Start Omhoog

Citaten uit

De hemelse beloning

Sam Janse, Trouw 23 juni 2007

Dr. Sam Janse is predikant te Driebergen. Vorig jaar verscheen van hem ’De tegenstem van Jezus. Over geweld in het Nieuwe Testament’ (Boekencentrum, Zoetermeer. ISBN 9879023921399, 212 blz., € 19,50).

De eerste christenen lieten zich vol geloofsvertrouwen voor de leeuwen werpen. „Laat me toch voedsel zijn voor de dieren. Daardoor kan ik tot God komen.” Moslimstrijders nu geven al even weinig om hun aardse bestaan [...].
Theoloog Sam Janse ziet veel overeenkomsten tussen vroeg-christelijk en hedendaags islamitisch martelaarschap. Maar de verschillen springen evenzeer in het oog.

De Amerikanen hebben in Irak nog steeds geen orde op zaken kunnen stellen. In veroveren zijn ze goed, in pacificeren blijkbaar niet. Het is natuurlijk de vraag of een guerrilla ooit te winnen is. Daarbij komt nog dat dit geen gewone guerrilla is.

Elk oorlogsmodel gaat uit van de premisse dat de vijand zijn eigen leven liefheeft en dat hij zijn militaire doel levend zal proberen te bereiken. Maar deze logica werkt niet in het Midden-Oosten – het is wellicht de grootste inschattingsfout die de Amerikanen gemaakt hebben. Mannen, vrouwen, zelfs kinderen staan in de rij om zichzelf op te blazen, om zo de vijand schade toe te brengen én zichzelf te verzekeren van een plaats in het Paradijs. Hier is een tweevoudig motief aanwezig, waarbij het laatste niet het onbelangrijkste is. En paradoxaal genoeg kan dit religieuze motief militair wel eens de doorslag geven.

Hetzelfde speelt in Uruzgan, Afghanistan. De Nederlandse troepen zijn wat bewapening betreft volstrekt superieur aan de Talibanstrijders, en toch moeten die niet onderschat worden. Hun eigenlijke wapen is de doodsverachting (beter: levensverachting). Zij gaan er bij tientallen, bij honderdtallen aan. Als insecten. Wat deert het hun? Daarentegen telt in onze beleving elke gesneuvelde Nederlandse militair zwaar.
[...]
Dat is onze kwetsbaarheid. Dat weten de Talibanstrijders.

Vuur en Paradijs

Het is de religieuze factor die de strijd in het Midden-Oosten zo bizar maakt. Wat zijn dat voor mensen die hun eigen leven niet achten? Hier zijn de klassieke modellen van oorlogvoering niet toereikend. Hier gaan psychologische wetten niet meer op.
[...]
In het Midden-Oosten is de religieuze factor beslissend.

Voor moslims zijn Hel en Hemel, Vuur en Paradijs realiteiten. Voor westerlingen is dat moeilijk mee te maken, zelfs voor de christenen onder hen. De Bijbel is sober als het gaat om de hemelse heerlijkheid en belooft in elk geval geen maagden. Westerse christenen onderstrepen graag dat de Bijbel op dit punt in beelden spreekt. In elk geval zetten deze beelden de gelovigen niet aan tot gewapende strijd. De christelijke prediking kent vanouds de dreiging van de hel en de beloning van de hemel, maar vertelt tegelijk het verhaal van de monnik die bezig is het vuur van de hel te blussen.

Als God hem vraagt wat hij aan het doen is, zegt hij: „Ik blus het vuur van de hel, opdat de mensen U niet langer zullen dienen uit vrees voor de hel en uit verlangen naar de hemel, maar om Uzelf.” De hoofdlijn van de christelijke verkondiging is dat God ’om zichzelf’ bemind en gediend wil worden.

De dood als buitenkans

De meeste moslims vatten de verschrikkingen van het hellevuur en de geneugten van het Paradijs volstrekt realistisch op.
[...]

Mohammed B. vertaalde in de zomer van 2004 een extreem-islamitisch geschrift van Amir Sulayman, een moslimterrorist die in Egypte, Saoedi-Arabië en Afghanistan een indrukwekkende staat van dienst heeft opgebouwd. Daarin worden zeven beloningen opgesomd die de martelaar ontvangt.

Nummer vier is: „Hij zal tweeënzeventig vrouwen in het Paradijs ontvangen.”

Nummer vijf luidt: „Hij zal in het Paradijs een speciale kroon en speciale kleding krijgen, zodat iedereen hem als een martelaar zal herkennen.”
Seks en populariteit zullen in het Paradijs dus niet ontbreken.

In onze cultuur wekken deze beloningen alleen maar de lachlust op, en vooral de toezegging van de maagden is goed voor een eindeloze stroom grappen en grollen. Ze maken duidelijk dat geseculariseerde westerlingen zich niet kunnen voorstellen dat deze beloningen voor miljoenen moslims net zulke realiteiten zijn als het pensioen het in onze samenleving is voor een 64-jarige. Of de geplande zomervakantie voor de harde werker. Concreet, reëel, er mag op gehoopt, er kan op gerekend worden.

[...]

In de islamitische lectuur wordt de beloning onderstreept, de te betalen prijs gebagatelliseerd. Het bovengenoemde, door Mohammed B. vertaalde werk van Sulayman heet ’Het slagveld, de veiligste plek op aarde’. De moedjahedien (strijder en dan ook martelaar in de djihad) is op het slagveld het veiligst omdat hij die voor Allah sterft, niet werkelijk sterft, maar direct naar het Paradijs gaat. Hij zal de Sirat, de brug over het Hellevuur, oversteken ’met de snelheid van het licht’, volgens nummer drie van de zeven beloningen. De achterblijvers moeten hem dan ook niet als dode zien, en niet om hem treuren.

Deze kennis helpt om inzicht te krijgen in de motieven van Mohammed B. en zijn strijdmakkers in het Midden-Oosten. De marteldood is geen risico dat je zoveel mogelijk probeert te vermijden, de dood is een mogelijkheid om tegen een geringe prestatie een enorme beloning binnen te slepen. De dood als kans, als buitenkans!

„We zouden ons moeten verheugen in onze kans de kafirs te straffen en de hoge stations van eer te bereiken, die Allah heeft geplaatst voor de Mujahid”, zegt Sulayman in vertaling.

[...]

Frappante overeenkomsten

Om scherper zicht te krijgen op het eigene van het islamitische martelaarschap vergelijk ik het met het christelijke. Preciezer, ik kies uit beide religies een bepaalde interpretatie.
[...]

Het gaat me nu niet om de vraag wie er voor het martelaarschap in aanmerking komt, maar wat de beloning inhoudt en welk menselijk verlangen ermee correspondeert. Dat wil ik in beeld krijgen door islamitische martelaars als Mohammed B. te vergelijken met christelijke martelaars als Ignatius van Antiochië en Polycarpus van Smyrna uit de tweede eeuw en later. Het lijkt een ongelukkige vergelijking omdat er bijna 1900 jaar tussen zit. Toch zijn de overeenkomsten, naast de verschillen, frappant. Ik denk dat er meer verschil zit tussen Mohammed B. en Dietrich Bonhoeffer – om een moderne christelijke martelaar te noemen – dan tussen islamitische martelaars van nu en de christelijke martelaars uit de vroege kerk.

Voor de leeuwen

De gemeenschappelijke motieven zijn opvallend. De christelijke martelaars uit de eerste eeuwen konden zich verheugen op het lijden dat hun wachtte. We lezen al in het Nieuwe Testament dat Petrus en Johannes verheugd zijn dat ze mogen lijden voor de naam van Jezus (Handelingen 5:41). Ook in de eerste brief van Petrus (hoofdstuk 4) worden christenen opgeroepen om zich te verheugen als ze moeten lijden.

Natuurlijk hebben ook christenen in het vuur van de beproeving wel eens anders gepiept. Dat blijkt uit het feit dat er nogal wat lapsi in de vroege kerk waren, ’gevallenen’, afvalligen, gelovigen die toch voor de keizer hadden geofferd om hun leven te redden. Maar dat sommigen het lijden werkelijk als een voorrecht zagen, weten we uit de brieven van Ignatius. Deze bisschop van Antiochië, uit het begin van de tweede eeuw, was opgepakt en op transport gezet naar Rome voor een proces. We weten weinig van de precieze reden, maar het heeft met geloofsvervolging te maken. Omdat Ignatius onderweg een aantal brieven geschreven heeft naar verschillende gemeenten, weten we uit de eerste hand hoe hij zijn martelaarschap beleefde.

Hij bezweert de gemeente van Rome dat ze geen pogingen moet doen om hem vrij te krijgen. Want dat zou hem de ultieme, hemelse beloning kosten. Die hoopt hij juist van ganser harte te verwerven, en zijn vrees is dat hij deze eer niet waardig is. Martelaarschap is dus een genade, een voorrecht dat slechts weinigen ten deel valt. De duivel is er dan ook niet op uit om hem voor de leeuwen te krijgen, maar wil dat juist voorkomen.

[...]

De Noord-Afrikaanse kerkvader Tertullianus vertelt in zijn geschrift ’Ad Scapulam’ over de Romeinse gouverneur Arrius Antoninus, die aan het eind van de tweede eeuw in Klein-Azië de christenen heftig vervolgde. Hij ontdekte tot zijn verbijstering en ergernis dat het niet werkte. De christenen kwamen ongevraagd naar hem toe en vroegen zijn gunst om ook gedood te mogen worden. Halverwege dit onbegonnen werk riep hij vertwijfeld tegen de overigen: „Dwazen, hebben jullie geen rotspunten (om vanaf te springen) en stroppen (om je mee op te knopen)?”

Soldaten van Christus

De vurige wens van de christenen om te mogen sterven moet de Romeinse autoriteiten tot wanhoop hebben gebracht. Hun middelen en straffen veronderstelden uit de aard der zaak de afschrikwekkendheid ervan. Maar wat als de aanhangers van dit gevaarlijk bijgeloof (superstitio volgens de Romeinse schrijvers) de straf als een begerenswaardig voorrecht zien? Als ze graag voor de leeuwen geworpen willen worden? Daarop is de Romeinse repressieve politiek stukgelopen. En het ziet er naar uit dat ook de Amerikaanse politiek in het Midden-Oosten erop vastloopt.

Soms zijn de beelden van christelijk en islamitisch martelaarschap opvallend gelijk. Sulayman zegt dat de martelaars in het moslimparadijs een kroon op het hoofd krijgen en bijzondere kleding waaraan ze herkend worden. In de Openbaring van Johannes (2:10) wordt tegen de vervolgde gemeente van Smyrna gezegd: „Wees getrouw tot de dood en Ik zal u geven de kroon van het leven.” De kroon is in de vroegchristelijke teksten vaak hét symbool van goddelijke beloning voor de martelaar.

Verwant is ook de manier waarop over het lijden en de pijn wordt gesproken. Sulayman schrijft dat de moedjahedien bij de dood geen enkele pijn voelt. Al-Tirmidhi, een van de vroege verzamelaars van de overleveringen betreffende Mohammed, wordt aangehaald: „De martelaar voelt de pijn van de dood niet, behalve als een kneep.” Met andere woorden: wat wil zo’n kneepje zeggen tegenover de onvoorstelbare eeuwige gelukzaligheid die ons ten deel zal vallen?

De christelijke martelaar Polycarpus wordt verbrand. Maar, vertelt het verslag over hem en andere martelaren: ze zuchtten en steunden niet. In zekere zin verbleven ze al buiten het lichaam, beter nog, de Heer stond hen bij en sprak hen toe. Het vuur leek de martelaars koud toe. Wat stelde dit vuurtje ook voor, vergeleken bij het eeuwige vuur dat op deze manier ontlopen kon worden. Zo kochten ze in één uur het eeuwige leven, zegt het verslag.

Een andere overeenkomst is dat het martelaarschap als een strijd gezien wordt. In een brief van vervolgde christenen in Zuid-Frankrijk duiden ze een martelaar aan als een kampvechter en ook bij de kerkvader Cyprianus, rond 250 bisschop van Carthago, is de strijd het belangrijkste gezichtspunt van het martelaarschap geworden: de soldaten van Christus verwerven zich in het goddelijke leger heldhaftig eeuwige roem.

De ware martelaar

Hier ligt tegelijk een verschil met de islamitische martelaarstraditie. De strijd van de vroege christelijke martelaars gaat om het punt: houd je het vol in het vuur van de vervolging of bezwijk je op dat moment? Het gaat niet gepaard met een aanval op de Romeinse macht. Het slagveld is spiritueel.
[...]

Voor de moslimmartelaar daarentegen is de strijd ook, en niet in de laatste plaats, fysiek en actief. Op het slagveld moet je strijden met inzet van alle mogelijke wapens. En als je daarbij het leven verliest, geen nood. Allah heeft de hoogste onderscheiding en het ultieme genot voor je klaar liggen.

[...]

Een ander verschil is dat in de islam veel zinnelijker over de paradijselijke beloning voor het martelaarschap gesproken wordt dan de christelijke martelaarsverhalen doen. Dat zal te maken hebben met een scheut platonisme die de vroege kerk doortrokken heeft. Het zinnelijke moet het daarin altijd afleggen tegenover het spirituele.
[...]

[... V]oor de seksualiteit was volgens de christelijke theologie in het hemelse hiernamaals überhaupt geen plaats. Dat zal te maken hebben met Jezus’ woord dat er in Gods grote toekomst niet meer gehuwd en niet meer ten huwelijk genomen wordt (Marcus 12:25).

Vrouwenborsten

Wat moeten we ons voorstellen bij de ’geestelijke genietingen’ waarvan Augustinus spreekt? Centraal staat de verhouding tot God. „We zullen hem zien zoals Hij is”, zegt het Nieuwe Testament al over de hemelse heerlijkheid (1 Johannes 3:2). We komen het ook tegen in de brief van Ignatius aan Rome. Zijn toekomstig geluk is „tot God te komen”, „tot Hem op te gaan”, „bij God te zijn”. „Als ik maar bij Jezus Christus kom”, zegt hij.

Er zit, ondanks het morbide doodsverlangen, een innige, mystieke trek in de martelaarsverhalen.
[...]

Deze innigheid mis ik in veel van de internetislam die over ons uitgestort wordt. Zeker ook in de bijdragen van Sulayman die Mohammed B. zo inspireerde. Deze islam komt op mij over als een platte religie die sterk contractmatig denkt. Voor wat hoort nu eenmaal wat. Beloning is een kernwoord. De tekst van Sulayman spreekt over een business transaction en een deal van Allah. Daarbij wordt geadverteerd met vrouwenborsten om rekruten voor de djihad te werven.

[...]

De meer filosofisch of mystiek ingestelde geesten in de islam haasten zich te zeggen dat de heerlijkheden van het Paradijs en de verschrikkingen van de Hel niet letterlijk, maar metaforisch zijn bedoeld. Het gaat uiteindelijk om meer dan de materiële en lichamelijke genietingen. Zij kunnen zich hiervoor ook op de Koran beroepen.
[...]
Het lijkt me dat de imams nog een schone taak hebben om het bizarre beeld bij te stellen dat Mohammed B. en de zijnen van het Paradijs oproepen. Dat de Koran iets zegt over Paradijsvrouwen met ronde boezems (Soera 78.33) weten we nu wel, maar die andere aspecten lijken mij als niet-moslim wel net zo belangrijk en in elk geval wat vrouwvriendelijker.

De ultieme dreiging

De extreme internetislam werkt als een hersenspoeling. Dat is trouwens een beproefd recept van extremisten.

[...]

De Amerikanen krijgen nog een dobber aan de Iraakse assassijnen. Ze hadden van de oude Romeinen kunnen leren dat de strategie van de machthebber niet werkt, wanneer de ultieme dreiging die de machthebber achter de hand houdt, samenvalt met de ultieme beloning die de potentiële martelaar voor zich ziet. Misschien moeten ze bij eventueel volgende operaties meer godsdienstwetenschappers en psychologen in dienst nemen. Ik schat dat ze voor de kosten van één gevechtsvliegtuig er een heel bataljon van kunnen aanschaffen.

Start Omhoog