Vorige Start Omhoog Volgende

~

[2] Het verbond tussen puritanisme en feminisme en zijn erfenis

De opvattingen en vooronderstellingen die aan het "nieuwe onderzoek" ten grondslag liggen, zijn door seksuologen, seksuele libertijnen, feministen, kinderpsychologen, antropologen en radicale voorvechters voor de rechten van het kind wel bekritiseerd als zijnde een afspiegeling van die Westerse culturele visie die door G. Rubin en anderen wordt aangeduid als "seks-negativisme" [*15].

 Zowel de victimologie als het cultureel feminisme wortelen in dezelfde radicaal-linkse en alternatieve bewegingen van de jaren zestig als die waaruit de "bevrijdingsbeweging voor het kind" en de seksuele "bevrijdingsbeweging" is voortgekomen. Zowel victimologen en cultureel-feministen baseren zich op dit gegeven en laten niet na hun gezindheid met betrekking tot seks als "progressief" te bestempelen.

Finkelhor bij voorbeeld stelt dat zijn stellingname 

"geen onderdeel uitmaakt van de Victoriaanse heropleving, maar aansluit bij de meest progressieve opstelling in deze tijd ten opzichte van seksualiteit." [*16] 

Ondanks deze geruststelling wijst veel erop dat de huidige morele kruistocht tegen seksueel misbruik in feite grote gelijkenis vertoont met de opvattingen, waarden en seksuele ideologieën van het Victoriaanse tijdperk.

Zowel Snitow [*17] , Burstyn [*18] , Pivar [*19] en anderen duidelijk maken, heeft de krachtige stem van het feminisme aan het eind van de vorige eeuw uiteindelijk twee belangrijke stromingen voortgebracht. De meer invloedrijke van de twee, geleid door klasse-belangen en de ideologie van de beweging voor maatschappelijk puritanisme waarbij zij zich uiteindelijk heeft aangesloten, accepteerde de traditionele Victoriaanse visie dat mannen en vrouwen volkomen ongelijksoortige wezens zijn wier bestaan zich in verschillende psychologische en maatschappelijke sferen afspeelt.

Deze activisten beschouwden de mannelijke aard als in wezen laag en gewelddadig. De volwassen vrouw werd gezien als de vaandeldraagster van een hogere, zuivere moraal. In deze visie was de vrouw voortdurend het slachtoffer van die lage, gewelddadige mannelijke aard en werd haar seksuele leven gekenmerkt door constante bedreiging. Men trachtte daarom haar, maar ook adolescenten en kinderen te beschermen tegen de beestachtige natuur van de man. [*20]

De in wezen paternalistische maatregelen die door de feministische beweging voor maatschappelijk puritanisme werden bepleit hebben inderdaad de aandacht gevestigd op gevallen waarin vrouwen werkelijk het slachtoffer waren. Bovendien kreeg een kleine groep bevoordeelde vrouwen hierdoor de gelegenheid op economisch of politiek gebied daar hun voordeel mee te doen. 

De andere kant van de medaille was echter dat de mobiliteit en de mogelijkheden met betrekking tot een echte economische bevrijding en seksuele verkenning werden beperkt. Vrouwen bij voorbeeld die zich -- vooral tijdens hun adolescentie en aan het begin van hun volwassenheid -- niet conformeerden aan de voorschriften die het maatschappelijk puritanisme aan passend seksueel gedrag stelde, werden door deze feministen veroordeeld met een vijandigheid die vergelijkbaar is met die van mannelijke geweldplegers. Uiteindelijk vormden deze seksuele "delinquenten" aan het eind van de vorige eeuw de grootste categorie bewoners van tuchthuizen voor vrouwen in Amerika.

De tweede stroming in het feministisch activisme, geringer in aantal en invloed, benadrukte de gelijkheid van volwassen vrouwen en volwassen mannen en richtte zich op veranderingen die ten doel hadden de volwassen vrouw niet alleen te bevrijden van de overheersing en het geweld van de zijde van de man maar ook van het paternalisme van het verbond van maatschappelijk puritanisme en feminisme. Een aantal van deze activisten trachtte dit doel te verwezenlijken via de seksuele bevrijdingsbeweging, of via de socialistische politiek. [*21]

In de traditie van het maatschappelijk puritanisme in het feministisch activisme waren heel wat kenmerken van de Victoriaanse seksuele cultuur terug te vinden. Met betrekking tot bepaalde kwesties werd aansluiting gezocht met krachtige groeperingen die gedomineerd werden door mannen die er tegen gekant waren dat vrouwen in welke vorm dan ook echte maatschappelijke of politieke macht zouden krijgen. 

Zowel de ideologie als de strategie van de beweging zijn terug te vinden in de activiteiten van anti-pornoactivisten in de jaren tachtig van onze eeuw en bij die feministen die zich in hun dialoog en activiteiten voornamelijk richtten op de gevaarlijke en uitbuitende aspecten van seksueel gedrag. [*22] 

Literatuuronderzoek laat zien dat er verband bestaat tussen de anti-porno beweging en dat deel van de beweging tegen seksueel misbruik dat zich manifesteert in het "nieuwe onderzoek"; men zou hen haast synoniem kunnen noemen.

Zowel Diana Russell als Florence Rush bij voorbeeld

(het werk van Rush wordt gerekend tot het eerste en meest invloedrijke materiaal van het "nieuwe onderzoek" op het gebied van seksueel misbruik) 

hebben niet alleen bekendheid gekregen door hun activisme op het gebied van de anti-pornobeweging, maar ook vanwege hun werk op het terrein van seksueel misbruik.

Pornografie, aldus Russell in haar artikelen en lezingen, maakt vrouwen, adolescenten en kinderen tot slachtoffer. [*23] Zij spreekt zelfs van het huidige "pornografische schrikbewind" [*24]. Evenals Finkelhor [*25] stelt zij dat alleen al het blootstellen van kinderen aan pornografie een vorm van seksueel misbruik is [*26]. En opnieuw in eensgezindheid met zowel Finkelhor als Bass [*27] , noemt zij pornografie een factor die seksueel misbruik van kinderen waarschijnlijk mede veroorzaakt. [*28]

In dit soort uitspraken alsook in het gebruik van slogans als "pornografie is geweld tegen vrouwen" worden opnieuw schending van de moraal en fysiek geweld op een lijn gesteld. Deze vergelijking is nog verdedigbaar als metafoor. Maar ze wordt door anti-porno activisten en activisten tegen seksueel misbruik bijna letterlijk genomen.

Vervolgens stelt Russell dat de "roofzuchtige" mannelijke seksualiteit zich duidelijk manifesteert in het feit dat vrouwen, adolescenten en kinderen het slachtoffer worden van pornografie en dat mannen "neigen naar geweld, verkrachting, seksuele kwelling en seksueel misbruik van kinderen" [*29]. 

Er zijn ook feministen die dit soort opvattingen bekritiseren: volgens hen schilderen anti-porno activisten en anderen die deze algemene ideologie aanhangen alle mannelijk seksueel gedrag af als "in wezen agressief" [*30] en vertonen zij de grootst mogelijke afkeer van heteroseksualiteit, een afkeer die in feite nog maar een "topje van de ijsberg van afkeer van seks in het algemeen" [*31]. 

Tegen het licht van deze uitgesproken afkeer is het gemakkelijker te begrijpen waarom Russell de seksuele relatie tussen een volwassene en een kind op één lijn stelt met kinderen in een kelder opsluiten of hulpeloos achter te laten [*32], waarom Finkelhor dergelijke contacten afschildert als even immoreel als slavernij [*33] en waarom Herman stelt dat incest eenzelfde verwoestende werking op vrouwen heeft als verminking van haar genitaliën. [*34]

Antropologe Gayle Rubin analyseert de geschriften van de anti-porno beweging en op dit gebied actieve feministische bewegingen als volgt:

"De dialoog die wordt gevoerd over seksualiteit heeft niet zozeer te maken met seksuologie als wel met demonologie, waardoor het overgrote deel van het seksueel gedrag in het slechts denkbare licht komt te staan. De beschrijvingen van erotisch gedrag worden steevast geïllustreerd door het slechtst mogelijke voorbeeld dat dan als representatief wordt voorgeschoteld. Er worden voorbeelden gegeven van de meest walgelijke pornografie, vormen van prostitutie in hun meest uitbuitende vorm, en de meest onsmakelijke en meest shockerende variaties op seksueel gebied. Deze retorische tactiek geeft voortdurend een verwrongen beeld van menselijke seksualiteit, die daardoor als onverminderd lelijk naar voren komt." [*35]

Ellis geeft op het werk van Robin Morgan, dat representatief is voor het door Rubin geanalyseerde materiaal, het volgende commentaar:

"Een situatie waarin de man, op welke manier dan ook, seksueel wordt geprikkeld en daarmee een seksuele reactie bij de vrouw opwekt die voor haar een bron van genot vormt, is voor Morgan eenvoudig ondenkbaar." [*36]

(Volgens Morgan vindt verkrachting plaats "op elk moment dat seksuele gemeenschap plaatsvindt waartoe niet door de vrouw het initiatief is genomen".) 

Impliciet gaat deze definiëring ervan uit dat in feite zelfs heteroseksuele contacten tussen volwassenen die met tederheid en liefde gepaard gaan, als gewelddadige verkrachtingen beschouwd. Andrea Dworkin, een vooraanstaand anti-porno activiste en eveneens een uitgesproken activiste op het gebied van seksueel misbruik, laat er geen misverstand over bestaan: "geslachtsgemeenschap is straf".

Waar het "nieuwe onderzoek", overeenkomstig de Victoriaanse traditie, een nogal pessimistische kijk heeft op het mannelijk seksueel gedrag, wordt het beeld van de vrouw, de adolescent en het kind -- met name het kind -- daarentegen sterk geïdealiseerd. Het Victoriaanse ideaalbeeld van het kind als seksloos, onschuldig individu komt heel duidelijk terug in de steeds weerkerende, ongegronde beweringen van victimologen dat het kind per definitie geen behoefte (kan) hebben aan seksuele contacten met volwassenen, noch daaraan vrijwillig kan of wil meewerken. [*37]

Zo stelt Russell dat het kind zelf nooit incestueuze seksuele verlangens kan hebben en altijd het slachtoffer is van de projectie van een (mannelijk) familielid van diens eigen verlangens [*38]. Over de verleiding door vaders van hun dochters zegt zij het volgende:

"Zelfs het veelvuldig gebruikte woord 'verleiding' in deze context is een aanstootgevende, verkeerde benaming. Deze term gaat uit van wederkerigheid -- zo niet vanaf het begin dan toch vanaf het moment dat het kind zich overgeeft. Maar het idee dat een vader zijn dochter zou verleiden, in plaats van met geweld nemen, is op zichzelf een mythe. En het idee dat dochters hun vaders zouden verleiden is een dubbele mythe." [*39]

De vraag of dochters wel of niet hun vaders zouden verleiden kan wellicht nog ter discussie worden gesteld, maar stellen dat de verleiding van dochters door hun vaders een mythe is, is een redeneertruc die zowel tegen het gezond verstand als de regels van bewijsvoering ingaat. 

Het gebruik van de term "mythe" met betrekking tot verschijnselen die feitelijk zijn vastgesteld is een typisch retorisch instrument dat zowel door het "nieuwe onderzoek" als door politieke propagandisten wordt gehanteerd. 

Dit soort methoden mag dan in de politieke arena nog bruikbaar en op zijn plaats zijn, binnen de context van wetenschappelijk onderzoek zijn zij absoluut verwerpelijk. 

Bass spreidt een vergelijkbare vorm van idealisme ten toon wanneer zij beweert dat "in ieder seksueel contact tussen een volwassen man en een kind of adolescent sprake is van dwang" [*40].

Verder stelt zij dat, per definitie, een kind geen behoefte kàn hebben aan seksueel contact met een volwassene zodat het nimmer het initatief daartoe kan nemen. [*41]

Sterker nog, Bass typeert het seksuele contact tussen een volwassene en een kind als een ontheiliging van het kind. Daarmee verwoordt zij onbewust in letterlijke bewoordingen de visie van een aantal in dit hoofdstuk genoemde schrijvers ten aanzien van kinderen en van seks.

Vorige Start Omhoog Volgende