Start Omhoog Volgende

~

Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op bepaalde tendensen in dat deel van de victimologische [*] literatuur dat ook wel wordt aangeduid als het "nieuwe onderzoek" van incest en seksueel misbruik van kinderen. "

Typerend voor de auteurs van dit soort artikelen -- waaronder onderzoekers en klinisch psychologen, maar ook politieke activisten en populaire schrijvers -- is dat zij polemische kunstgrepen en onderzoeksmethoden hanteren die de grens tussen sociale wetenschap en maatschappijkritiek doen vervagen. De meeste van deze schrijvers beschouwen zichzelf niet alleen als sociaal-wetenschappers maar ook als maatschappijcritici. Herhaaldelijk komt in hun werk de moraalridder om de hoek kijken en hun gedrag komt in veel opzichten overeen met wat Becker [*2] aanduidt als "zedenpredikers" ("moral entrepreneurs").

Hun artikelen zijn doorspekt met subjectieve en niet-geverifieerde veronderstellingen met betrekking tot jeugdervaringen en seksualiteit. Seksueel gedrag wordt in het algemeen voorgesteld als een bijzonder "verraderlijk" gebied waartegen met name kinderen, maar ook volwassen vrouwen, dienen te worden beschermd. [*3]
Mannelijke seksualiteit wordt veroordeeld vanwege haar in wezen "roofzuchtige" en "uitbuitende aard" [*4]. 
Heteroseksuele relaties worden gekarakteriseerd als vrijwel per definitie antagonistisch en zij worden geanalyseerd binnen politieke modellen die machtsongelijkheid op grond van sekse en leeftijd beklemtonen.

Het is enigszins voorspelbaar dat victimologen de aanval openen op onderzoekers en schrijvers die de voorkeur geven aan beschrijvende, empirische of fenomenologische modellen; die in deze moeilijke materie een zekere objectiviteit willen bewaren en die zich wensen te distantiëren van de retorische excessen die typerend zijn voor het "nieuwe onderzoek".

Deze groep wordt aangevallen omdat zij in de ogen de ogen van victimologen "plegers van seksueel misbruik aanmoedigen", "een seksuele relatie tussen een volwassene en een kind goedpraten", "de slachtoffers de schuld geven" van seksueel misbruik en zelfs, zoals bij de beschuldigingen van Judith Reisman aan het adres van Alfred Kinsey, betrokken zouden zijn bij seksueel misbruik van kinderen. [*5] 

Door persoonlijke aanvallen wordt het victimologisch model agressief naar voren geschoven als de enige theoretische structuur die de "waarheid" rond incest en seksueel misbruik boven tafel kan brengen.

Heel wat onderzoeksresultaten spreken de bevindingen en conclusies van het "nieuwe onderzoek" tegen. [*6]  Verder is een aantal korte publicaties verschenen waarin de filosofische vooronderstellingen die aan de victimologische benadering van seksueel onderzoek en klinische praktijk ten grondslag liggen worden bekritiseerd. [*7] Echter, in de Engelstalige vakliteratuur zijn tot op heden vrijwel geen grondige kritieken verschenen op het victimologisch model of op onderzoek of de rapporten die dit paradigma ondersteunen.

De terughoudendheid op dit gebied is begrijpelijk; weinig schrijvers worden graag voor "goedprater van seksueel misbruik van kinderen" uitgemaakt. Wel blijkt dat hetgeen onder het hoofd "nieuw onderzoek" is gepubliceerd een opmerkelijke invloed heeft gehad op het sociale beleid en het publieke bewustzijn. Die invloed is merkbaar in de dialoog die beroepsmensen met elkaar voeren, in de opleidingen, in de medische en psychologische hulpverlening, in de massamedia en het maatschappelijke klimaat rond het thema "kind en seksualiteit". Rekening houdend met de mogelijke effecten van een dergelijke analyse van dit "nieuwe onderzoek" kan men slechts tot de conclusie komen dat een kritische analyse van dit "nieuwe onderzoek" dringend noodzakelijk is.

Start Omhoog Volgende