Opinie
# 30
|
|
Ayaan Hirsi Ali
is het meest opgevallen met haar profeet, tot in het verre buitenland
toe. | |
|
Minder
opvallend was de oproep van een groep bekende Marokkanen. | |
|
De jonge
Marokkaanse Nederlanders deden beduidend meer van zich horen en maakten met hun
gedrag heel wat tongen los. | |
|
Alom werd
gesproken over de AEL-NL, een nog kleine groep die veel stof deed
opwaaien. | |
|
Een deel van
die stof gaat over de islamitische staat omdat de AEL zegt deze na te
streven. | |
|
Er is angst
voor terrorisme. Twee 'terroristenprocessen’ vroegen de nodige aandacht. | |
|
Op de achtergrond speelt het debat over het cultureel relativisme versus de cultuurkritiek, waar de neoconservatieven het gaarne over hebben. | |
|
Als gewoonlijk
eindigen wij met de vraag Kan ik ook iets doen, iets zinvols? Ja, dat kan. Er zijn genoeg zinvolle
projecten te vermelden. |
Ayaan
Hirshi Ali was binnen enkele dagen wereldberoemd nadat zij in Trouw van 25
januari 2003 de profeet Mohammed een perverse tiran genoemd had. ‘Tiran’
vanwege zijn dominantie als politiek en militair leider, ‘pervers’ vanwege
zijn huwelijk met een negenjarig meisje. Van of namens 21 landen kwamen
diplomatieke protesten binnen. Deze landen die zelf geen vrijheid van
meningsuiting deden, in een voor ons niet volgbare redenering, een beroep op het
liberalisme van Nederland om dit soort vrijmoedigheden aan banden te leggen.
Ook in
Nederland volgden reacties van zeer uiteenlopende aard, zoals dat hoort in een
land met vrijheid van meningsuiting. Naar verluidt waren de reacties van vrouwen
sterk verdeeld in een anti-religie groep en een pro-hoofddoekjes groep. Er waren
klachten, aangiften en oproepen tot een fatwa,
maar (gelukkig) meer oproepen tot nuance, tot het bezien van de profeet in de
context van zijn tijd.
Dit laatste is hoe dan ook het meest redelijke standpunt. Voor zijn tijd en cultuur was Mohammed en zijn beroemde Geschrift progressief, vredelievend en zelfs vrouw-vriendelijk. De geschriften echter zijn sinds die tijd niet meer veranderd en ogen ons dus ouderwets. De interpretatie ervan is eigenlijk altijd al onderwerp van debat geweest, al leidde dit niet echt tot modernisering ervan.
In het debat viel (ons) verder op hoezeer dit meer door emoties gevoed werd dan door kennis van de islam.
Of men het nu leuk vindt of niet, er zijn
steeds meer moslims in Nederland, we zijn de
facto een multicultureel land. Dus is niet alleen kennis van ‘onze’
cultuur voor de nieuwkomers een noodzaak, net zozeer is kennis van andere
culturen voor ‘ons’ nu een vereiste.
Een
groep bekende Marokkaanse Nederlanders deed onder de naam koerswijziging.nl
een beroep op de Nederlanders, met name de media, om de spiraal van
negatieve berichtgeving te doorbreken.
Het
manifest heeft nauwelijks reacties opgeroepen, hetgeen vooral aan het manifest
zelf ligt. Het heeft een hoog klaag-gehalte en benoemt de problemen niet echt.
Dit schijnt tot de Marokkaanse cultuur te behoren: men schrijft er als het ware
'omheen'. Er is, hoe dan ook, geen zelf-kritische analyse en geen ander voorstel tot oplossing dan
‘positiever schrijven en spreken’.
Wij vermoeden dat deze ‘oplossing’ een deel is van het probleem: de hoge waarde die de Marokkaanse cultuur hecht aan eer en goede naam en het ontbreken van een traditie van het werkelijk benoemen en onder ogen zien van problemen, gevolgd door een zelfkritische analyse en voorstellen tot oplossingen – andere dan ‘herstel onze goede naam’. Wij willen in elk geval wel een probleem aan de orde stellen dat in Nederland beduidend meer opviel dan het manifest:
Hier
ligt een probleem, namelijk een hoge mate van criminaliteit. Dit is geen
probleem van integratie of inburgering, want zij spreken de taal doorgaans goed
en hebben zich de waarden en normen van de huidige jeugd terdege eigen gemaakt:
lachen, kicken, consumeren, en dan
pronken, eer behalen, een belangrijke
waarde in de Arabische cultuur. Gaat het fout, dan schenden ze echter de eer van
de familie en iets ergers bestaat zowat niet.
De
Marokkaanse cultuur kent een losser gezinsverband dan de Turkse. Men is minder
thuis en wordt minder intensief opgevoed. Bovendien zijn veel (vooral Berberse)
ouders ongeletterd. De straat is voor de jongeren mede een leerschool.
Scholen kunnen hier moeilijk tegenop, evenmin als tegen de invloed van de tv die
via de schotelantennes binnenkomt. Het eindresultaat is dat deze jongens weinig
kennis hebben en simpele zwart-wit denkpatronen. Ze weten niet dat Marokkanen,
evenals de Joden, semieten zijn. Ze onderscheiden de Joden hier
niet van de politiek van de staat Israël; Palestijnen zijn moslims en dus
zijn ze goed - bovendien zijn het ook nog underdogs,
zoals zij zelf zijn. Joden ‘moeten dus dood’, net zoals de nog lagere underdogs in hun visies, de homo’s.
Cruciaal
zijn hier de vaders. We mogen hopen dat hun succes als buurtvaders de start is
van een andere visie op en praktijk van het vaderschap in deze cultuur.
Onderwijs is eveneens van cruciaal belang om de sociaal-economische positie te
verbeteren. De scholen kunnen zich laten helpen door bruggenbouwers: oudere
Marokkaanse jongeren, en laten aanvullen door andere vormen van opvang, mogelijk
opgezet vanuit de moskeeën.
Uiteindelijk moet er een sociaal-economisch middenkader gevormd worden dat voor
een hogere betrokkenheid met de samenleving kan zorgen en deze ook mogelijk kan
maken.
We
zouden kunnen zeggen: word politiek actief, beste jongeren. Nu, dit deden ze al.
Deze
vooral door Marokkaanse studenten gesteunde nieuwe politieke groepering trok
terdege de aandacht. Al direct van het CDA dat meteen een verbod wilde instellen,
terwijl in VVD-kringen werd gehoopt op ingrijpen van justitie. Vreemd: christen-democraten
die moslim-democraten de mond willen snoeren, liberalen die de vrijheid van
vereniging willen insnoeren. Men reageert vanuit angst, niet vanuit kennis en
rationaliteit.
Het punt is hoe men tegen een dergelijke
nieuwe groepering aankijkt. Menigeen reageert vanuit angst direct afwijzend,
anderen achten het een verrijking van de democratie. De punten die de AEL in wil
brengen zijn lang niet allemaal gedegen doordacht en al zeker niet vanuit een
politieke ervaring nader ingevuld, maar dit gebeurt bij elke nieuwe groepering,
dus al zeker bij een vooral door jongeren bevolkte groepering.
Cruciaal is of men ‘de democratie’
opvat als
|
‘de
macht van de meerderheid’ (dit zouden dan de westers ingestelde autochtone
Nederlanders zijn), of als | |
|
‘het
open debat tussen een veelheid aan meningen’, ofwel als de bestuursvorm van
een multiculturele samenleving. |
Onze
samenleving is al multicultureel. Dan
ook graag goed, open en kritisch.
In dit debat speelt de mogelijkheid van een islamitische staat een rol. De AEL lijkt deze te willen invoeren zodra men de meerderheid heeft. Men vreest de islamitische wetgeving, de shari'a, waarvan doorgaans niet veel meer bekend is dan dat men de handen van dieven af wil hakken.
Wat meer verdieping in deze materie leert dat de islamitische staat niet bestaat. Er zijn drie landen die zich zo noemen en deze verschillen onderling danig. Bovendien streeft niemand na wat men daar in praktijk brengt. Er bestaat niet meer dan een vooralsnog rijkelijk vaag idee van 'de islamitische staat', welks bestaan dan alle problemen zou oplossen. Dit idee verwijst naar de oorspronkelijk Oemma, de moslimgemeenshap, en wel die in Medina die volgens historische geschriften - en bezien in de context van die tijd en cultuur - inderdaad vreedzaam geweest moet zijn.
Ook bestaat de shari'a niet als wetboek. Het is geen wetboek. Het is een verzameling spreuken die gezamenlijk de ideale rechtvaardige samenleving willen omschrijven, maar die doorgaans verre van concreet zijn.
De angst voor een islamitische staat met shari'a is inderdaad niets meer dan een angst, een gevoel. Enige verdieping in deze kwesties zou de Nederlanders niet misstaan. Gelukkig verschijnen er steeds meer artikelen met achtergrondinformatie in de opiniepers.
Het gebeuren op 11 september 2001 heeft het multiculturele debat in Nederland, reeds gaande, veranderd. Plotseling was er angst voor terrorisme, vertaald als angst voor moslims. Deze hebben dit terdege gemerkt. Ze werden ineens gezien en aangesproken als moslim hoe weinig men ook aan geloof deed en, naar velen klagen, als Marokkaan, hoezeer men ook Nederlander geworden was of van geboorte af aan al geweest was. Dit bracht een verdere radicalisering over en weer tot stand.
Twee 'terroristenprocessen' kregen veel aandacht. In beide gevallen volgde vrijspraak op de belangrijkste aanklacht. Er was geen geldig bewijs, slechts informatie van de AIVD die niet controleerbaar is.
Het lijkt of deze processen gevoerd zijn juist omdat er geen geldig bewijs was, namelijk om zo de wetgever ertoe aan te zetten dat soort vage gegevens wel als wettig bewijs te gaan erkennen. Kritische mensen vrezen Oostblok-achtige toestanden met een Geheime Dienst bij wie iedereen met anonieme informatie zijn buren dwars kan gaan zitten. Eigenlijk zijn intussen moskeeën en islamitische scholen ook verdacht en wordt er gedacht aan maatregelen om deze te gaan controleren. Wederom: radicalisering - die eventueel terrorisme eerder aanwakkert dan bestrijdt.
Op de achtergrond speelt een ander debat, aangeslingerd door de neoconservatieven.
Cultureel relativisme houdt in dat men de ene cultuur niet beter acht dan de andere en de verschillende culturen zo vreedzaam naast elkaar wil laten bestaan. Neoconservatieven verwijten aan Links dat men daar onvoldoende kritisch was ten opzichte van de andere culturen die ons omringen en dan men zo wantoestanden als bijvoorbeeld de onderdrukking van de vrouw heeft laten voortbestaan en de problemen met de mantel der allochtonenliefde bedekt heeft, dus niet heeft aangekaart en opgelost.
Wij schreven over de neoconservatieven al: "Behoud het goede" en dit gaat ook hier op: er zit inderdaad iets in. De neocons beroepen zich op Leo Strauss, de Joods-Duitse filosoof die Duitsland tijdig ontvlucht was en die dus alle reden had om kritisch tegenover de toenmalige Duitse cultuur te staan. Men moet alle culturen kritisch wegen, zo schreef hij, en de maatstaf is een norm die we het goede of het juiste zouden kunnen noemen en die we door zuiver redeneren, met Das Reinen Vernuft, om zo met Kant te zeggen, kunnen ontdekken, behouden en zo nodig bijstellen.
Hoe men tegenover het neoconservatisme staat en hoe men Strauss ook uitlegt (daar zit nogal wat verschil in namelijk), het idee van cultuurkritiek mag het winnen van het cultureel relativisme. Het punt is nu dat moslims hier grote moeite mee hebben. Zij zijn sinds de twaalfde eeuw geen kritische studie van hun bronnen meer gewend. Voor zover deze er was, werd ze geweerd. Denk maar aan De Duivelsverzen. Men is daar al snel van zijn geloof gevallen, dus een ongelovige kufir en in de meest fundamentalistische versie van de islam is men dan des doods schuldig. Dat bevordert niet bepaald een kritische houding tegenover de eigen cultuur. Ze zullen er toch ooit aan moeten geloven, aan die kritische houding.
We mogen echter verwachten dat de huidige generatie allochtonen in ons land al levend in deze cultuur zich gaandeweg steeds meer gaan aanpassen aan de westerse leefwijze, inclusief de gewoonte om kritisch te staan tegenover ideeën. Daartoe is het wel nodig om met elkaar te leven en niet langs elkaar heen te leven. Met deze gedachte belanden we in de praktische vraag die gewoonlijk de Tegenwicht essays besluit.
Ja,
zeker kan dit. Een goede multiculturele samenleving wordt opgebouwd in
communicatie met elkaar, in een dialoog dus. Die dialoog mag en moet wel
kritisch zijn. Niet: langs elkaar heen leven, maar met elkaar in contact treden
en hierin kritisch zijn. Voor sommigen zal dit even wennen zijn, maar beter is
het wel.
Voor
deze communicatie zijn de ouders, vooral de vaders, van de jonge allochtone
Nederlanders van cruciaal belang. Hun wordt gevraagd meer contact op te bouwen
met hun kinderen en hun scholen, meer dan ze in hun cultuur gewend zijn te doen.
Scholen
zijn even cruciaal. Gelukkig zijn er steeds meer projecten waarin de allochtone
leerling beter bereikt wordt. Voor deze is kennis van groot belang om uit de
veelal zwakke sociaal-economishce positie te klimmen. Voor het landelijk beleid
dient dit een prioriteit te zijn.
Voordien
moeten we erkennen dat die multiculturele samenleving er simpelweg al is.
Het is geen ideaal of ‘iets van Links’ dat ‘dus’
vermeden moet worden, het is een feit,
eeuwen lang al.
Dit feit
wordt waar gemaakt in buurten, niet in het Catshuis. Ga de buurt in en ga
communicatie aan: als buurtvader, buurtmoeder, voorleesoma of tuinopa, als
medebewoner in een multiculturele buurt in een multiculturele samenleving. Erken
dit dan maar.
Die
erkenning is iets dat voor sommige autochtone Nederlanders even slikken is. Voor
sommige allochtone Nederlanders zal iets anders ‘even slikken’ zijn,
namelijk dat er niet langs elkaar heen geleefd blijft worden, maar dat er ook
kritisch naar elkaar gekeken zal moeten worden – dus ook naar zichzelf.
Moslims
zijn sinds de twaalfde eeuw niet meer gewend kritisch naar hun geloof en de
uitingen ervan te kijken, dus dat is wel ‘even wennen’ om dit nu toch maar
weer te gaan doen. Het gebeurt al, maar wordt door de conservatieven niet in
dank afgenomen. Er zijn echter ook voldoende progressieve moslims die uitstekend
in de Nederlandse samenleving kunnen wonen.
Om met de directeur van het multiculturele instituut Forum te spreken:
“De moslimwereld moet een eind vooruit worden geschopt, maar óók moeten de autochtone Nederlanders ervan worden doordrongen dat hun land onomkeerbaar verandert.”
Laten we
het dan maar zo goed mogelijk doen. Samen moet het beter lukken dan in een sfeer
van ‘wij’ tegen ‘zij’. Die tijd hebben we gehad.
Lees nu het
Een multicultureel land in debat