige verkenningen van de grens tussen gewensteen ongewenste intimiteit ", uitgesproken in 1995 en gepubliceerd in 1997, zoekt orthopedagoog Dr Frans Gieles naar die grens, vooral met het oog op de groepsleiders in zijn vakgebied. Hij legt de grens ergens in het gebied van de erotiek, daar namelijk waar een seksueel streven om de hoek komt kijken.
Kritieken op dit stuk noemen die grens niet al te duidelijk, hetgeen mede komt door de verschillende betekenissen die aan het woord "erotiek" gegeven worden (Van Ree 2001).

Frans Gieles blijft in zijn stuk "Ik wist er geen raad mee" van 1997 ook aan de meest voorzichtige kant. Hij schreef dit stuk in de Nieuwsbrief van de NVSH Landelijke Werkgroep JORis, welke groep juist een langdurige discussie voerde over dit onderwerp. Gieles zet de rem een beetje aan of, anders gezegd, gooit een anker uit: belevingen en uitspraken van jongeren die achteraf spraken over destijds vrijwillig aangegane intieme relaties met, naar hij zegt, betrouwbare volwassenen. Die verhoudingen werden vroeger als gewenst beleefd, maar achteraf, vaak vele jaren later, toch weer niet.
Gieles geeft dan de vier criteria en het PS weer, zoals die in de genoemde werkgroep geformuleerd en uiteindelijk ook aanvaard zijn. We zien dezelfde criteria straks weer terug bij Van Ree en bij Roelofs. Daarom geven we ze hier weer:

De vier criteria 

Deze zijn in de loop der jaren ontwikkeld in het NVSH Lwg JORis Platformoverleg.

1. Regie: kinderen moeten altijd de regie in handen hebben over hun eigen sexualiteit, hun relaties met anderen en hun eigen leven.

2. Initiatief: initiatieven tot sexualiteit moeten altijd van de kinderen zelf uitgaan, ook in een later stadium van de relatie.

3. Vrijheid: kinderen moeten zich elk moment aan een relatie met een volwassene kunnen onttrekken (afhankelijkheidsrelaties waarin sexualiteit een rol speelt belemmeren hen in deze vrijheid). Liefde en aandacht moeten onvoorwaardelijk zijn. Er mag op dit gebied niet met sex gemanipuleerd worden.

4. Openheid: het kind mag niet met een geheim opgezadeld worden. Het hangt mede van de situatie af hoe een kind sexualiteit beleeft Dit hangt voor een groot deel af van de kwaliteit van de relatie en van de ondersteuning door (de) volwassene(n).

P.S. De moraal heeft invloed: openheid over seksualiteitsbeleving van kinderen wordt lang niet overal op prijs gesteld. Vaak moeten kinderen sexualiteit stiekem beleven. Op homoseksualiteit rust voor veel jongeren een groot taboe. Dit kan problemen en onzekerheid opleveren. Indien de subcultuur waarin ze verkeren ontspannen en sterk genoeg is, kunnen kinderen daar steun aan ontlenen.

Gieles concludeert dan als persoon en schrijven van zijn stuk dat het vierde principe, openheid, in de huidige maatschappij niet waar gemaakt kan worden. Hij trekt dan voor zichzelf in elk geval de conclusie dat seksuele verhoudingen tussen volwassenen en kinderen in de huidige samenleving niet juist zijn en dus vermeden dienen te worden.

Psychiater Gerard Roelofs pikt de draad op. Hij vermeldt althans dezelfde vier beginselen en hetzelfde PS is een interview in De Limburger van 8 augustus 1999, zonder overigens de oorspronkelijke bron ervan te noemen. Roelofs bestrijd zo veel mogelijk bestaande vooroordelen als in een interview in een krant maar mogelijk is. Hij geeft zijn criteria aan [De in vierkante haken gestelde nummers of letters verwijzen naar de vier  beginselen en het PSvan hierboven]:

Boven de twaalf jaar hoeft, in de ogen van Roelofs. een seksuele relatie met een volwassene niet schadelijk te zijn voor een kind. "Dan kan er namelijk sprake zijn van wederkerigheid en kan het belang van het kind voorop staan", stelt Roelofs. Hij heeft vijf voorwaarden opgesteld waar een 'gezonde’ pedofiele relatie volgens hem aan zou moeten voldoen.
Er mag geen sprake zijn van dwang [= 1] en het kind moet te allen tijde kunnen stoppen [= 3] . Ten derde moet de seks op het 'psycho-seksuele niveau' van het kind zijn. Met andere woorden; de intimiteiten moeten passen in de seksuele beleving van een twaalf- tot zestienjarige. "Aftrekken is nog denkbaar, maar keiharde sadomasochistische spelletjes zijn dat niet", licht Roelofs toe. [= 1 & 2]
Twee andere voorwaarden vormen voor de huidige generatie pedofielen in de meeste gevallen echter het struikelblok: als het aan Roelofs ligt moeten de ouders van her kind op de hoogte zijn. Ook moet het kind er met zijn omgeving over kunnen praten zonder dat het op afkeuring stuit [= 4].
Daarmee blijft zijn stellingname voorlopig steken in theorie, weet Roelofs maar al te goed. Geen rechtgeaarde ouder die toestemming zal geven voor een seksuele relatie van zijn minderjarige kind niet een volwassene. Ook Roelofs zelf niet, moet hij bekennen. [= PS].

Ook psychiater Frank van Ree pakt de draad op, eind 1999, dit maal wel met vermelding van de bron en een vrij uitvoerige bespreking van Gieles' stuk. Ook Van Ree vermeldt dezelfde beginselen:

1. Regie: het kind moet altijd de regie in handen hebben over de eigen seksualiteit;

2. Initiatief: initiatief tot seksualiteit moet steeds van het kind zelf uitgaan;

3. Vrijheid: het kind moet zich er elk moment aan kunnen onttrekken, en

4. Openheid: het kind mag niet met een geheim opgezadeld worden.

Het voert te ver om alle vier criteria te bespreken. Maar ik geef tot slot aandacht aan het vierde, dat van de openheid. De noodzaak ervan is overduidelijk. Maar, zoals Gieles zelf aangeeft: ‘bespreekbaarheid is nergens mogelijk. Ik constateer’, zo vervolgt de schrijver, ‘dat dit vierde criterium nu, in deze tijd en deze samenleving niet (meer) waar te maken is.’ En hij besluit: ‘Dit impliceert dat ik mijzelf seksuele contacten met jongeren niet toesta.’ Een uiterst gewetensvolle en te respecteren conclusie, gebaseerd op een reële analyse van de huidige werkelijkheid. Maar deze conclusie betekent in feite het respecteren en handhaven van een ongewenst taboe!

Misschien kunnen de vier criteria een rol spelen in een breder maarschappelijk debat over deze zaken.

Wetenschap en moraal 

Het bovenstaande ging over de inhoud van de vragen in kwestie en wat onderzoek daarover inhoudelijk te zeggen had. Deze inhoud is echter niet altijd in dank aanvaard. Er rees, althans in de engels-talige wereld, nogal wat verzet tegen.

Wij willen beide onderwerpen splitsen en apart bespreken. Het bovenstaande ging over volwassenen, kinderen en jongeren en over onderzoek dienaangaande. Het volgende opiniestuk, nummer 12,  zal gaan over de mensen die dit lazen (of er alleen van hoorden zonder zelf te lezen) en wat zij er vervolgens mee deden. Daarbij beperken we ons eerst tot wat er aan Nederlandse versies of vertalingen beschikbaar is - dit is niet zo veel. Omdat de meeste stukken hierover in het Engels zijn, zal Opiniestuk 13 in het Engels zijn en de beschikbare Engelstalige stukken als bijlagen geven: de meta-analyse en de diverse reacties daarop.

 

 

Lees .. 11

Start Weblog Inhoud Wat is nieuw English