Start Omhoog

Islam en homoseksualiteit

Door Gert Hekma in De Nieuwe Sekstant, winter 2001

De laatste tijd is veel geschreven over de houding van moslims ten aanzien van (homo)seksualiteit. Het ging over gedwongen huwelijken en het hoge aantal allochtone jongemannen onder verkrachters. In de nieuwe eeuw schrikten denkbeelden van de Rotterdamse imam El Moumni over homoseksualiteit Nederland op.

El Moumni

Een deel van de opschudding wordt veroorzaakt door onbekendheid van witte Nederlanders met islam, moslims en hun opvattingen.
Iedereen weet hoe christelijke kerken ongeveer over seks denken en vrijwel niemand maakt zich bijzonder druk als de paus weer eens ageert tegen condooms, abortus of homoseksualiteit. Dat raakt Nederlanders nauwelijks, ook de katholieke niet. Maar hoe zit dat met El Moumni? Vertegenwoordigen zijn denkbeelden die van moslims hier en elders?

Wat mij in deze affaire vooral schokte, was niet de opvatting van El Moumni maar het vrijblijvende geklets van Van Boxtel en Kok. Wat Nederland nodig heeft zijn zichtbaarheid van islam en homoseksualiteit in onderwijs en publiek leven en bescherming van homo’s en moslims tegen homofoob en racistisch geweld. Overheid en parlement namen de zaak hoog op, maar concrete maatregelen rond zichtbaarheid en veiligheid bleven uit. Alle opwinding had een hoog gehalte luchtbellenblazerij. De officier van justitie die in augustus over vervolging van El Moumni zou beslissen, houdt zich muisstil. Ze zit met een dilemma: niet vervolgen zou wit Nederland verbazen na alle krachttermen over tolerantie. Wel vervolgen zou naar discriminatie rieken na vrijspraak van een protestants kamerlid en een katholieke bisschop voor vergelijkbare uitspraken.

De opinie van El Moumni was niet zo vreemd omdat de gemiddelde Nederlander niet lang geleden precies hetzelfde dacht en omdat zulke ideeën in de islamitische wereld wijdverbreid zijn. Ze waren excessief omdat hij de ondergang van Nederland voorspelde en Europeanen vergeleek met varkens en honden. Daarin ging hij een stapje verder dan de gevierde katholieke psychiater Kees Trimbos die in de jaren vijftig zei walging te ervaren voor homoseksualiteit zoals voor uitwerpselen. Tien jaar later was zijn mening 180 graden gedraaid.

Liwaat

Kenners van de islam wisten dat “liwaat” (de zonde van het volk van Lot) in de koran ongeveer gelijk staat met het bijbelse “sodomie” (de zonde van Sodom waar Lot woonde) en volgens gangbare rechtsbronnen een veroordeling van homoseksueel handelen of soms specifieker van anale seks inhoudt. Het kon dus geen verbazing wekken dat El Moumni en verschillende andere imams de afgelopen maanden hun afkeuring uitspraken over homoseksualiteit of, iets liberaler, over het openbaar uiten daarvan: je mag het wel zijn, als we het maar niet merken.

Het verbod op homoseksueel handelen hoorde lang bij de christelijke traditie. Intussen is Nederland geseculariseerd en hebben theologen naar voren gebracht dat het verhaal van Sodom niet om homoseksualiteit gaat, maar om een schending van wetten van gastvrijheid. Historici toonden aan dat de veroordeling van sodomie in de christelijke traditie pas opkwam rond het jaar 1000. Andere geleerden wezen op het verschil van het zijn en het doen. Vijftig jaar geleden mocht je van christenen wel homofiel zijn, als je maar geen homoseks praktiseerde In kerkelijke kring klinkt dit onderscheid intussen ouderwets, in homokring beledigend. In Nederland is in vijftig jaar een grote sprong gemaakt van afkeuring naar acceptatie.
Gaan de moslims eenzelfde emancipatie doormaken? Verschillende tekenen wijzen daarop.

Homostudies islam

Na het ontstaan van bewegingen voor allochtone homo’s en lesbo’s richt de Stichting Yoesuf zich sinds kort op homostudie van de koran. Het leidde tot het boek Islam en homoseksualiteit van Omar Nahas. Inderdaad lijken islamitische homo’s eenzelfde weg te gaan als christelijke.

Nahas behandelt verschillende manieren waarop homomoslims met de islam in het reine kunnen komen. Ze kunnen in het geloof vluchten en hun homoseksuele verlangens onderdrukken.
Ze kunnen islamitische voorschriften zo uitleggen dat homoseksuele gevoelens of gedragingen daarmee niet in tegenspraak zijn. Nahas lijkt zelf voor een derde strategie te kiezen. Men erkent dat homoseksueel gedrag zondig is, maar aangezien de relatie tussen mens en God een persoonlijke is en alle mensen zondigen, zoekt de gelovige een balans waarin goed doen op andere terreinen opweegt tegen zonden op seksgebied.

Volgens Nahas vinden overigens sommige schriftgeleerden homoseks geen erger zonde dan buitenechtelijke heteroseks. Ook ziet Nahas homoseksualiteit als biologisch bepaald. God heeft de homoseksuele mens gemaakt zoals hij is zodat er een excuus is voor homoseksueel gedrag. God kan toch niet verbieden wat Hij Zelf heeft geschapen? Zulke exercities bieden zeker voor lesbische vrouwen een ontsnapping omdat hun seksuele gedrag nergens in de koran wordt verboden.

Een andere reddingsboei biedt een nauwkeuriger lezing van het verhaal van Lot. Hierin ziet Nahas een veroordeling van seksuele dwang, losbandigheid en het zonder onderscheid najagen van seks met mannen, kinderen en dieren. Mannen en vrouwen van overeenkomstige leeftijd die vrijwillig seks hebben in monogame homorelaties zouden dus geen ernstige zonde begaan.

Snoepje

Verder noemt Nahas de uitweg die mij als ongelovige het meest aanspreekt: vergeet de islam. Maar dat schijnt niet gemakkelijk te zijn in deze religie waar geloofsafval een halszaak is. Gelukkig heeft Nahas een snoepje in petto voor homomoslims. Want in het paradijs hebben niet alleen heteromannen de beschikking over een onuitputtelijke stroom maagden voor seksueel verkeer, lesbische vrouwen hebben daar ook toegang toe zoals er jongelingen beschikbaar zijn voor het plezier van homomannen.

De verdediging van homogedrag volgens islamitische principes leest als de eerste aanzet tot een moeizame strijd. Het zotte is dat Europeanen de Arabische wereld altijd hebben gekend als een broedplaats van homoseksueel plezier terwijl moslims Europeanen nu hun tolerantie voor homoseksualiteit verwijten. Gevoelens en praktijken aan beide kanten van de fictieve grens zijn niet erg veranderd, alleen de rol van pot en ketel zijn verwisseld.

Abdelhak Serhane beschrijft in L’amour circoncis hoe de meeste jongens in Marokko nog steeds in hamam [badhuis] of koranschool, meestal onvrijwillig, hun homoseksuele initiatie krijgen. Voor vrouwen biedt de hamam waar de seksen gescheiden baden, een veilige plek voor lesbisch plezier. Het is het oude verhaal van de kat in het duister knijpen. De meeste mensen doen wat God streng zou hebben verboden en in Marokko maakte men zich er niet druk om. Met de strijd tussen traditie en moderniteit is niet alleen vrouwenemancipatie een heet hangijzer geworden, maar ook homoseksualiteit. Wat de meeste mannen er vroeger bij deden, is nu een teken van een identiteit en een beweging die de meeste Marokkaanse mannen afwijzen. Waardoor het conflict tussen het doen en het zijn, tussen homoseksueel gedrag als kamertjeszonde en homoseksualiteit als leefstijl, tussen verleden en heden klemmender wordt.

Van mij mogen Marokkanen en Turken de moderniteit met de scherpe scheiding van homo en hetero, vrouw en man overslaan en direct instappen in een postmoderne multi-seksuele samenleving. Ze hoeven twee eeuwen gezeur over religie en seksuele voorkeur, homodiscriminatie en -identiteit, vrouwen- en mannenemancipatie niet over te doen. Helaas lijkt het erg moeilijk om een herhaling van zetten te voorkomen of nieuwe wegen te vinden. De dreigende valkuil van een nieuwe orthodoxie roept de atheďst in mij wakker die een frigide islam niet met de rede, maar met seksueel plezier wil verslaan. Ik had gehoopt dat Marokkanen en Turken met Surinamers een bijdrage zouden leveren aan het doorbreken van erotische stijfheid en tuttigheid van witte Nederlanders, maar helaas bleek dit een wensdroom.

Omar Nahas, Islam en homoseksualiteit, Amsterdam, Bulaaq, 2001.
Abdelhak Serhane , L’amour circoncis, Casablanca/Paris, Mediterranee. 2000.

 

Start Omhoog