[Blz.
227]
Een zorgvuldig overzicht van de nieuwe victimologische literatuur op het gebied van seksueel misbruik van kinderen verschaft voldoende aanwijzingen dat een deel van deze artikelen, en de daarin geuite woede, wordt veroorzaakt door factoren die niet specifiek te maken hebben met de feitelijke gevolgen van seksuele contacten van kinderen en adolescenten met volwassenen. Sterker nog, de opvallende gelijkenissen tussen de diverse in dit hoofdstuk besproken artikelen en de politieke propaganda doen vermoeden dat het kind door dit soort auteurs wordt gebruikt als symbool voor een retorisch gevecht in het circus der seksuele politiek.
[Blz.
228]
Onder de dekmantel van beschouwingen over seksueel misbruik van kinderen kunnen cultureel-feministen en victimologen onbetwist hun gang gaan. In wezen zijn dit soort beschouwingen reactionaire en anti-seksuele beweringen, die onder scherpe kritiek zouden komen te staan wanneer het om seksualiteit tussen volwassenen zou gaan.
Het
feit dat zij inderdaad hun gang kunnen gaan is ongetwijfeld het gevolg van de
traditionele weigering van de Amerikaanse samenleving om onderzoek te doen naar
kinderseksualiteit of op zijn minst het bestaan ervan te erkennen [*110]. Tevens
is men bang voor stigmatisering binnen de desbetreffende beroepssector en de daarmee
gepaard gaande angst om beschuldigd te worden van een te terughoudende
benadering van het probleem. Finkelhor's bewering dat de ideeën in het
"nieuwe onderzoek" "overeenkomen met de meest progressieve
benadering van seksualiteit zoals wij die heden ten dage tegenkomen" mag
daarom op zijn minst ter discussie worden gesteld.
Het
is geenszins de bedoeling geweest om in dit hoofdstuk het lijden als gevolg van
werkelijk seksueel misbruik van kinderen en adolescenten te bagatelliseren.
Evenals lichamelijke en geestelijke mishandeling is deze vorm van misbruik een
groot maatschappelijk probleem. Evenmin mag uit dit hoofdstuk de conclusie
worden getrokken dat in het algemeen seksuele contacten tussen volwassenen en
niet-volwassenen goedaardig zijn. Integendeel, er zijn in de literatuur sterke
argumenten aangevoerd op grond waarvan kan worden aangenomen dat een flink deel
van dergelijke contacten, zoals die in de Westerse samenleving voorkomen, op
zijn best onplezierig en ongelukkig zijn en op zijn slechtst zeer traumatisch.
Anderzijds moet er ook op worden gewezen dat er gegevens voorhanden zijn die
erop wijzen dat een belangrijk deel van deze contacten noch onplezierig noch
traumatisch blijkt te zijn.
Zoals wij dat ook vaak in polemisch werk tegenkomen, bevat een groot deel van het "nieuwe onderzoek", hoe goedbedoeld ook, fundamentele fouten: empirische feiten worden genegeerd, weggedrukt of in het belang van de zaak verdraaid. In dit geval bestaat het gevaar dat de baby met het badwater wordt weggegooid, waarbij het badwater staat voor het seksuele misbruik van kinderen en adolescenten, en de baby voor hun eigen gevoelsleven, de nomlale seksuele nieuwsgierigheid, en de erotische prikkels.
Het
zou wel eens zo kunnen zijn dat zowel het onderdrukken van seksualiteit bij
kinderen en adolescenten als het overdragen aan deze groep van beangstigende en
negatieve boodschappen ten aanzien van seks, zoals het "nieuwe
onderzoek" dat doet, een vorm van seksueel misbruik vormt die heel wat meer
kinderen treft dan het aantal slachtoffers in traditionele zin.