Start Omhoog

Beschaafde mensen vechten niet  

Dirck van Bekkum
Trouw (Letter en Geest) zaterdag 7 februari 1998  

Ongecontroleerd groepsgeweld van jongeren beangstigt, zeker als we de oorzaak niet kunnen achterhalen. Waarom vernielen zij huizen, telefooncellen en auto’s? Waarom slaan, steken, schoppen zij voorbijgangers, soms tot de dood erop volgt? 

In de huidige discussie verdwijnen de jongeren zelf en vooral hun belevingswereld onder tafel. We weten immers weinig over wat er in jongeren omgaat en wat hun motieven zijn van stoer, dreigend en gewelddadig gedrag. 

De Britse socioloog Hebdidge zei in een TV interview met Anil Ramdas in 1996: ‘‘....adolescenten houden ervan opgemerkt te worden, maar niet om begrepen te worden. Misschien willen zij niet dat buitenstaanders hun geheimcode breken, omdat het fijn is om onder elkaar te zijn en één gezicht naar de buitenwereld te laten zien.’’ De discussie van de volwassenen over geweld van jongeren is niet om aan te horen. Meer blauw op straat, collectieve en hogere straffen, sneller inzetten van de ME, contracten met ouders over opvoeding, meer geld voor jongerenwerkers. De media staan vol negatieve stereotyperingen als zinloos pierewaaien, hanggroepjongeren en eindeloze verveling. De publiek discussie bevestigt zo het stigma van jongeren en vergroot ons onbegrip voor jongerengeweld. En niemand doet een serieuze poging te begrijpen waarom jongeren zich gedragen zoals ze zich gedragen.   

Het gaat bij geweld van jongeren vooral om jongens. Bij groepsgeweld in Amsterdam en Leeuwarden sloegen en schopten meerdere jonge mannen een leeftijdgenoot in elkaar met de dood tot gevolg. Bij gevechten tussen groepen jonge mannen vorig jaar in een weiland bij Beverwijk viel een dode. Deze gebeurtenissen zijn natuurlijk het topje van de ijsberg als het gaat om effecten van ongebreidelde vechtlust van jonge mannen. Volwassen worden vraagt, meer dan bij meisjes, een grote mond hebben, je met andere mannen meten, risico’s nemen en gevaarlijke dingen doen. En in de meeste gevallen worden zij begrensd door hun omgeving. De overheid komt in zicht bij ernstige overschrijding van maatschappelijke regels. Delinquent gedrag van jongens tussen 12 en 18 jaar is veelal grens zoekend gedrag. Het blijft meestal beperkt tot de periode waarin ze puber zijn. Meer dan 95 procent van alle jonge mannen houdt zich na hun achttiende jaar niet meer bezig met criminaliteit. En zeer klein percentage heeft na 18 jaar onvoldoende geleerd zijn vechtlust te hanteren en kan in bepaalde geweldssituaties over grenzen gaan. In absolute aantallen zijn dat nog vele jonge mannen.   

Volwassen worden is in deze eeuw leuker en moeilijker geworden. Volgens de Franse historicus Phillippe Aries ontstond rond de eeuwwisseling een positief en begerenswaardig beeld van de adolescentie als levensperiode. De muziek van Wagner’s Siegfried (1876) ‘‘....drukte voor de eerste keer die combinatie uit van (voorbijgaande) puurheid, fysieke kracht, natuurlijkheid, spontaniteit en ‘joie de vivre’ die de adolescent de held van de twintigste eeuw zou maken .... Jeugdigheid leek het geheim te bezitten om een oude en verkalkte samenleving nieuw leven te geven ... We willen zo vroeg mogelijk in de adolescentie komen en er zo lang mogelijk in vertoeven.’’ Het moment en de criteria wanneer een jongen man is zijn onduidelijk geworden. Jongeren krijgen de gelegenheid tot op hogere leeftijd adolescent, onvolwassen, te blijven en leren in veel gevallen pas later hun grenzen, en daarmee zichzelf, kennen.   

Vechten in groepen is voor een behoorlijk aantal jonge mannen een ‘buitengewoon bevredigende activiteit’. Dat schreef de socioloog René Stokvis vorig jaar maart in het NRC Handelsblad naar aanleiding van de voetbalrel in Beverwijk. Jonge mannen kunnen hun krachten meten door onderling en tegen andere groepen te vechten. Het vechten is niet alleen een fysieke aangelegen­heid of louter imponeergedrag. Jongeren proberen in groepen op allerlei manieren hun grenzen uit. Binnen in de groep maar ook naar buiten. Vechten met andere groepen jongeren of met de politie vinden zij prachtig. Voor veel jongeren zijn deze groepen onmisbaar om volwassen te worden. De verburgerlijking in onze samenleving in de afgelopen eeuwen heeft echter de afweer tegen fysiek geweld doen groeien. Alleen de politie en de marechaussee hebben het recht om geweld uit te oefenen en in uiterste gevallen kan het leger worden ingezet. Een huishouden in Nederland komt tegenwoordig minder met geweld in aanraking dan zeshonderd jaar geleden. Onze samenleving is geweldlozer dan toen. Bescherming van leven, have en goed is een grondrecht geworden. Maar wanneer de landelijke media veel aandacht besteden aan groepsgeweld van jongeren dan lijkt er wel overal gevochten te worden.   

Volgens de socioloog Norbert Elias bestaat er een directe relatie tussen vechtlust van jonge mannen, onze geciviliseerde afkeer van geweld en het ontstaan van allerlei (mannelijke) sporten. Onze tegenwoordige (mannelijke) teamsporten, zoals rugby, voetbal, handbal zijn sociale structuren waarbinnen jonge mannen hun individuele fysieke kracht op een geciviliseerde manier kunnen meten in een groep. Honkbal, cricket, tennis en volleybal zijn voorbeelden waarin zelfs direct lichamelijk contact is verdwenen als gevolg van de met de civilisatie verbonden afkeer van lichamelijk geweld. Gewelsimpulsen werden in de riddercultuur in West-Europa al langzaam aan omgevormd tot gereguleerde gevechten in toernooien en tot aristocratisch-geweldloos hoffelijk gedrag. Veel geweld is weliswaar ‘geritualiseerd’, maar de Europese civilisatie en al deze sportvormen van ‘geciviliseerde agressie’ verkleinen niet de vechtlust van jonge mannen. Jonge mannen uit het gewone volk vechten nog steeds op kermissen, tijdens carnaval, tijdens nieuwjaar, bij voetbalwedstrijden en in de buurt van disco’s. Zij blijven dat waarschijnlijk doen. De overheid heeft de afgelopen twee eeuwen een grote rol toebedeeld gekregen om, via onderwijs, maatschappelijke en sociaal-kultureel werk, het gewone volk te beschaven. Ook de vechtlust van jonge mannen dient bij elke nieuwe generatie opnieuw geciviliseerd te worden. En daarvoor lijken we op dit moment weinig oog te hebben als we spreken over meer lik op stuk en repressiever optreden. We spannen het paard achter de wagen. De vechtlust moet gekanaliseerd worden, een andere vorm krijgen en niet alleen maar onderdrukt worden. Mensen uit de midden- en hogere klassen, politici, deskundigen en beleidsmakers, vechten in onze beschaafde samenleving niet. Zij debatteren en vergaderen. Boksen, kooivechten en de vechtlust van jonge mannen is voor hen vies en onbeschaafd. In hun ogen keren we daarin terug naar de Middeleeuwen en zelfs naar het niveau van primitieve stammen. Dezelfde primitieve culturen bieden ons echter sleutels voor oplossingen van onze geweldsproblemen. 

Onder de Nuba in Sudan worden elk jaar worstelwedstrijden georganiseerd waarbij elke stam zijn kampioen afvaardigt. Dat is zoiets als de Elfstedentocht in Nederland toen die nog een Friese aangelegenheid was en de verschillende regio’s tegen elkaar reden. Enkele dagen lang vinden onder de Nuba strikt gereguleerde maar harde wedstrijden plaats. Daarbij identificeren de toeschouwers zich volledig met hun kampioen omdat allerlei (onopgeloste) spanningen en conflicten tussen personen en families van verschillende stammen met het winnen of verliezen verbonden worden. Wanneer de uiteindelijke kampioen bekend is, wordt een groots feest gehouden waarbij de conflicterende partijen zich verzoenen onder overvloedige gebruik van licht alcoholische drank. Hier is lichamelijk geweld geritualiseerd in wat wij westerlingen sport noemen. De inspanningen van de worstelaars staan daarbij direct in dienst van de lokale gemeenschappen. Sporters uit de meeste steden en buurten in Nederland zijn geen vertegen­woordigers van hun gemeenschap. Sportverenigingen hebben voor een deel hun groeps- en buurtvertegenwoordigende karakter verloren. Indien wij dit inzicht los laten op voetbalgeweld dan valt afwezigheid van positieve binding van supporters met de lokale gemeenschap van de voetbalclub op. Voetbalsupporters van de grote clubs wonen over het hele land en hebben nauwelijks binding met de gemeenschap die een club vertegenwoordigt. En als zo’n groep vechtlustigen op stap gaat in een stad ver weg van hun woonplaats is het risico op gevaarlijke confrontaties groter dan wanneer zij zich in eigen stad of wijk bevinden. Want anoniem geweld verhoogt de kans op escalatie en onbegrensd geweld.   

Bij alle diersoorten en ook bij mensen bestaan instinctieve mechanismen om te voorkomen dat soortgenoten elkaar doden. Controle van agressie vormt daarin een onontbeerlijk onderdeel. Het mijden van agressief dodelijk gedrag bij het verdedigen van je territorium, van je kroost en vechten om de gunst van een vrouw noemt de etholoog Lorenz: ritualiseren van gedrag. Er ontstaat een gestructureerd gedragspatroon waardoor de uiteindelijke dodelijke aanval in meeste gevallen uitblijft. Katten in onze achtertui­nen laten dit prima zien. Katers vliegen elkaar voluit in de haren om grondgebied en om toegang tot vrouwtjes en ze verwonden elkaar regelmatig. Maar op de een of andere manier vallen er weinig doden tussen katers. Het gevaarlijke gedrag is door een ‘ketting van voorgeprogrammeerde gedragspatronen’ tot een minimum beperkt. Bepaalde gevechtskunsten uit Azië kunnen op die manier worden bekeken. Kata’s in Aikido en ‘de vorm’ in Tai-Chi zijn voorgeschreven bewegingspatronen en worden tot in den treure solo geoefend. Dan pas mag een leerling in een echte gevechtssituatie zijn ‘geritualiseerde’ agressie in praktijk brengen.   

Geweld kan door vele verschillende situaties en emoties opgeroepen worden. Zwak ontwikkelde identiteit, structurele onzekerheid, voortdurende teleurstelling en kritiek leidt tot onmacht bij iedereen. Onmacht en onzekerheid over hun toekomst, over hun beroepsperspectieven en over van hun (eventuele) relatie en gezin. Jongeren die vechtlustig zijn, hun kracht willen meten en hun grenzen nog niet goed kennen vormen een risico in onze ‘gepacificeerde’ samenleving. De signalen in de Oosterparkwijk in Groningen waren in dit verband behoorlijk duidelijk. Weinig kansen op (beter) werk, langdurige onmacht, geen erkenning en ondersteuning in hun gevecht om volwassen te worden. Deze jongeren hebben geen duidelijke en geen positieve plaats in de gemeenschap. Dan zijn negatieve ongeremde uitingen van vechtlust om de hoek. Een andere wortel voor het ontstaan van geweld bij jonge mannen is competitie. Stoer gedrag, inclusief dreigen met geweld, onder jongens en mannen in sociale netwerken zal altijd blijven. Zij vertonen imponeergedrag onder elkaar in relatie tot meisjes en vrouwen. En er is sprake van territoriumgedrag wanneer jongensgroepen straten en delen van wijken ‘controleren’. Maar het competitieve territoriale en baltsgedrag kan zijn positieve invulling verliezen en destructieve vormen aannemen.   

In de publieke discussie, ook bij deskundigen, is weinig oog voor dit soort overwegingen. Veel culturen buiten Europa, maar ook in verschillende migrantenculturen en plattelandsregio’s in Nederland, kennen nog delen van ‘initiaties’ of ‘rites de passage’ voor jongens op weg naar volwassenheid. Initiaties zijn overgangsrituelen zijn routekaarten voor jonge mannen naar volwassenheid. Hoe gedraag je je in welke situaties als man? Hoe en in welke stappen benader je een meisje? Hoe bereid je je voor op je vaderschap? In traditionele samenlevingen zijn initiaties met normen en waarden geladen. Volwassen worden is ook een stevige herordening van familiaire en sociale bindingen. Intiatierituelen hebben volgens de vergelijkend mytholoog Joseph Campbell tot doel om de ongebreidelde seksuele behoeften van jonge mannen en mannelijk te herordenen voor sociale en maatschappelijke doeleinden. In ons eigen land is nog een aantal ondersteunende structuren te vinden voor de overgang van jongens naar volwassenheid. De grens tussen constructieve en destructieve vormen is echter onduidelijk geworden. Tot voor kort was de dienstplicht voor veel jongens een structuur om ‘man te worden’. Daarin werden ze niet zelden teleurgesteld, maar vaak blijft het een belangrijke ervaring in hun leven. Ik was tien jaar arbeidstherapeut bij defensie en begeleidde mentaal vastgelopen dienstplichtigen. De roep om hulp om volwassen, om ‘geïnitieerd’, te worden heb ik vele malen en in vele klanken gehoord. De werkkampen, bedacht door onze toenmalige premier Lubbers, om jonge delinquenten op het rechte pad te brengen kunnen worden gezien als (schamele) pogingen om hen te initiëren. Dit geldt ook voor de vele survivaltochten voor jongeren in problemen. Ontberingen, beproevingen en voor elkaar leren opkomen in groepsverband kan een uitstekende manier zijn om grenzen te leren kennen en een stap naar volwassen­heid te maken. Jeugdbendes kunnen, bij gebrek aan beter, als pogingen van jongeren worden gezien om zichzelf te initiëren. Dreigend en vechtgedrag tegen andere groepen is een plezierig maar belangrijk tijdverdrijf in het leren kennen en handhaven van grenzen. In de hogere klassen herkennen we in het universiteitsleven aspecten van, soms negatieve, initiatie in de ontgroening bij toetreding tot studentenverenigingen. Vooral voor jongens uit hogere milieus is dit een belangrijke voorbereiding op hun beroeps­carrière en als introductie in de latere ‘old boys networks’. In dorpen in Zuid-Limburg bestaat de ‘Jonkheid’, de gemeenschap van alle ongetrouwde mannen. Als groep hebben zij een naam, een plaats en een taak in de gemeenschap. Gedurende het jaar spelen zij een rol in de gemeenschapsfestiviteiten en treden op in verschillende andere situaties. Vanaf het verlaten van de lagere school treden jongens toe en ze verdwijnen als ze trouwen. Ongetrouwde mannen blijven hun hele leven bij de ‘Jonkheid’.

Allerlei jaarlijks terugkerende evenementen gebaseerd op elementen uit oorspronkelijke initiatierituelen kunnen als oplossingsrich­tingen dienen om ongebreidelde vechtlust naar maatschappelijk geaccepteerde om te vormen. Initiatierituelen zijn gestructureerde gedragspatronen om de kwetsbare periode naar volwassenwording te overbruggen. Om groepsgeweld te kunnen voorkomen en aan te pakken is meer begrip van de belevingswereld van jongens nodig. Het accepteren van hun vechtlust is een goed begin. 

Dirck van Bekkum 
is cultureel antropoloog en is adviseur jeugdzorg en partner in 
Bureau MOIRA CTT Rijnlaan 45 A 3522 BC Utrecht tel 030-2800926 fax 030-2871722 
e-mail moira@ctt.nl
www.ctt.nl
 

 

Start Omhoog