Vorige Start Omhoog Volgende

Het Groenestein syndroom

of: Een lege plek in Den Haag

Hans Koekoek, Fontein 1982

"Je was er zo bang als een wezel. Je dorst niets te zeggen, je werd finaal monddood gemaakt. Een eigen mening dorst je niet te hebben." (p 9)

"Met de armen boven je hoofd de rozenkrans bidden en dat vele malen, en mochten de armen door vermoeidheid zakken, dan stond er weer een broeder achter je die stokslagen uitdeelde tot je je armen weer omhoog had."

Een dergelijke straf was niet uitzonderlijk, maar werd regulier toegepast. Dergelijke straffen pasten in het systeem. (p 13)

"Als je het dan uitgilde van de pijn, dan was 't pas goed. Werkelijk gehuil van zijn slachtoffers scheen pas zijn hart te strelen." (p 20)

"Hoe afschrikwekkend was de werkelijkheid [...] van al die weerlozen waarop de gefrustreerde dienaren van de Heer hun sadisme uitleefden." (p 29 - Haagse Courant, Paul van Beckum)

"Als er kinderen van de stenen trappen waren gegooid, moesten ze bij de dokter zeggen dat ze van de trap waren gevallen." (p 31)

"Je mocht geen eigen mening hebben, dat werd allemaal te niet gedaan, want hun wil was wet, en daar had je je maar aan te houden." (p 35-36)

"Ik was een bedplasser, ik deed het elke dag in mijn bed, en iedere dag kreeg ik een koud bad. Als je in het bad zat werd je hoofd nog helemaal onder water gehouden. Dan kwam je uit het bad en moest je je natte goed weer aantrekken en daar moest je de hele dag in lopen." (p 38)

"Een andere methode was, iemand die het in zijn bed had gedaan, moest een po helemaal vol plassen. Als dat gebeurd was, moest je met die po op je hoofd over de speelplaats lopen. De broeder ging daar staan en jij moest met een kringetje om hem heen lopen. Net zo lang, totdat de urine over je hoofd liep... 't Was gewoon een sadistische methode die ze op je toepasten." (p 38)

"In dat gesticht had je natuurlijk altijd honger en het gebeurde dat de broeder 's avonds als je op zaal in bed lag met een stapel boterhammen binnenkwam. Die legden ze op je gezicht neer. Als je nu sliep, liet hij het brood liggen, maar als je je ogen opendeed, haalde hij met een ruk het brood weer weg." (p 43)

"Ze hadden ook de methode om je in een klerenkast te stoppen. Gèk waren ze! Dan deed je het in je broek en dan kreeg je weer straf ..." (p 45)

"We mochten niet naar ons eigen lichaam kijken." (p 46)

"Daarna waren we dus vriendinnen voor het leven. Maar ja, dat kreeg die non in de gaten ... we deden alles samen ... en dat mocht helemaal niet. Dat meisje werd eerst naar een andere tafel verplaatst en toen naar een andere afdeling. We mochten elkaar niet meer zien, we mochten geen vriendinnen zijn." (p 49)

"Door te wijzen op falende mensen, wordt de aandacht kundig van de hoofdoorzaak afgeleid, het was vooral een falend systeem." (p 56)

"Ingestampt is: je hebt te doen wat mensen die boven je staan willen. Er zijn nauwelijks rechten, wel plichten." 
"Het is net of het stukje karakter dat ieder mens heeft, het stukje dat ervoor zorgt dat je niet totaal wordt weggedrukt in de maatschappij, [...] gedood is. " (p 62)

"Eigenlijk was de levenssfeer dusdanig dat wij alle vier onzekere bange, zenuwachtige, met complexen opgezadelde mensen geworden zijn." (p 78)

"Het onderbroeken nakijken gebeurde op mijn afdeling altijd op zaterdagmiddag. Het was uitsluitend een taak die [broeder] Frère voor zich gereserveerd had. Met je onderbroek in je hand stond je in de rij je beurt af te wachten, soms met beven en vrezen, hoe hij je op hygiënisch gebied zou beoordelen. Als je alleen maar een opstopper kreeg was het niet zo erg, maar soms werd je over zijn knie gelegd en je achterste bewerkt tot het zo rood was als de ondergaande zon. Om het gillen te smoren stopte hij je in de badkuip." (p 80)

"Ik heb daar gewerkt in de jaren 1956-1959. Het was een periode van verbijstering, verontwaardiging en woede over opvoedingsgedragingen van nonnen tegenover de kinderen. Het was een periode waarin wij - de leidsters - ons inzetten om gunstiger opvoedingsmethoden door te drukken. En wat mezelf betreft: 'n periode waarin ik actief verzet pleegde tegen allerlei mistoestanden, hetgeen aanleiding werd voor mijn vertrek. [...] 
Ik verzocht, diep verontwaardigd, onderhoud met het bestuur en vertelde hen enkele wantoestanden. Hun reactie was voor mij verbijsterend, waardoor ik helemáál woedend werd." (p 81)

"Veel mensen vertelden dat opvoeding in deze tehuizen voornamelijk angst tot gevolg had. [...] Veel van deze mensen gaven te kenbnen nog steeds last te hebben van angst, nervositeit, contactarmoede en niet voor zichzelf op durven komen." (p 84 - Rapport van de Stichting Correllatie)

"Mijn man is zijn hele jeugd klein gehouden. Hij durft zich net te verdedigen, dat gaat er nooit meer uit." (p 92)

"Ik was 22 jaar en had nog ooit een zoen gehad." (p 93)

"Zelfs als je een nachtmerrie had, kreeg je slaag." (p 93)

"Verweer heb je niet. Je kunt niet tegen de mensen op. Ik ben alleen maar agressief, ik háát." (p 94)

"Je slikte alles wat ze zeiden, je wist niet beter. Op het laatst ben je helemaal gevoelloos van binnen. Het ergste was dat de buitenwereld je niet geloofde, die nonnen wisten een mooie façade op te bouwen." (p 95)

"De enige aandacht die je kreeg was een knal voor je kop." (p 96)

"Ons werd verteld dat de buitenwereld slecht was. Een vriendin mochten we niet hebben, dan dachten ze dat je lesbisch was. We wisten niet eens dat dat bestond." (p 98)

"Ik moest in bad met zo'n gek mouwloos schort en dat was nat geworden waardoor het aan mijn lichaam plakte en je mijn figuur zag. Ik kreeg een heftige slag van die non. Ze deed haar eigen handen pijn " (p 99)

"het allerergste was dat ze ons uit elkaar rukten. Mijn broertjes en zusjes gingen ieder naar een andere afdeling en je mocht ze niet zien. Bij het spelen probeerde je een schuwe blik naar een andere afdeling te werpen in de hoop dat je een van hen zag. Meestal zag de non het en die zei dat het zondig was naar de jongens te gluren. Later sloeg ze." (p 99)

"Er zat een bepaald systeem in hun denkwijze, het was niet zo maar slaan. Het was meer drillen. Alles wat je aan persoonlijkheid, aan eigen mening had, werd er letterlijk uitgeslagen. Ze wilden brave gehersenspoelde kinderen. Als je precies deed wat zij zeiden, kwam je er zonder letsel af." (p 100)

"Het was streng verboden om je zusje achter het hek gedag te zeggen of een hand te geven." [Er volgde: bont en blauw geslagen door een non en vijf dagen strafhok. Als een broer op bezoek komt zegt de non 'Ze is van de trap gevallen'.] (p 102)

"Die 's morgens nat waren, werden in een rij gezet en in een bad met koud water gestopt en kregen drie tot tien stokslagen toe." (p 104)

"Dat meisje kwam alleen met die broeder in het washok en op een gegeven moment greep hij haar vast en wilde met haar vies doen, zoals wij dat noemden. Want wij jongeren wisten toen nog niet hoe een jongen er uit zag. Ik was twaalf jaar [...]." [Het meisje verzette zich. Daarna is het het meisje dat gestraft wordt: vijf dagen in het strafhok.] (p 105)

[Op blz 106 & 107, samengevat:}
Er is een invalzuster die wel aardig is. De schrijfster zegt tegen de vaste zuster "Het is bij haar heel anders dan bij u." ... Reactie: "Ik zal jou leren zoiets te zeggen." Het meisje wordt op de billen geslagen. "Ze waren helemaal stukgeslagen". 

"Ik was nog niet zo lang in dat tehuis toen mijn moeder stierf. De nonnen zeiden dat ik daar geen verdriet om mocht hebben." (p 111)

"Natuurlijk kwam je agressief en opgepookt Groenestein uit [...]. In Groenestein vocht je voor je eigen belang, je had een volkomen egoïstische instelling. Zoiets is natuurlijk voor een normaal huwelijksleven dodelijk." (p 121)

[De directrice zei:] "Je wordt een groot meisje, je draagt al een beha en dat soort meisjes is levensgevaarlijk." [...] "Er mocht niets zijn waaruit mogelijk contact met jongens kon ontstaan. Jongens mochten mij niet zien, ik mocht geen jongens zien. Waarom zoiets niet zou mogen, bleef een vraag. Je wist niks [...]." (p 122)

"toen ik een jaar of veertien, vijftien was, had ik in het tehuis met een jongen gepraat en aangeraakt. Die non riep: 'Slet, hoer, dweil!' [...] Met aanraken heb ik [nu] nog moeite. Alles wat met het lichaam te maken heeft, daar rust voor mij een doem op." (p 122 & 123)

"Wij werden opgevoed in de geest van bek houden, luisteren en doen wat wij zeggen. Later, als je zoals wij dat noemden 'in de wereld kwam', was je zo tam als een gekweekt konijn. Daardoor werd je door vrijwel iedereen misbruikt." (p 125)

"We moesten allemaal de handen naar voren steken en kregen onder iedere nagel een speldenprik. Ze zei dat het tegen het nagelbijten was.
Die tijd heeft me een flinke knauw gegeven. Daar kom je niet ongeschonden door." (p 127)

"M'n gevoelens uiten, dat heb ik afgeleerd in m'n jeugd." (p 128)

"Die zusters hebben ernstige fouten gemaakt, maar het waren fouten van individuele mensen. De lijn die werd aangegeven was goed, maar niet ieder kon die lijn volgen." (Een voormalige directrice op p 136 - cursivering Tw)

Vorige Start Omhoog Volgende