[Terug naar de tekst]   

 

Noot 43

 

Een voorbeeld van het soort ondervragingen dat deze organisatie hanteert, vinden wij terug in een deel van de ondervraging door Kee McFarlaine van CII (geciteerd in L. Coleman, Learning from the McMartin Hoax, Paper presented to VOCAL Convention, 24-26 oktober 1986, blz. 3). 


McFarlaioe probeert een jongetje zover te krijgen dat het een zogenaamd 'blote-filmster spelletje' beschrijft. 


Diegenen die verdacht werden van seksueel misbruik op het McMartin kinderdagverblijf zouden dit spelletje met de kinderen hebben gespeeld. De lezer dient zich te realiseren dat McFarlaine een mogelijk slachtoffer ondervraagt en niet een mogelijke dader.  

KM:           Ik dacht dat het een blootspelletje was. 
Jongetje:  Nee hoor. 
KM:          Trok iemand zijn kleren uit? 
Jongetje:  Er was niemand bloot toen ik er was. 
KM:           Tegen een paar kinderen was gezegd dat zij vermoord zouden worden. Dat 

                  was een truc.

                 OK, Mr. Alligator (tegen het kind), houd je je van de domme of ben je slim en ga

                  je het mij vertellen. Ze zeggen dat je slim bent.
Jongetje:  Dat ben ik ook. 
KM:          Mr. Monkey (de pop die het kind eerder had gebruikt) is een bangerik. Hij kan

                 zich de spelletjes niet meer herinneren, maar jij weet nog wel hoe het 

                 blote-filmster spelletje werd gespeeld. Of ben jij het ook vergeten?
Jongetje:  Ik heb het blote-filmster spelletje niet gezien. 
KM:          Zie je, je bent toch dom. 
Jongetje:  Ik weet het niet.

[Terug naar de tekst]