Start Omhoog

Citaten uit

Zin en onzin over de sjiitische vloed

De sjiitische minderheid binnen de islam (10 tot 15 procent) roert zich. Maar is het een ’vloed’?

Eidert Mulder, Trouw 15 april 2009

[...]

Het soennitische Marokko verbrak onlangs de betrekkingen met Iran, het bolwerk van de sjiitische islam. Het verdenkt Teheran ervan dat het via sjiitisch zendingswerk probeert een vijfde colonne in Marokko te ontwikkelen.

[...]

Niet alleen Marokko slaat alarm over sjiieten. In Egypte krijgt de veiligheidspolitie sinds kort cursussen in het herkennen van sjiitische uitingen. Want godsdienstige tendensen en ontwikkelingen gelden aan de oevers van de Nijl als een zaak van openbare orde en nationale veiligheid. Vooral als ze ten koste gaan van de hoofdgodsdienst van het land, de soennitische islam.

[...]

Toenemende zorgen dus in het noorden van Afrika over wat in het politieke spraakgebruik al enige jaren de ’sjiitische vloed’ heet.

[...]

De spanning tussen sjiah en soennah plaatst een aardige voetnoot bij de theorieën van Samuel Huntington. Begin jaren negentig voorspelde deze Amerikaanse politicoloog een ’slag tussen beschavingen’, die in de plaats zou komen van de juist beëindigde Koude Oorlog tussen het democratische Westen en de communistische wereld. De islam zou in die nieuwe blokvorming een hoofdrol spelen.

Maar sindsdien is er ook binnen de islam zelf een ’strijd tussen beschavingen’ opgelaaid, tussen de sjiah en de soennah. Lange tijd leek het een slapende tegenstelling.

De verhoudingen oogden duidelijk. Wereldwijd maken de sjiieten tussen de tien en de vijftien procent van het totale aantal moslims uit.

Zo liggen de percentages ook ongeveer in Nederland.
In Iran en Irak vormen sjiieten de meerderheid.
In Libanon, Pakistan en Jemen zijn ze een belangrijke minderheid.
Op wat ministaten na zijn de sjiieten in de overige moslimlanden sterk in de minderheid,
of ze komen (kwamen) er zelfs helemaal niet voor, zoals in het noorden van Afrika.

De sjiieten leken hun (nederige) plaats te kennen, maar dat is veranderd sinds de Iraanse islamitische revolutie (1979), die uitmondde in een sjiitische republiek. Omdat die republiek zijn sjiitische revolutie wilde ’exporteren’ naar de rest van de islamitische wereld brak er onrust uit onder soennitische dictators.

Een hoofdrol bij de beteugeling van de sjiah speelde destijds de Iraakse despoot Saddam Hoessein. Ongeveer zestig procent van de Irakezen is sjiiet. Saddam, zelf soenniet, hield de sjiieten er met veel moord en doodslag onder. In 1980 begon hij een oorlog tegen Iran.

Met de Iraanse capitulatie in 1988 leek de ’sjiitische dreiging’ te zijn afgenomen, maar vijftien jaar later waren de bordjes weer verhangen ten gunste van Iran en de sjiah.

[...]

Iran zag Irak veranderen van een gevaarlijke vijand in een welwillende en afhankelijke buur.

Sinds Saddams val klinken er vanuit Noord-Afrika klachten over de ’sjiitische vloed’. De omvang daarvan blijft vooralsnog onduidelijk.

[... ... ...]

Maar de machthebbers leggen waarschijnlijk een verband met een ander verschijnsel: de toenadering tussen Teheran en militante soennitische groeperingen.  Van soennitische hyperextremisten zoals Al-Kaida of de taliban moet Iran niets hebben, maar het is bevriend met de Moslimbroeders in Egypte en de Palestijnse organisatie Hamas. De Moslimbroeders tarten de autoriteiten met hun stelling dat de sjiah een acceptabele variant van de islam is.

[...]

De autoriteiten zouden echt problemen kunnen krijgen als die politieke bewondering een religieuze dimensie zou krijgen.

[... ... ...]

Iran moet op zijn beurt ook weer behoedzaam laveren in het eigen land, waar er een aanzienlijke soennitische minderheid is. Teheran pakt dat op zijn eigen manier aan.

[...]

Soennieten kennen geen hiërarchie

Volgens het traditionele verhaal gaat de tegenstelling tussen sjiieten en soennieten terug op de begintijd van de islam. Na de dood van Mohammed wilden de sjiieten dat diens schoonzoon Ali hem zou opvolgen als leider van de moslimgemeenschap. Maar de keuze viel op Aboe Bakr.

Uit boosheid daarover schelden felle sjiieten tot op de dag van vandaag de ’metgezellen van de profeet’ uit, omdat die Ali afwezen. Uit Marokko komen berichten dat ook randgroepjongeren daar de ’metgezellen uitschelden’.

Het verhaal over Ali duikt op in de tiende eeuw, ongeveer drie eeuwen na de veronderstelde dood van Mohammed, in 632. Er is geen eigentijdse bevestiging.

Het verschil tussen de hedendaagse soennah en sjiah zit hem onder meer in de geestelijkheid. De sjiah kent een informele hiërarchie, die begint bij de dorpsmollah en eindigt bij de groot-ayatollahs. Bij de soennah ontbreekt zo’n rangorde.

Start Omhoog