Vorige Start Omhoog Volgende

~

AANTASTING VAN DE INTEGRITEIT VAN HET DEBAT 

[Blz. 222]

Nu kan men de validiteit van de hierboven geschetste methodologische praktijken nog vanuit wetenschappelijk oogpunt ter discussie stellen. Echter, de voor het "nieuwe onderzoek" typerende retorische tactiek, die gebruikt wordt om de visie van niet-victimologen te verdraaien en om "op de man te spelen", kan naar de mening van schrijver dezes moeilijk worden verdedigd.

Gegevens die als steun dienen voor modellen welke niet verenigbaar zijn met de principes van de victimologie -- modellen waaronder wellicht spoedig ook het "biosociale" perspectief komt te vallen -- worden in het "nieuwe onderzoek" op

 [Blz. 223]

twee manieren veroordeeld. 

In de eerste plaats op impliciete wijze, bij voorbeeld daar waar Russel186 aangrijpende verhalen van traumatisch seksueel misbruik van meisjes door hun vader legt naast een uit de context gerukt citaat van Wardell Pomeroy dat "veel" incestueuze relaties tussen vaders en dochters "mooi en van weerskanten bevredigend" zijn en "geen beschadigende gevolgen" hebben. 

Door het naast elkaar leggen van deze twee visies wordt gesuggereerd dat Pomeroy op ongevoelige wijze voorbijgaat aan het feit dat kinderen die werkelijk slachtoffer zijn van seksueel misbruik of gewelddadige verkrachting door een ouder daar wel degelijk onder lijden. Russell vertelt de lezer namelijk niet dat Pomeroy specifiek verwees naar relaties met wederzijdse instemming tussen volwassenen. 

Inderdaad stelt Pomeroy dat de tijdens het Kinsey-onderzoek verzamelde gegevens erop wijzen dat in bepaalde gevallen incest tussen een volwassene en een kind ook een "verrijkende ervaring" kan zijn [*87]. Tegelijkertijd benadrukt hij echter dat een dergelijke ervaring relatief zelden voorkomt en veroordeelt hij in feite expliciet incest tussen een volwassene en een kind. Hij doet dit in een artikel waaruit Russell [*88] verscheidene andere citaten put. Deze laatste gaat daarmee echter volledig voorbij aan andere door Pomeroy geponeerde stellingen, namelijk: 

"Wat er bij incest fout is, is helemaal niet het incestueuze, maar het pedofiele aspect. Er is wel degelijke iets mis bij een seksuele relatie tussen een vader van vijf en dertig en zijn dochter van dertien of veertien, juist vanwege zijn machtspositie" [*89] 

Deze stelling van Pomeroy staat haaks op de bewering van Russell dat hij (Pomeroy) "volledig over het hoofd ziet dat kinderen ten opzichte van volwassenen die seks met hen willen bedrijven, machteloos staan." [*90]

Ook beschuldigt Russell onderzoekers expliciet wanneer zij, zonder argumenten, Karin Meiselman onder handen neemt vanwege het "bagatelliseren - zo niet het vergoelijken - van seksueel contact tussen een volwassene en een kind in het algemeen." [*91] Tevens beschuldigt zij alle andere deskundigen die zich niet achter de victimologische analyse stellen dat dezen "ertoe bijdragen dat mensen minder geremd zijn om toe te geven aan op kinderen gerichte seksuele verlangens." [*92]

Herman typeert diegenen die versoepeling bepleiten van de door de mens gecreëerde en cultureel overgedragen taboes op incest als "pornografen en dat soort figuren." [*93] Zij omschrijft bij voorbeeld het Kinsey Institute for Research in Sex, Gender and Reproduction als "nauw verbonden met pornografen" en noemt het instituut, bedoeld als voltreffer maar volkomen in strijd met de waarheid, het "geheel door mannen gedomineerde Institute for Sex Research." [*94]

Reisman (die onlangs van het Amerikaanse Departement van Justitie een bedrag van $ 734.000 ontving ter financiering van een onderzoek naar "kinderen in striptekeningen" in bladen als de Playboy en Penthouse) doet hetzelfde wanneer zij het onderzoek van Alfred Kinsey als "pro-pedofilie" typeert. Zij beschuldigt Kinsey ervan betrokken te zijn bij de "wrede, genitale pijniging van honderden kinderen." [*95] In het manuscript van haar boek [*] beschrijft zij het werk van Kinsey als

[*] Dit werd pas na het schrijven van dit hoofdstuk gepubliceerd.

 [Blz. 224]

"in het beste geval vervalste gegevens en in het ergste geval onmenselijk, met opzet beschadigend seksueel geëxperimenteer met kinderen." [*96]

Reisman heeft haar beweringen niet met bewijzen gestaafd.

Ten slotte maakt De Young melding van het bestaan van een "georganiseerde" en "invloedrijke" groep onderzoekers die seks tussen volwassenen en kinderen "verdedigt", daarmee deze groep in feite beschuldigend van het instandhouden van dergelijk misbruik [*97]. Niemand echter van deze door De Young genoemde kleine groep onderzoekers, op één mogelijke uitzondering na, heeft ooit iets geschreven dat redelijkerwijs kan worden geïnterpreteerd als materiaal dat seks tussen volwassen en kinderen propageert. Elk van hen heeft niet meer gedaan dan vaststellen dat onderzoek heeft uitgewezen dat sommige personen zichzelf als gevolg van een seksueel contact met een volwassene of een ouder kind, niet als slachtoffer zien of misbruikt voelen; dat zij een dergelijk contact niet bestempelen met woorden als misbruik of slachtoffer; en dat zij niet blijken te lijden aan enige vorm van geremd functioneren.

Bovendien heeft geen enkele van deze "invloedrijke" onderzoekers ooit een flinke subsidie of financiële ondersteuning gekregen (denk even aan de $734.000 die Reisman kreeg of de subsidie die RusselI van het NIMH ontving) om de positieve aspecten van seksualiteit in de kindertijd te onderzoeken, laat staan voor onderzoek dat seks tussen volwassenen en kinderen "propageert".

Vorige Start Omhoog Volgende