Start Omhoog

  Essay # 30

  Een multicultureel land in debat

Balkenende, 2002:
“De multiculturele samenleving is niet iets om na te streven.”
Tegenwicht 2003:
Hoeft ook niet, die is er al.  

Ayaan Hirshi Ali en haar profeet   
Een kritische kijk
Het islamitisch soefisme
Diplomaten klommen in de pen  
Reacties  

Manifest: Een oproep tot koerswijziging  
Het Manifest 
Reactie

Nederlands-Marokkaanse jongens  
Probleem 
Analyse 
Wat te doen?

De AEL-NL 
De AEL-NL 
Reacties 
Visie

De islamitische staat en de shari’a 

De angst voor terrorisme  
Het debat in een nieuwe fase 
Opmerkelijke rechtszaken 
De aard van het debat 

Cultuurrelativisme of –kritiek;
neoconservatisme of progressief-links
   

Kunnen we ook iets doen?

Ayaan Hirsi Ali en haar profeet 

Een kritische kijk

In beroemd geworden uitspraken in Trouw van 25 januari 2003 gaf Ayaan Hirsi Ali een kritische kijk op de islam en in het bijzonder op de profeet Mohammed. Deze was in haar ogen …  

“gemeten naar onze westerse maatstaven, een perverse man. Een tiran. Hij is tegen vrije meningsuiting. Als je niet doet wat hij zegt, loopt het verkeerd met je af.”

Zo kijkt een postmoderne geëmancipeerde vrouw anno 2003 naar wat er in de zevende eeuw gebeurde. Mohammed huwde de negenjarige dochter van een vriend, vandaar dat ‘pervers’.  

Er ging een schok door de moslimwereld. Daar is men zo’n kritische blik niet meer gewend. Doorgaans neemt men er het, na mondelinge overlevering, toen geschrevene in de Qur’an en de Sunna (de levenswijze van de profeet) voor absoluut waar en juist aan.  

Een kritische leeswijze van deze geschriften was tot in de twaalfde eeuw zeker niet ongebruikelijk. Men kon geheel legaal een idjtihad opstellen, hetgeen betekent een ‘inspanning van persoonlijk onderzoek’ ofwel het resultaat daarvan: een eigen beredeneerde (her)interpretatie van de oude geschriften. Daarna is dit een eeuw of acht in onbruik geraakt, hoewel er altijd kleine kritische groeperingen zijn gebleven.  

Hoewel: klein? Op zijn minst mag een grote stroming zeker vermeld worden in een tijd dat men de islam vooral associeert met fundamentalistische starheid, en meer met het geweer dan met de geest.  

Het islamitisch soefisme

Deze omvangrijke stroming wil los komen van de letterlijke teksten, de rituelen en geboden waar de islam zo rijk aan is. Zij wil de werkelijke betekenis achter deze uiterlijkheden doorgronden en waar maken. Zij wil Het Pad bewandelen, het mystieke pad (al-tariqu) tot de kennis van het goddelijke (al-ma’rifah) en tot de universele mens (al-insan al-kamil). Dit pad voert bepaald niet langs materie en oorlogsvoering, de route is ascese en contemplatie (al-tassawuf wa al-sjuhud).  

Diplomaten klommen in de pen

Niet aldus de diplomaten uit 21 landen. Deze schreven niet even een briefje naar Hirsi Ali zelf, maar en diplomatieke nota naar haar baas, VVD-fractievoorzitter Zalm.  

De ambassadeurs klagen dat Hirsi Ali met haar 'grove' opmerkingen 1,5 miljard moslims over de hele wereld heeft beledigd. Ze eisen excuses van haar en willen dat VVD-leider Zalm afstand neemt van haar visie. (Trouw, 27 febr. 2003

In een voor ons bijna niet te volgen redenering doen zij een beroep op het liberalisme van de VVD en van Nederland om in deze de vrijheid van meningsuiting te beteugelen.  

“Als wordt toegestaan dat dit zo doorgaat, bestaat er een ernstig gevaar - menen wij - dat het imago van Nederland als een land dat gelijkheid, liberalisme en tolerantie bevordert, wordt bezoedeld.” (Trouw, 27 febr. 2003

De vrijheid van meningsuiting, aldus de brief, "zou niet gebruikt moeten worden als een voorwendsel om de religieuze overtuigingen van anderen te denigreren of kleineren".
(NRC 26 febr. 2003

Reacties

Ayaan Hirsi Ali weigerde excuses aan te bieden. Zij riep eerder op tot een derde feministische golf, waarmee de emancipatie van de moslimvrouwen werd bedoeld. Zalm weigerde haar tot de orde te roepen; hij beschouwde de uitlatingen als ‘individuele zielenroerselen’ en zei dat de fractie zich met politiek bezighield, niet met religie. De regering deed niets omdat de brief niet aan haar gericht was.  

Zalm had een prachtige kans om hun duidelijk uit te leggen dat het totaal ongepast is een volksvertegenwoordiger de mond te snoeren. In plaats daarvan smiespelde hij lafhartig dat het hier om de particuliere mening van mevrouw Hirsi Ali ging. Als Zalm niet op het juiste moment kan uitleggen dat de vrijheid van meningsuiting en de scheiding van kerk en staat twee van de belangrijkste pijlers van het liberalisme zijn, waarom leidt hij dan zo’n partij?
– Yoeri Albrecht, Niets geleerd, VN 8 maart 2003.

Intussen kwamen er 157 klachten binnen bij het meldpunt voor discriminatie, alsook een onbekend aantal aangiften. De kranten kregen een vloed aan ingezonden brieven te verwerken. Alom werd opgemerkt dat juist in de landen die protesteerden de vrijheid van meningsuiting ontbreekt, zodat juist deze geen beroep op dit beginsel konden doen.  

Zalm: “Landen als Irak en Libië kunnen beter de vrijheid van meningsuiting in hun eigen land in praktijk brengen”

Zo gaat dit nu. De profeet was al in het jaar 850 ‘seksueel pervers’ genoemd door een monnik in Cordoba, Spanje. Direct na zijn uitspraak werd deze gevangen genomen en na een latere herhaling van de uitspraak ter dood gebracht, gevolgd door 50 mede-monniken, de Martelaren van Cordoba. Discussie was in die tijd wel toegestaan, maar beledigen van de profeet niet. Later, toen de christenen weer de baas waren in Europa, gingen deze niet minder hardvochtig met ‘ketters’ om. Elke afwijkende mening werd bestreden, beledigend of niet.  

Ayaan Hirsi Ali: “Beste heren, neem ons [VVD] programma en pas het toe in uw landen, opdat uw burgers niet meer naar ons vluchten. […] Wat is het heerlijk om het [=kritiek] nu te kunnen uiten zonder dat mijn kop er af gaat.”
(Elsevier 8 maart 2003)  

De reacties in de pers bestaan voor een deel uit bevestiging en uitleg van dat gekwetst zijn. Ook werd er opgeroepen tot een fatwa met een ter dood veroordeling.  

Elsbeth Etty heeft gezocht naar reacties van moslims die het wellicht inhoudelijk niet met haar eens waren, maar wel opkwamen haar recht om dit te zeggen. Zij vond er slechts een.

“Moslims staan niet boven de wet en moeten er dus, net als iedereen, maar tegen kunnen dat wat zij voor heilig houden, door anderen mag worden verworpen, bespot en ontheiligd.” 
(NRC 1 februari 2003)  

Inmiddels is er wel een reactie van moslima’s:   

Zo'n 25 islamitische vrouwen hebben zaterdag in Utrecht een netwerk opgericht, dat zich wil bezighouden met de positie van moslima's in Nederland. Dat was een reactie op de negatieve uitspraken van VVD-kamerlid Ayaan Hirsi Ali over de profeet Mohammed.
's Ochtends hadden de vrouwen onderling gesproken, voor 's middags was de pers uitgenodigd om 'tegen de stroom in mét hen te komen praten in plaats van óver hen'. (Trouw, 2 maart 2003)  

Er waren meer inhoudelijke reacties. Alle betogen zij dat wij de profeet niet met de maatstaven van onze tijd moeten meten, maar hem in de context van zijn tijd moeten bezien. Dit is al met al het meest redelijke standpunt.  

Bij die context hoort dat het nu gewraakte soort huwelijk in die tijd heel gewoon was en zelfs de best denkbare beveiliging voor de vrouw in kwestie - en haar stam of clan - bood. Het huwelijk schijnt beduidend later pas in functie te zijn getreden. Misschien hebben wij nu ook wel blinde vlekken en irrationele opvattingen, bijvoorbeeld waar het de onderwerpen seksualiteit en kinderen aangaat.  

Ook was het gebruikelijk dat de functies van religieus, politiek en militair leider in een persoon gecombineerd werden. Mohammed verschijnt dan als een profeet die milder dan anderen met vrouwen en conflicten omging dan toen gebruikelijk was en dus in zijn tijd en op zijn manier verlicht en emanciperend bezig was. Hij werd niet voor niets op grote schaal nagevolgd. Ook als politiek en militair leider was hij, blijkens de historische geschriften, voor zijn tijd en cultuur bepaald vreedzaam. Hij koos voor diplomatiek overleg en verdragen en pas als dat faalde voor een veldtocht. Hij was ook een geniaal militair: de meeste stammen sloten al vrede bij het naderen van zijn leger dat niet eens groot was. Er volgde dan een verdrag en geen veldslag. Degene of die stam of clan die een stap verder ging en zich bekeerde tot de islam, hun werd alles vergeven en zij startten met een geheel schone lei. Voor die tijd en cultuur was dit ongehoord vreedzaam. 

Dat er een islamitisch rijk uit groeide was angstwekkend voor Europa, maar dit verschilt in essentie niet van het ontstaan van het Heilige Roomse Rijk, het Britse Imperium en heden ten dage de dominantie van de VS. We hebben de algebra, de sterrenkunde en veel meer wetenschappelijke en culturele verworvenheden, waaronder de herleving van de klassieken, te danken aan dat islamitische rijk.

Cruciaal in de hele discussie is de vrijheid van meningsuiting die in onze grondwet verankerd is. Wat we verder zien in het debat is dat er vaak emotioneel gereageerd wordt en dat niet iedereen last heeft van kennis van zaken van de islam en deszelfs bronnen. Het debat wordt dan al snel een welles-nietes debat zoals dat, volgens Marja Vuijsje in Opzij van maart 2003, nu onder vrouwen plaats vindt. Jammer, maar wel een consequentie van de vrijheid van meningsuiting die ons toch ‘heilig’ is. Deze vrijheid heeft echter nog een consequentie. Of men het nu leuk vindt of niet, er zijn steeds meer moslims in Nederland, we zijn de facto een multicultureel land. Dus is niet alleen kennis van ‘onze’ cultuur voor de nieuwkomers een noodzaak, net zozeer is kennis van andere culturen voor ‘ons’ nu een vereiste.    

Lees meer over dit onderwerp

Manifest: Een oproep tot koerswijziging

Het Manifest

Kort voor Ayaan Hirsi Ali haar uitspraken deed, bracht een aantal (‘prominente’) Marokkanen een manifest uit, getiteld koerswijziging.nl . Het is een min of meer hartstochtelijk pleidooi om te stoppen met de vloed van negatieve publiciteit over Marokkaanse Nederlanders, als zouden deze allemaal crimineel of erger zijn.  

“We worden overspoeld met vermoeiende discussies waarin pseudo-kenners ondoordachte standpunten de wereld in helpen. Ongefundeerde one-liners worden de huiskamers ingeslingerd, zonder enig bekommering om het effect dat zij kunnen hebben. Dit leidt helaas te vaak tot primaire reacties onder onze medeburgers.”

“We doen een dringend appèl aan onze samenleving om ons allen te bezinnen op hoe het zo ver heeft mogen komen… om ons af te vragen waarom wij hier onverwachts deze historische en ongebruikelijke stap moeten nemen.”  

“Wij roepen eenieder op om in de geest van dit manifest een nieuw hoofdstuk in te luiden en deze boodschap verder te dragen in deze spannende verkiezingstijd.”  

Reactie

Veel reactie heeft de oproep niet gehad. Erg duidelijk en concreet is hij, eerlijk gezegd, ook niet. Het oogt vooral als een emotioneel appèl met een hoog klaag-gehalte. Het publieke antwoord kwam van columnist Ephemenco in de vorm van een Open Brief in Trouw van 27 januari 2003.  

Deze boodschap aan u komt voort uit onbehagen en het intense verlangen om een negatieve spiraal te doorbreken.

Dat mijn eerste zin precies overeenkomt met de eerste zin uit uw Manifest zult u me hopelijk niet kwalijk nemen. Hij geeft uitdrukking aan mijn eigen gevoel van onbehagen en mijn eigen verlangen om wat u de 'negatieve spiraal' noemt te doorbreken. Maar ik vrees dat de overeenkomsten tussen uw tekst en de mijne tot deze eerste zin beperkt zullen blijven.  

Ephemenco mist, en terecht, een onder ogen zien van de problemen die met name Marokkaanse jongeren te zien geven en een zelf-kritische kijk op deze problemen. Het manifest is een oproep aan de autochtone Nederlanders, en met name de pers, om positiever over Marokkaanse Nederlanders te spreken. Het is geen oproep aan de laatsten zelf om hiertoe meer aanleiding te geven. Er is geen zelf-kritische analyse en geen ander voorstel tot oplossing dan ‘positiever schrijven en spreken’.

Wij vermoeden dat deze ‘oplossing’ een deel is van het probleem: de hoge waarde die de Marokkaanse cultuur hecht aan eer en goede naam en het ontbreken van een traditie van het werkelijk benoemen en onder ogen zien van problemen, gevolgd door een zelfkritische analyse en voorstellen tot oplossingen – andere dan ‘herstel onze goede naam’.

Veel meer reactie heeft het manifest niet gehad. Wel werd in vrijwel de gehele geschreven pers door Marokkaanse Nederlanders gereageerd op de berichtgeving. De standaard reactie was: het is slechts een minderheid die voor de negatieve berichtgeving aanleiding geeft. Om de meest recente hiervan te citeren:  

Tussen twee kampen die alle aandacht krijgen van zwart-wit denkers en schrijvers bestaat er ook een kamp in het midden. Dat krijgt te weinig aandacht. Juist schrijvers als Stephan Sanders, die zich in Marokkanen en moslims hebben ‘gespecialiseerd’, moeten zich meer verdiepen in dat kamp in het midden. Dan ontstaat er absoluut een heel andere beeldvorming over moslims en Marokkanen in Nederland.
Het is namelijk een kamp met de sleutelwoorden: humor, respect, gelijkwaardigheid, liefde, zelfkritiek en spiritualiteit.
Dus eigenlijk een heel interessant onderwerp om over te schrijven.
(Fatima Absisnan, Ikbenik-Marokkaan; VN 21 juni 2003)  

Wij zullen toch ook kritisch moeten kijken naar waar de problemen wel liggen. Hebben de bekende Nederlandse Marokkanen met hun manifest nauwelijks de aandacht getrokken, des te meer haalden Nederlands-Marokkaanse jongeren de kolommen van de pers en des te meer reacties riepen zij op.

Nederlands-Marokkaanse jongens 

Hierover is zoveel gepubliceerd dat een korte vermelding en een kernachtige analyse kan volstaan.  

Probleem  

Deze jongens wisten steeds weer de aandacht op zich te vestigen, van de vreugde-uitingen op een brugje in Ede op 11 september 2001 tot de verstoringen van de dodenherdenking op 4 mei 2003. Hun gedrag verleidde een politicus al tot de weinig diplomatieke maar sindsdien veel gebruikte uitdrukking “kut-Marokkaantjes”.    

Nog onlangs, in augustus 2003, deden de jonge Marokkaantjes van zich horen. na een demonstratie tegen geweld (door de politie, tegen Marokkanen, zoals men dacht), zorgden een veertig jonge Marokkanen voor een spoor van vernielingen.

Statistieken, herhaaldelijk gepubliceerd, geven aan dat de jeugd een goed aandeel van de criminaliteit voor haar rekening neemt. Daarvan scoren allochtonen hoger dan autochtonen en binnen de eersten springen vooral de Marokkaanse en Antilliaanse Nederlanders er uit – beduidend minder dan de Turkse.  

De schooluitval is enorm: dertig procent, veel meer dan die van de meisjes met hun tien procent (CBS gegevens).    

Analyse  

Zowel Marokkaanse als Turkse jongeren hangen doorgaans de islam aan, dus daaraan kan het verschil niet liggen. Wel aan de cultuur. Turken kennen een veel hechtere gezinsstructuur en daardoor een veel intensiever opvoedproces, dat wil ook zeggen: een opvoeding in meer conservatieve waarden. Marokkaanse Nederlanders hebben relatief grotere gezinnen in kleinere huizen, kennen relatief meer werkloosheid en hebben minder sociale samenhang en controle. Bovendien zijn veel, vooral Berberse, Marokkaanse ouders ongeletterd. Hun enige bron is vaak de schotelantenne die bepaald eenzijdige informatie aanreikt. De Turkse Nederlanders hebben veel meer een geletterd sociaal en economisch middenkader opgebouwd.

Kinderen van Marokkaanse Nederlanders spelen doorgaans buiten. Zij vertoeven meer in de samenleving en zijn mede daardoor wat moderner dan hun Turkse landgenoten. Echter: moderner in de zin van de waarden en normen van de jongeren van deze tijd: plezier hebben, lachen, kicken, consumeren.    

De ouders voelen zich verantwoordelijk voor wat binnenshuis plaats vindt, maar niet voor wat daarbuiten gebeurt. Dat is het domein van de school en de staat of gemeente, de politie dus. Met de school is doorgaans weinig contact. Veel ouders weten niet wat zich daar afspeelt. Binnenshuis lijkt het contact tussen ouders en kinderen minder hecht dan in Turkse gezinnen het geval is. Er vindt vooral schijnaanpassing plaats. Kinderen houden zich thuis in en leven zich buiten uit - dat wil zeggen: de jongens.  

Deze omschrijven zichzelf als ‘heethoofden’: impulsieve gevoelsmensen die ook nog hun zin goed kunnen doordrijven en niet snel opgeven. Ze kennen een trots en een eergevoel, dat echter scherp botst met hun feitelijke sociale en economische situatie als underdogs. Vanuit die positie zijn ze wantrouwend ingesteld.  

Aan eer wordt grote waarde gehecht maar dit wordt vooral materieel vertaald als het bezitten van horloges, sierraden, merkkleding, telefoons en scooters. 

Hoezo integreren? Die Marokkaanse jochies zijn toch al volledig geïntegreerd? Ze willen snelle auto's, mooie meisjes en veel geld. Net als de Nederlandse jongens.
(Paul Frissen in dVk 8 februari 2003)

 Immaterieel wordt het vertaald in durf, durven uitdagen, ook durven gokken. Ze vervelen zich, maar qua karakter hebben ze grote behoefte aan kicks. Zo ligt criminaliteit om de hoek van de deur. Als men gepakt wordt, wordt de positie van het slachtoffer of de samenleving niet als probleem gezien. Wel de eigen positie en het feit dat de eer van de familie is beschadigd.  

Deze analyse wordt bevestigd door het prijswinnende essay van havo-scholiere Hassana Aynan (Bessems, Trouw 8 juli 2003). 

Op de scholen merkt men dat Nederlands-Marokkaanse jongens doorgaans weinig gevormd zijn, weinig kennis hebben. Formeel zijn ze moslims maar dit houdt weinig meer in dan dat ze zich aan enkele uiterlijkheden houden en enkele verzen kennen zonder deze te begrijpen. Hun wereldbeeld is simpel en zwart-wit. Ze hebben geen idee wat de Tweede Wereldoorlog was en wanneer die plaats vond. Ze maken geen onderscheid tussen Joden en de staat Israël en haar politiek. Palestijnen zijn moslims, dus goed, en bovendien ook nog underdogs. Hun eigen underdog positie compenseren ze met het trappen naar nog lagere wezens: ‘homo’s en joden moeten dood’. Begrijpelijkerwijs hebben scholen het hier moeilijk mee. Ze hebben ook concurrentie van de tv programma’s die per schotelantenne compleet andere informatie aanreiken. (Mol & Rottenberg, NRC 14 juni 2003)  

Laten we, met alle aandacht voor de jongens, ook niet vergeten dat er vooral bij de meisjes veel problemen zijn, waaronder suïcide(pogingen) en depressies. (Brandt, Trouw 8 juli 2003)    

Wat te doen?

Cruciaal is de opstelling van vaders en de andere mannelijke familieleden. De moeders zijn lief maar onmachtig. Mannen staan in die cultuur boven vrouwen en dit kan inhouden dat de moeder de zoon gehoorzaamt in plaats van andersom.    

  De as van de Marokkaanse opvoeding is de vader-zoon-relatie. 
(Martine Delfos, Aangevreten zelfbeeld; 0-25, juni 2002)

Het komt, denkt ze, doordat vaders weinig thuis zijn, terwijl de moeders volgens haar ‘te lief’ zijn voor hun zoons. […]
Marokkaanse ouders moeten meer praten met hun kinderen. Sommigen weten niet eens in welke klas hun dochter of zoon zit.
(Hassana Aynan in Bessems, Trouw 8 juli 2003)    

'Ouders eisen veel, maar tonen geen interesse in de studie van hun kind', stelt een tweede-generatie-vader, 'veel ouders weten niet eens wat er op school gebeurt.' [...]
[Een andere vader:] 'als een zoon zijn huiswerk niet leuk vindt en zijn vader interesseert zich niet voor hem, gaat het fout. De jongen komt thuis, draait jointjes. De vader zit in het theehuis. [...]' 
'Wat denk je als vader als jouw kind in het criminele circuit zit? Praat je dan met de politie, de moskee, de school? nee, wij Marokkanen doen dat niet. Wij gaan thuis zitten bidden. De vader is beschaamd en laat zijn zoon schieten.'
[...]
De botsing tussen twee culturen trekt een scheidslijn dwars door het gezin. Tussen de twee generaties staat een onzichtbare muur; ze leven langs elkaar heen. [...] 'Er is totaal geen communicatie.
(Maaike Miedema in 'Marokkaanse vaders [...]'in 0-25, juni 2002)'

Daarom zijn de buurtvaders belangrijk. We spraken er al eerder over in eerdere opiniestukken. Terecht is menigmaal opgemerkt dat het vreemd is dat deze vaders een prijs krijgen en binnenkort misschien zelfs loon voor iets dat als vanzelfsprekend hun taak zou moeten zijn: op hun kinderen passen. Anderzijds doen zij meer dan passen op hun eigen zonen en steken zij er heel wat uren in. Zij kunnen zorgen voor een doorbraak in het denken, in de kijk op het vaderschap in hun cultuur.  

Even cruciaal zijn de scholen. Dit is niet eenvoudig. Er is hoge schooluitval onder Marokkaans-Nederlandse jongens: dertig procent. Vaak ook verlaten zij de school al vroeg omdat zij direct na de leerplichtige leeftijd als volwassen worden beschouwd. Maar ook voor degenen die nog op school zijn gaapt er een kloof tussen de visie, kennis en beleving van leerlingen en leraren. Leraren zullen zich moeten bijscholen. Mogelijk kunnen oudere jongeren hier een brugfunctie vervullen.  

Ook anderen kunnen dit. De Turkse gemeenschap kent een aantal instituten voor naschoolse opvang, sport, religieuze vorming en dergelijke, geleid door en vanuit Milli Görüş. Islamitische scholen en vanuit de moskees opgezette voorzieningen zijn wellicht niet de meest progressieve en liberale instituten, maar vormend zijn ze wel. Al leren ze alleen al zelfbeheersing aan, dat scheelt allicht weer iets.  

Voor echte integratie is meer nodig dan inburgering en kennis van de taal. De jongens waar wij nu over spreken beheersen het Nederlands doorgaans uitstekend en ze zijn in die zin prima ingeburgerd dat de waarden en normen van de moderne jeugd geheel ook de hunne zijn. Integratie vraagt ook om kansen op een betere sociale en economische positie. Daarom is onderwijs van cruciaal belang, maar ook werkgelegenheid. In de Turkse gemeenschap is dit beter geregeld omdat er een sociaal-economisch middenkader is van kleine zelfstandigen, van verenigingen en politiek actieve mensen. Daardoor is de Turkse gemeenschap veel meer betrokken bij de samenleving. (Ten Hooven, Trouw 28 juni 2003) 

Lees meer over dit onderwerp 

Wel, zou je zeggen, wordt dan politiek actief, beste jonge Marokkaanse Nederlanders.
Dit deden zij, en zo komen we te spreken over de AEL-NL.  

De AEL-NL
De Arabisch-Europese Liga in Nederland
 

De AEL-NL

Deze nog kleine groep heeft enorm veel publiciteit gekregen. In België was al een AEL actief. Deze kwam volop in de publiciteit toen haar leider Abu Jahjah gearresteerd werd op verdenking van het ophitsen van Marokkaanse jongeren bij rellen die ontstaan waren na een moord op een Belg – naar later bleek ten onrechte. In Nederland trok de groep vooral jonge Marokkaanse Nederlanders aan, doorgaans studenten.  

We stuiten meteen al op iets vreemds, want Marokkanen zijn geen Arabieren maar Semieten of Berbers. De meeste verstaan en spreken het mondelinge Marokkaans-Arabisch, in feite een dialect, of het Berbers, een heel andere taal met eigen schrift, maar slechts een enkeling kan deze talen ook lezen of schrijven. Het geschreven Marokkaanse Arabisch (namelijk standaard Arabisch) wijkt beduidend af van de gesproken taal. Zo ‘Arabisch’ zijn ze dus niet.  

Over het programma van de AEL willen we hier kort zijn. Er staat meer over te lezen in de “lees meer” lijst. Het staat vol tegenstrijdigheden. Wel de shari’a invoeren (waarover straks meer), maar slechts via een meerderheid van stemmen. Als die er is: alcohol, drugs en prostitutie verbieden. Men is tegen de staat Israël als “zionistische identiteit” en men staat “een grote Arabische staat” voor, “waarin alle Arabische en islamitische landen zijn verenigd”.
(Partijprogramma; Olgun in NRC 1 maart 2003

Men is voor een tolerante multiculturele samenleving, maar dan wel zonder zichtbare homo’s en andere westerse verdorvenheden. Men is niet racistisch, maar de partij is wel alleen voor moslims bedoeld.  

Reacties

Het gaat ons hier vooral om het multiculturele debat, dus om hoe in Nederland op de komst van de AEL gereageerd is.  

Voorop gingen het CDA met een poging tot verbod en Gerrit Zalm, VVD, met de hoop op hetzelfde. Dit zijn erg ondoordachte reacties voor een op religie gebaseerde partij en een liberale partij. Men reageert vanuit angst, niet vanuit kennis en rationaliteit.  

Meer enthousiasme kwam van Nederlands-Marokkaanse jongeren, vooral studenten. Deze voelden zich buitengesloten en hoopten nu ook eens goed vertegenwoordigd en gehoord te worden. Alom werd de vergelijking met Pim Fortuyn en de LPF getrokken, door voorstanders zowel als door tegenstanders. Anderen denken eerder aan een Janmaat, zoals Herman Vuijsje in een kritisch betoog concludeert.  

De AEL zelf tenslotte maakte de vergelijking met de LPF waar, namelijk door bestuurlijke problemen, interne verdeeldheid en ruzies, inclusief bedreigingen. “Lastercampagne”, reageert de AEL-NL, “van anti-islam tegenstanders”. De VVD (Wilders) hoopt andermaal op onderzoek door het OM (NRC 7 juli 2003). Intussen heeft de AEL een goed deel van haar achterban aan Nederlandse moslims van zich vervreemd. (Pintado, NRC 5 juli 2003).  

Visie

Het punt is hoe men tegen een dergelijke nieuwe groepering aankijkt. Menigeen reageert vanuit angst direct afwijzend, anderen achten het een verrijking van de democratie. De punten die de AEL in wil brengen zijn lang niet allemaal gedegen doordacht en al zeker niet vanuit een politieke ervaring nader ingevuld, maar dit gebeurt bij elke nieuwe groepering, dus al zeker bij een vooral door jongeren bevolkte groepering.  

Cruciaal is of men ‘de democratie’ opvat als

‘de macht van de meerderheid’ (dit zouden dan de westers ingestelde autochtone Nederlanders zijn), of als

‘het open debat tussen een veelheid aan meningen’, ofwel als de bestuursvorm van een multiculturele samenleving.  

Markant genoeg deed de AEL een beroep op het tweede, in de hoop het eerste te bereiken: een meerderheid, dus macht, dus steun voor hun opvattingen. Angstwekkend? Welnee: de Nederlander laat zich zijn biertje niet afpakken! Een dergelijke partij zal geen meerderheid bereiken, zo al een zetel. Ze mag er wel zijn, gaarne met een wat meer rationele bijstelling van een aantal programmapunten.  

Nederland moet leren leven met andersdenkenden, die soms radicaal anders tegen sociale en politieke kwesties aankijken: dat is niet erg, en ook geen bedreiging voor onze ‘moderniteit’; het hoort bij een pluriforme, sterke en tolerante samenleving.
(Sjoerd de Jong, NRC 20 mei 2003). 

Op de achtergrond van het gehele multiculturele debat speelt angst, waaronder de angst dat de zojuist genoemde moderne samenleving zou veranderen in een islamitische staat.   

Lees meer over dit onderwerp

De islamitische staat en de shari’a  

De islamitische staat bestaat niet. Inderdaad, er zijn drie landen ter wereld die zich zo noemen en die onderling enorm verschillen: Iran, Pakistan en Mauritanië. In mindere mate kan dit gezegd worden van Soedan, Saoedi-Arabië, Libië en Maleisië. Er is niemand die de politiek van genoemde landen echt nastreeft. 

Zo’n staat is niet meer dan een ideaal waarover de meningen nog danig uiteenlopen.  Er bestaat niet meer dan een vooralsnog rijkelijk vaag idee van 'de islamitische staat', welks bestaan dan alle problemen zou oplossen. Dit idee verwijst naar de oorspronkelijk Oemma, de moslimgemeenshap, en wel die in Medina die volgens historische geschriften - en bezien in de context van die tijd en cultuur - inderdaad vreedzaam geweest moet zijn.

Evenmin bestaat de shari’a als wetboek. De shari’a is geen wetboek, maar een verzameling spreuken die gezamenlijk eveneens een ideaal vormen, een code of richtlijn. Zeker niet alleen verboden en straffen, maar ook plichten en rechten. Deze morele codes zijn netjes ingedeeld in klassen: van de onaantastbare die geacht worden rechtstreeks van Allah te komen, via die geacht worden van De Profeet te komen, tot aan de weinig gebruikte uitspraken toe. Dit geheel is dermate onsamenhangend en soms tegenstrijdig, dat er islamitische rechtsgeleerden nodig zijn om e.e.a. uit te leggen. Dit gebeurt dan ook, maar ook hier treffen we verschillende ‘scholen’ of stromingen aan, elk met hun eigen uitleg. 

Er is geen schijn van kans dat een dergelijke verzameling spreuken ons Nederlandse wetboek ooit zou vervangen. Dat is ook helemaal niet nodig, zeggen sommigen, want de Nederlandse rechtsstaat komt al vrijwel overeen met wat in de islamitische geschriften als de ideale staat wordt beschreven. De verschillen tussen beide rechtssystemen, ons huidige en het islamitisch-ideale, worden op een 5 procent geschat. Nergens zijn ook islamieten vrijer dan hier, ook om hun eigen grote variëteit aan opvattingen, scholen en richtingen vorm te geven in groeperingen en uit te dragen in moskeeën en scholen. 

De verschillen zijn dus erg relatief. Hier is scheiding van kerk en staat, maar deze bestaat ook in de islamitische wereld, zij het niet overal. In Het Westen is deze scheiding ook erg relatief; zie de grote invloed van ons CDA en de nog veel grotere invloed van christelijk rechts in de VS. 

Kortom, de angst voor de komst van een islamitische staat is puur een gevoel dat door geen redelijk argument kan worden ondersteund. Maar de angst voor terrorisme dan?

Lees meer over dit onderwerp  

De angst voor terrorisme  

Het debat in een nieuwe fase

11 September 2001 luidde een nieuwe fase in van het multiculturele debat dat hier al lang voordien gaande was. De angst, op de achtergrond al aanwezig, kwam ineens op de voorgrond. Plotseling was al wat moslim was, verdacht. Het popularisme van Fortuyn deed daar nog de nodige scheppen bovenop. We spraken hierboven over Marokkanen. Nu, die hadden er danig last van. Doorgaans hier geboren, zo niet getogen, en in het bezit van een Nederlands pasport, werden zij plotseling niet als Nederlander maar als Marokkaan aangesproken, en, hoe weinig ze aan geloof ook deden, als moslim. Dit heeft een proces van wederzijdse radicalisering in gang gezet. 

Opmerkelijke rechtszaken

We pakken nu de draad op in het jaar 2003. We werden geconfronteerd met Eindhovense jongeren die mogelijk geronseld waren voor de djihad en die in Pakistan stierven. Amsterdamse jongeren gingen naar Tsjetsjenië ten strijde, maar kwamen niet ver. Vervolgens werden er twee  processen gevoerd tegen mensen die verdacht werden van het opzetten van een netwerk voor de jihad. 

In beide processen werden de verdachten op dit punt vrijgesproken.[*] In het Rotterdamse proces sprak de rechter zelfs uit dat de werkwijze van het OM “verbeten”, “ernstig onzorgvuldig” en “zorgwekkend” was. Dit was onder andere omdat de bewijslast oncontroleerbaar was omdat deze van de AIVD stamde en deze haar bronnen niet prijs gaf.   

* Pas op september 2005 lezen we in de NRC dat het OM het hoger beroep tegen deze vrijspraak heeft ingetrokken.

VVD-Kamerlid Geert Wilders riep onmiddellijk op tot het controleren van moskeeën en tot het doen inzien door de rechter van de AIVD rapportage – niet door de advocaat, hetgeen strijdig is met ons rechtsstelsel van gelijke wapens van aanklager en verdediger. Minister Donner toog meteen aan het werk om de wet zodanig te veranderen dat dergelijke gegevens in de toekomst wel gebruikt kunnen worden. Vermoedelijk zijn de rechtszaken juist daarom gevoerd: omdat er geen geldig bewijs was en om de wetgever ertoe aan te zetten die situatie te legaliseren. 

Kort daarna meldden de media, o.a. Trouw op 12 juni 2003, hoe in Engeland met dergelijke zaken wordt omgegaan: soortgelijke verdachten zitten zonder enige aanklacht al anderhalf jaar vast in de zwaarste gevangenis van het land. Advocaten worden er van geheime hoorzittingen geweerd. Er zijn wetten die de autoriteiten vrijwel blanco volmachten geven. In de VS is het al niet anders. Wie daar verdacht wordt van ‘terrorisme’ kan niet rekenen op een eerlijk en openbaar proces en kan zo lang worden vastgehouden als de overheid maar wil. 

Velen uitten de vrees voor Oostblok-achtige toestanden en wezen erop hoe onbetrouwbaar geheime diensten kunnen zijn en hoe gemakkelijk het is je buurman een loer te draaien door anonieme informatie aan te bieden aan deze diensten. Dergelijke maatregelen zouden strijdig zijn met het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens. Hetzelfde zou gelden voor het controleren en vervolgen van mensen louter en alleen omdat zij bepaalde, al dan niet godsdienstige ideeën hebben. Desondanks kwam minister Donner op 24 juni 2003 met dergelijke voorstellen.  

De aard van het debat

Hierboven staan de gegevens. Het gaat ons hier nu vooral om het multiculturele debat dat op de achtergrond gevoerd wordt. Met  genoemde rechtszaken kwam dit debat in de rechtszaal terecht en zo des te meer in de openbaarheid. 

Wat iedereen dan opviel was ten eerste dat de rechters zich gingen baseren op getuigen-deskundigen, en ten tweede dat deze deskundigen elkaar tot op het bot tegenspraken. Duidelijk werd zo dat er een gebrek aan kennis is van de islam en de Arabische culturen en dat de weinige deskundigen het onderling niet eens zijn.  Dit is het inhoudelijke debat. 

Traden in de rechtszaal nog deskundigen op, in de rest van de samenleving vaart men kennelijk, ongehinderd door enige kennis, voornamelijk op emoties, waarvan angst een sterke is.  Was ons multiculturele debat sinds 11 september 2001 al geradicaliseerd, met de angst voor terrorisme, vertaald als angst voor moslims en hun moskeeën en scholen en met het bedenken van maatregelen om die te gaan controleren, trad een volgende fase van radicalisering in. Dit, terwijl iedereen kan bedenken dat juist radicalisering eerder terrorisme oproept dan bestrijdt.

Daarnaast is er een strategisch debat: wat gebeurt er als wij op deze of gene wijze het mogelijke gevaar willen keren? Tasten wij de rechtsstaat aan? Of moet dat dan maar een beetje om de democratie te behouden? Is er een ‘liberale djihad’ nodig, zoals Ayaan Hishi Ali en Geert Wilders (VVD) bepleitten?  In dit soort kwesties is deskundigheid nauwelijks mogelijk, het is een kwestie van keuzen maken. Dit gebeurt op grond van visies, waarachter ook weer emoties schuilen. Angst voedt een neoconservatieve visie, hoop en vertrouwen voedt een meer werkelijk liberale visie.

Dit raakt een kwestie die ook op de achtergrond van het multiculturele debat speelt. 

Cultuurrelativisme of –kritiek;
neoconservatisme of progressief-links 

Over het neoconservatisme schreven wij al “Onderzoekt alles en behoud het goede”. Dit zullen we ook hier moeten doen.  

Enerzijds worden neoconservatieven vanuit angst en een pessimistisch mensbeeld gedreven tot vaak zeer harde en nationalistische politiek.

Anderzijds wijzen zij op iets wat van belang is, namelijk op de gevaren van het culturele relativisme en op de noodzaak van cultuurkritiek. Men beroept zich gaarne op Leo Strauss, de filosoof met de nazi-ervaring die natuurlijk wel aanleiding vond om culturen kritisch te bezien. Anderen echter menen, zoals dat in dit soort debatten een goede gewoonte is, dat men de oude meester verkeerd uitlegt – zie hiervoor bij “Lees meer” (of zie meteen de bestanden strauss_1 en strauss_2). Hoe het zij, een kritische houding kan natuurlijk nooit kwaad.

Cultureel relativisme houdt in dat men, in het edele streven alle mensen gelijke rechten te geven, ook aan verschillende culturen in principe gelijke waarde hecht. De een is niet beter dan de ander. Cultuurkritiek houdt in dat men elke cultuur kritisch weegt en wel een oordeel velt als de een beter bevonden wordt dan de ander.  

Of men het eens is met Strauss of niet, of men hem langs de neoconservatieve lijn uitlegt of anders, duidelijk zij dat kritiek de basis is van het Verlichtingsdenken en zo van onze cultuur. Ook het christendom heeft uiteindelijk baat gehad bij het kritisch bestuderen van de Bijbel en andere bronnen. De bronnen van de islam zijn veel minder kritisch bekeken of de kritiek werd niet aanvaard - fanatiek niet zelfs, getuige het verhaal van De Duivelsverzen. Moslims hebben moeite met cultuurkritiek. Cultuurkritiek echter is de basis van onze democratie. Het relativeren van de verschillen kan betekenen dat men onverschillig langs elkaar heen leeft. Daar is uiteindelijk niemand mee gediend. 

"De cultuurkritiek is het probleem."
(Ellian, NRC 14 juni 2003).

Naast deze constructieve gedachte over de noodzaak van cultuurkritiek, blijft de inbreng van het neoliberalisme in het multiculturele debat problematisch. Een van de problemen is het 'groepshuwelijk' tussen het neoliberalisme, het neoconservatisme, het nationalisme en het populisme. Gezamenlijk gebruiken zij alle mogelijke media om de gedachte te verspreiden dat de problemen met de allochtonen hier, in feite een onderklasse, een cultureel probleem zou zijn. Het zou liggen aan hun cultuur, niet aan de onze - let op het wij-zij-denken. Als zij zich nu aan onze cultuur aanpassen - lees: onderwerpen - dan is het probleem opgelost.

"Niets is minder waar. Die problemen worden voor een groot deel veroorzaakt door sociaal-economische deprivatie. Dat verzwijgen, vergroot de problemen eerder dan dat ze worden verkleind."
"Sociale cohesie creëert men niet door iedereen te binden aan een Nederlandse Leitkultur, maar door iedereen in het genot te brengen van dezelfde civiele, politieke en sociale rechten."
( René Gabriëls in 'Op zoek naar samenhang', De Helling, najaar 2002)

De gevolgen van dit culturalisme zijn niet alleen in de bedrijfskantine, het café of het verjaardagsfeestje te beluisteren, maar ook in de rechtszaal. Sadik Harchaoui schrijft hierover een vlammend artikel, 'Stereotypen in het strafrecht', in De Helling, themanummer 'Het strafrecht', voorjaar 2003. 

De rechtspraak zit vol vooroordelen. Daardoor worden elementaire rechtsbeginselen geschonden ten nadele van allochtonen. Multiculturalisering van het strafrecht moet niet gaan over hoger of lager straffen van eerwraak en vrouwenbesnijdenis, maar over het wegwerken van de stereotypering.

Hardachoui ziet, kort samengevat, stereotypie en onkunde heersen in het gehele justitiële systeem, van onderzoek, via rapportage door deskundigen, tot en met de rechtszaak en het oordeel toe, en daarna nog eens in de justitiële instellingen. Als bron ziet hij het maatschappelijk onbehagen dat dan ten onrechte geprojecteerd wordt op allochtonen en hun cultuur. Die cultuur wordt als het ware mee-beoordeeld, maar niet goed gekend, begrepen en gerespecteerd. 

Kortom, een kritische lezing van de geschriften van neoconservatieve (of neoliberale dan wel nationalistische of populistische) zijde levert als goede bijdrage op de aandacht voor de noodzaak van cultuurkritiek boven cultuurrelativisme, maar verder ook geen echt constructieve bijdrage. 

We mogen echter verwachten dat de huidige generatie allochtonen in ons land al levend in deze cultuur zich gaandeweg steeds meer gaan aanpassen aan de westerse leefwijze, inclusief de gewoonte om kritisch te staan tegenover ideeën. Daartoe is het wel nodig om met elkaar te leven en niet langs elkaar heen te leven. Met deze gedachte belanden we in de praktische vraag die gewoonlijk de Tegenwicht essays besluit.

Lees meer over dit onderwerp

Kunnen we ook iets doen? Iets zinvols? 

Om te beginnen zou iedereen eens kunnen gaan erkennen en toegeven dat de multiculturele samenleving al een feit is – dus geen ‘links ideaal’ dat ‘dus’ bestreden moet worden. Nederland is eigenlijk al eeuwen lang multicultureel.  

We kunnen wel eens een voorbeeld nemen aan Suriname:  

“… die rare, gemengde samenstelling van […] Javanen, Creolen, Hindoestanen, Indianen, Portugese Joden, blanken en alle mogelijke en onmogelijke combinaties daartussen. […] het blijft een vreemd idee dat Surinamers al meer dan honderd jaar ervaring hebben met iets waar Nederland de laatste dertig jaar heel deftig en uitgestreken over doen: de multiculturele samenleving.”
(Stephan Sanders, Niemandsland, column, VN 28 juni 2003.  

We hebben geconstateerd dat het debat over onze huidige multiculturele samenleving in hoge mate wordt geleid door emoties en slechts in geringe mate door kennis. Wel, daar is iets aan te doen. Laat de emotie rustig voortbestaan, maar doe iets aan die kennis, in het bijzonder van de islam.  

“Waarom verdiepen westerlingen zich niet in onze cultuur?”
Razan Moghrabi, presentatrice, in ‘Het ware gezicht van de Arabische tv’, door Joris Luytendijk, NRC 7 juni 2003.

“Aangezien ik over de Koran uiteenlopende meningen te horen kreeg […] heb ik hem maar eens aangeschaft, in de Nederlandse vertaling van Fred Leemhuis. Ik ben nu bij de 25ste soera, dus iets over het midden. […] Voor zover ik na eerste lezing kan concluderen [… enz …]”
H.W. Nelck, ingezonden brief, Trouw, 21 juni 2003. 

Op landelijk niveau zal vooral gewerkt moeten worden aan de zwakke sociaal-economische positie van een goed deel van de allochtone Nederlanders. Er moet een eigen middenkader gaan ontstaan zoals Turkse Nederlanders dat veelal al hebben, maar Marokkaanse nog niet.   

De meeste projecten om communicatie tot stand te brengen, te verbeteren of te handhaven, gebeuren op plaatselijk niveau. Er zijn er talloze door het gehele land. Communicatie is, naast kennis, het beste middel om onjuiste vooroordelen tegen te gaan en om gezamenlijk een nieuwe multiculturele samenleving te scheppen  die niet door ‘wij’ en ‘zij’ denken wordt gedomineerd.  

Zoals gezegd: de scholen zijn hier van cruciaal belang. Hier worden de kansen geschapen voor kennis, communicatievermogen en sociaal-economische vooruitgang. Op tal van scholen zijn projecten gaande waaraan ook ouders en buurtbewoners een zinvolle bijdrage kunnen leveren. Er komen steeds meer brede scholen die meer leveren dan alleen onderwijs en die samenwerken met andere instanties in de buurt.  

Zo zijn er tegenwoordig, naast de voorleesmoeders en buurtvaders, ook buurtmoeders de wijk rond gaan om de vaak sterk geïsoleerde allochtone moeders te helpen bij de opvoeding. In vorige Tegenwicht stukken zijn al diverse voorbeelden genoemd van activiteiten en projecten op buurtniveau. Iedereen woont tenslotte in een buurt.  

Uiteindelijk kan iedereen eens wat meer in contact treden met allochtone landgenoten: niet langer aan hen voorbij lopen, maar met hen spreken. We leven tenslotte al eeuwen lang in een multiculturele samenleving. Dat hoeft geen ideaal of anti-ideaal meer te zijn, het is al een feit. Het is aan ons om er iets goeds van te maken.

Lees meer over dit onderwerp

 

bronnen 30

Start Omhoog