Start Omhoog

 

Drugsbeleid: tussen moralisme en onverschilligheid

Tegenwicht Essay # 45 

In de jaren ’20 van de vorige eeuw voerde men in de Verenigde Staten van Amerika de zogeheten drooglegging door. Het werd verboden om sterke drank te schenken, vanuit de verwachting dat dit het alcoholprobleem zou terugdringen dat zoveel huisvaders in het verderf stortte. In werkelijkheid profiteerde vooral de georganiseerde misdaad van de illegale verkoop. Bovendien leek de drooglegging mede te zijn ingegeven door een moralistische afkeer van alcohol. Men leek het regelmatig drinken van een biertje, borreltje of glas wijn gelijk te willen stellen aan alcoholisme. 

Natuurlijk zijn er echt mensen die niet goed met drank om kunnen gaan en het is goed als die als geheelonthouder door het leven gaan, net als overigens mensen die om levensbeschouwelijke redenen of eenvoudigweg vanwege de smaak of effecten op de geest iedere soort sterke drank willen laten staan. Maar dat betekent niet dat men direct ook alle alcoholhoudende waren moet verbieden 

Vergelijkbare kwesties spelen anno 2006 in Nederland. Zo willen sommigen bijvoorbeeld de legale pornografie en prostitutie zoveel mogelijk terugdringen, omdat deze nog wel eens gepaard kunnen gaan met verkrachting, vrouwen- en mannenhandel, overlast en seksverslaving. Daarbij doet men soms alsof deze problemen onlosmakelijk aan porno en prostitutie verbonden zouden zijn. Anderen lijken een soort algemeen verbod op computerspellen op hun agenda te hebben staan, omdat een aantal gamers hier niet goed mee om weet te gaan. Steeds weer zie je de even merkwaardige als kromme redenering: er zijn (uitzonderlijke) misstanden rond een bepaald fenomeen en dus moet het hele verschijnsel zoveel mogelijk verdwijnen. 

Moralisme versus onverschilligheid

Moralistische oplossingen kun je vergelijken met het weggooien van een hele mand gezonde appels omdat er een paar rotte tussen blijken te zitten. Ze worden dan ook niet zozeer ingegeven door een oprechte betrokkenheid bij concrete mensen met concrete problemen, maar door een inherente, algemene afkeer van een bepaald verschijnsel. Moralisme kenmerkt zich grofweg door het opleggen van de eigen voorkeuren, zonder dat men zich afvraagt of dat wel echt in het belang van de concrete ander of de samenleving in het groot is. 

Het tegenovergestelde van moralisme is totale onverschilligheid: men staat alles toe, omdat men er geen persoonlijk belang bij heeft om in te grijpen. Dat komt bijvoorbeeld neer op het toelaten van verschijnselen als vrouwenhandel, verkoop van drank aan lagere schoolkinderen of games die gemaakt zijn vanuit neonazistische denkbeelden. Onverschilligheid wil niets opleggen, maar ook geen beschermende maatregelen nemen. 

Het ontbreekt zowel moralisme als onverschilligheid aan echte interesse in het eigen perspectief en de belangen van anderen. Als je het welzijn van de ander zelf als maatstaf neemt, dan wil je diegene je eigen voorkeuren niet opleggen, maar waar nodig wel behoeden voor ontsporingen die de persoon in kwestie of de samenleving kunnen schaden. 

Ontsporing

Dat brengt ons dan direct op de vraag wat we onder een ontsporing moeten verstaan in dit verband. De moralist beschouwt alles wat niet overeenkomt met hoe hij zelf wil leven al direct als een ontsporing. Als hij bijvoorbeeld een hekel heeft aan computerspelletjes, moet iedereen daar ook liefst vandaag nog mee stoppen. We hebben het hier dus niet over ontsporing in deze benepen bekentenis van ‘iets wat afwijkt van de preferenties van de moralist’. 

Wat ons voor ogen staat is de ontsporing in de zin van 

‘structureel gedrag dat voor de persoon zelf leidt tot ernstige lichamelijke of geestelijke gezondheidsrisico’s die men normaliter zou vermijden, of anders tot onvermijdelijke fysieke overlast voor anderen.’ 

Een alcoholist is bijvoorbeeld lichamelijk afhankelijk van alcohol, wat grote gevaren voor zijn gezondheid met zich meebrengt, en zijn gedrag leidt vaak tot een grote belasting van de naaste omgeving. In deze niet-moralistische betekenis is er bij alcoholisme dus echt sprake van een ontsporing. Mensen willen behoeden voor zo’n ontsporing is dus geen kwestie van moralisme, maar van empathische betrokkenheid en oprechte morele normen die niet slechts uitgaan van de eigen particuliere beleving. 

Anderzijds zijn er ook situaties die ernstige gezondheidsrisico’s met zich meebrengen die men normaliter niet zou vermijden, omdat ze onderdeel uitmaken van een missie of ambitie. Een voorbeeld waar de meeste mensen weinig moeite mee hebben is de levensstijl van een beroepsmilitair. Hoewel de heftige reacties rond de gevaarlijke Nederlandse missie in Afghanistan soms anders deden vermoeden, maar dat kan vooral liggen aan een vervreemding van wat het nu eenmaal betekent om beroepsmatig als militair te werkzaam te zijn.

Maar ook bij vechtsporten kan er sprake van zijn dat de eigen gezondheid in gevaar komt, terwijl dit echter bewust wordt ingecalculeerd op de weg naar roem en ontplooiing. Buitenstaanders kunnen dit onverstandig, disproportioneel of mensonwaardig vinden, maar het zou moralistisch (in plaats van moreel bewogen) worden als ze de vechtsporter dwingen om die visie over te nemen. 

We focussen hier dus volledig op gedragspatronen die gekoppeld zijn aan een problematische verslaving. Anders dan de vechtsporter is iemand die in de problematische zin ‘verslaafd’ is zich doorgaans onvoldoende bewust van de risico’s van zijn gedrag. Hij is vaak zelfs niet in staat om die risico’s voldoende tot zich door te laten dringen en verkeert regelmatig in een soort waantoestand. 

Veel verslaafden ontkennen zelfs dat ze verslaafd zijn. Bovendien is er, anders dan bij vechtsporten of het leven van beroepsmilitair, geen sprake van een speciale ambitie of missie. De risico’s worden zuiver gelopen voor de doorgaans vluchtige kick of roes die de verslaving biedt.

Verslaving versus liefhebberij

Het woord verslaving wordt in het Nederlands niet alleen gebruikt in verband met gevaarlijke verdovende middelen, dwangmatig gokken of ongelimiteerde seksuele excessen, maar soms ook voor onschuldige liefhebberijen of hobby’s. Zo kan een huismoeder zeggen dat ze ‘verslaafd’ is aan de muziek van Marco Borsato of aan de liefde van haar echtgenoot. Mensen kunnen een bepaalde soort koffie of thee ‘verslavend’ lekker vinden of extra veel genieten van ‘verslavende’ dansstijlen, kruiswoordpuzzels of computerspelletjes. Zo kan iemand opmerken dat hij de zojuist geserveerde pinda's 'net opium' vindt, d.w.z. net zo 'verslavend' lekker. 

Het is natuurlijk zaak dit soort activiteiten scherp te onder scheiden van verslavingen in de problematische, medische of psychiatrische zin. 

In theorie kan iemand dus wel 'verslaafd' zijn aan een bepaald genotmiddel op de onschuldige manier, zonder daarmee ook direct verslaafd te zijn in de problematische zin. Dit valt overigens niet zomaar samen met een onderscheid tussen geestelijke en lichamelijke verslavingen. Sommige onschuldige gewoontes, zoals koffiedrinken, hebben een duidelijke lichamelijke component, zonder daarmee ook direct problematisch te worden. Een verslaving als gokken draait anderzijds niet primair om lichamelijke kicks, maar er zijn weinig verslavingen die zo inherent en zonder uitzondering problematisch zijn. 

Drugs

Laten we het bovenstaande nu eens toepassen op het drugsbeleid. Er moet dan onderscheid gemaakt worden tussen problematisch en onproblematisch druggebruik, net zoals dit gangbaar is bij het gebruik van alcohol of andere genotmiddelen. Puur het regelmatig gebruiken van een bepaald middel, maakt het gebruik nog niet direct tot een probleem, denk maar aan het drinken van koffie of thee. 

Sommige middelen zijn echter inherent schadelijk, doordat ze door hun bijzondere kenmerken automatisch leiden tot geestelijke of lichamelijke verslaving in de negatieve zin, of riskant, doordat ze een groot risico met zich meebrengen dat dit gebeurt. 

Van roken van tabak wordt bijvoorbeeld, anders dan van het matig drinken van alcoholische dranken, bijna algemeen erkend dat er sprake is van een schadelijke gewoonte. Niet omdat het roken als handeling destructief zou zijn (zoals bij gokken), maar omdat het schadelijke effecten veroorzaakt voor de roker zelf en zijn of haar omgeving. 

Je kunt je zo drie hoofdvragen stellen: 

(1) Zijn er drugs die als zodanig niet per se schadelijk of riskant zijn? 

(2) Hoe moet je daar mee omgaan?

(3) Hoe moet je omgaan met drugs die wel intrinsiek schadelijk of riskant zijn? 


Soft drugs

Drugs die men in principe kan gebruiken als genotmiddel zonder dat hier noemenswaardige schade of risico's voor de lichamelijke of geestelijke gezondheid aan vast zitten, worden doorgaans aangeduid als soft drugs, tegenover schadelijke en riskante drugs die men hard drugs noemt. Waarschijnlijk is het onderscheid tussen beide soorten drugs niet altijd even scherp te maken. Er bestaan soorten soft drugs die zo geconcentreerd worden verkocht, zoals het product 'Superskunk', dat sommigen het effect ervan vergelijken met dat van hard drugs.

Desondanks is het onderscheid wel nuttig. Bij soft drugs is over het algemeen geen sprake van een lichamelijke verslaafdheid. De geestelijke verslaving die er bij kan optreden is vergelijkbaar met de verslaving in positieve zin bij andere genotmiddelen. Wel kan er net als bijvoorbeeld bij seksverslaving een problematische vorm van geestelijke verslaving optreden, wanneer men de aangename roes gebruikt om emotionele en psychosociale problemen te ontvluchten. Zo'n verslaving aan overmatig blowen kan bijvoorbeeld aan de orde zijn bij probleemjongeren, die daardoor alleen maar erger in de moeilijkheden komen.

Er bestaat, zoals gezegd, een discussie over de vraag of alle softdrugs lichamelijk echt wel zo onschadelijk zijn. Mocht dit voor een bepaald middel niet gelden, dan ligt het voor de hand dat het alsnog als hard drug wordt betiteld. Zo zijn er berichten in de media over de mogelijke gevaren van cannabis. 

Volgens een literatuuronderzoek van het Trimbos Instituut zou het intensief gebruik van hasj en wiet bijvoorbeeld kunnen leiden tot psychoses, ook voor mensen zonder specifieke aanleg. Ook zou op het lange termijn kunnen leiden tot kanker [*]. Het verband met schizofrenie is echter omstreden [**].

[* Japke-D. Bouma en Rob Schoof, Stoneder dan stoned kan niet, NRC, 8-4-2004]
[** Cannabis los van schizofrenie, SHR, 18-8-2004]

Els Noorlander meldt als schadelijke gevolgen van cannabis onder andere nog: de achteruitgang van cognitieve functies zoals het concentratievermogen en het geheugen en op de lange duur depressies en achtervolgingsideeën (Els Noorlander, NRC, 22-4-2005).

Hoe dan ook lijkt het onderscheid tussen soft drugs en hard drugs over het algemeen nog steeds zinvol voor veel deskundigen. Zo schrijft een de NRC in het redactionele commentaar: : 

“Dertig jaar gedoogbeleid heeft geleid tot een betere scheiding van de markten voor hard- en softdrugs en minder drugsdoden in Nederland dan in landen waar dat onderscheid niet gemaakt wordt.” 
(Vernietigen en gedogen, NRC, 28-4-2006).

Omgang met soft drugs 

Als we concluderen dat sommige soorten drugs over het algemeen onschadelijk zijn en over het algemeen geen grote risico's met zich meebrengen, dan is het onredelijk en inconsequent om het gebruik van zulke soft drugs anders te benaderen dan bijvoorbeeld het alcoholgebruik. We hebben dan vooral te maken met moralisme in plaats van met morele bewogenheid bij anderen.

Het huidige softdrugsbeleid in Nederland bestaat uit 

het gedogen van verkoop in coffeeshops, 

maar het verbieden van het telen van de middelen in kwestie. 

Bovendien mogen coffeeshops slechts een beperkte voorraad softdrugs in hun bezit hebben.

Dit is een bizarre constructie en het is alleen maar begrijpelijk als mensen zich hiertegen verzetten. Tenzij bepaalde soft drugs alsnog verkapte hard drugs blijken te zijn, dienen zij redelijkerwijs in alle fases van productie, leverantie en verkoop te worden gelegaliseerd. 

Toch is dit nog steeds niet het geval. Zelfs een experiment voorgesteld door CDA-burgemeester Leers van Maastricht met legale wietteelt werd afgewezen door het laatste kabinet Balkenende, terwijl een kamermeerderheid hier voor was (Kabinet negeert Kamer voor legale wietteelt, NRC, 15-12-2005). 

Leers stelt dat gedogen van de productie neerkomt op 

“winst op twee fronten: de teelt wordt grotendeels uit de illegaliteit en dus uit de criminaliteit gehaald. En de politie is niet veel tijd en menskracht meer kwijt aan de voortdurende klopjachten op telers."

"Het is Leers er vooral om te doen de criminaliteit terug te dringen. Drugs kun je, net zomin als alcohol, uitbannen, vindt hij. Dat is vechten tegen de bierkaai en daarom zal op den duur ook Europa het drugsbeleid moeten liberaliseren. Nederland kan dat niet alleen. Het huidige beleid in Nederland bevordert de criminaliteit.” 
(Leers wil wietteelt legaliseren, SHR, 14-3-2005)

Ook minister Pechtold van Bestuurlijke Vernieuwing liet zich ontvallen 

"dat je ooit zou moeten kijken of we naar een soort van legalisatie van dit product moeten komen".

Inmiddels delen veel ambtsdragers de standpunten van Leers, in ieder een geval een meerderheid van de burgemeesters van de dertig grootste gemeenten. 

Volgens Jaap Spieker, eigenaar van koffieshop Pink in Eindhoven leidt de harde aanpak van de productie tot schaarste, waardoor de prijs omhoog gaat. Criminelen spelen daar volgens hem op in door softdrugs van mindere kwaliteit voor een lagere prijs aan te bieden. 

“De grote telers gebruiken bestrijdingsmiddelen waardoor de kwaliteit achteruit gaat", vertelt hij. “Maar er wordt ook melkpoeder, visvoer of gewoon heel fijn zand bij de wiet gedaan om het gewicht omhoog te krijgen. Pure oplichting.” 
(Laura Dierx. Aanpak telers drijft wietprijs op, Trouw, 28-10-2006).

Dit wordt bevestigd door Willem Panders, voorzitter van het Platform van Cannabisondernemingen: 

“We hebben een verharding in de vervolging van cannabiskwekers gezien. Daardoor stoppen de bonafide kwekers ermee. Hun plek wordt ingenomen door malafide kwekers, mensen die willen dat het illegaal blijft, zodat er grote winsten te behalen zijn.” 
(Rob Schoof en Guido de Vries, Coffeeshops: gedoogd maar nog altijd vogelvrij, NRC, 20-1-2005).

Bovendien zijn huistelers vaak arme sloebers die proberen wat geld bij te verdienen. In feite treft men niet zozeer de zware criminelen, maar vooral de kleine jongens met het huidige softdrugsbeleid. Mede om die reden heeft minister Donner van Justitie besloten de kleine commerciële thuistelers van wiet niet langer strafrechtelijk te vervolgen. 

“Het justitieel beleid zal zich richten op beëindiging van ontdekte activiteiten. Planten en apparatuur worden vernietigd of in beslag genomen. Doorgaan met kweken op het betrokken adres wordt onmogelijk gemaakt. De mankracht die daarmee vrijkomt bij politie en justitie zal worden ingezet om grootschalige commerciële wietproductie op te sporen.” 
(Kleine wieteler niet vervolgd, NRC, 28-4-2005).

De afwijzing van het voorstel van Leers hangt samen met een repressief softdrugsbeleid waar het CDA op landelijk niveau voorstander van is. De partij wijst er onder meer op dat Nederland zichzelf internationaal buiten spel zou zetten als het door zou gaan op de ingeslagen weg van het gedogen van softdrugs. 

Een parlementaire meerderheid vindt dat echter onzin. 

“Als je kunt afwijken met het gedogen van coffeeshops, kun je ook de teelt van wiet toestaan, menen ze.” 
(Meerderheid voor gedogen teelt, maar het gebeurt niet. Trouw, 26-5-2006).

Ironisch genoeg is gebleken dat een meerderheid van het Europees Parlement een evaluatie wilde van de door de VN gedicteerde zero tolerance tegenover alle drugs. 

Carla Aarsen schrijft hierover: 

“Dat blijkt ook uit de groeiende lijst van lidstaten die het gebruik van softdrugs gedogen. Nederland, Luxemburg en Portugal doen dat al, België komt er binnenkort bij. In de Britse opiumwet is cannabis naar een onbelangrijke plaats gedegradeerd. Portugal gedoogt zelfs het gebruik van hard drugs. 

Voorstanders van de harde - repressieve - lijn beginnen nerveus te worden. De VS en de toezichthouders van de VN slaan een steeds fellere toon aan tegen dissidente regeringen en opvattingen. De Nederlandse regering is daarvan kennelijk onder de indruk en stapt steeds meer af van het gedoogbeleid. Gezien de ontwikkelingen in onze buurlanden kan angst voor isolement geen argument zijn voor deze politieke keuze. 

Er is een groeiend draagvlak voor verandering. Juist nu moeten we investeren in een Europese coalitie voor een rationeel draagvlak.”
(Carla Aarsen. Europa bijna klaar voor alternatief drugsbeleid, Groen Links Magazine, juni 2003).

Overigens is een toename in het aantal drugsgebruikers niet uitgesloten bij legalisering. Maar, zoals socioloog Frans Driesen schrijft, 

“Die toename blijft beperkt tot het incidentele gebruik, het aantal probleemgebruikers neemt niet toe. Het percentage van de bevolking dat vatbaar is voor verslavingsziekten is een (deels genetisch bepaalde) constante.” 
(Frans Driesen. Vrijgeven drugs alleen op proef, Trouw, 29-4-2005). 

Minister Donner van Justitie vindt een experiment met legale productie pas aan de orde als men de illegale wietteelt volledig onder controle heeft, maar hij lijkt niet in te zien dat legale wietteelt juist een stap in de richting van het uitbannen van illegale teelt kan zijn.

Als het aan Donner zelf lag, zou het gedogen van drugs zelfs nog verder worden teruggeschroefd. Zo zou er wat hem betreft een verbod komen op sterke Nederwiet met een verhoogde THC-waarde. 

Geen onverschilligheid rond negatieve effecten van softdruggebruik 

Wel moet er sprake zijn goede toezicht op de wiethandel, vindt Leers. Bovendien moeten met name jongeren en psychiatrische patiënten behoed worden voor een negatieve psychische verslaving aan soft drugs. Het handhaven van een  leeftijdsgrens lijkt daarom een goed idee, evenals het weren van soft drugs uit tehuizen en inrichtingen. Zoiets geldt immers ook voor alcohol.

Een samenwerkingsverband van onder meer drugsexperts van alle politiekorpsen, dat bekend staat onder de naam Nationaal Netwerk Drugsexpertise, pleit zelfs voor het sluiten van coffeeshops en de vervanging ervan door verkooppunten waar alleen cannabis kan worden afgehaald. (Softdrugs voortaan bij tabakszaak, Trouw, 2-6-2003). 

Helaas is hasj bijna overal op middelbare scholen te krijgen. Daarbij zou het softdruggebruik bij adolescenten volgens Els Noorlander onder andere voortkomen uit factoren als gebrek aan ouderlijk toezicht, traumatische ervaringen, gebruikende vrienden of ouders, armoede, problemen op school en psychische stoornissen. Misbruik van softdrugs door jongeren leidt onder meer tot gedragsproblemen en schooluitval. Ze pleit daarom voor strenge urinecontroles in tehuizen (Els Noorlander. Verslavingsproblematiek bij jongeren, 22-4-2005). 

Overigens is er op dit punt nu ook weer geen reden tot verhoogd alarm. Hoewel het aantal jongeren tussen de 12 en 20 dat hulp zoekt bij de verslavingszorg vergeleken met 2001 verdubbeld is, is het aantal gebruikers tussen 1996 en 2003 bij de meisjes gelijk gebleven en bij jongens zelfs licht gedaald. (Celine Timmerman. Blowen: jongeren doen het veel minder dan ze denken. Trouw, 14-11-2005).

Verder schaadt hasjgebruik in inrichtingen in het algemeen het behandelklimaat doordat het o.a. leidt tot diefstal, chantage en bedreigingen. 

Ook moeten er regels komen om bijvoorbeeld het autorijden onder invloed van cannabis te verhinderen. 

Medicinale cannabis 

Naast het recreatieve gebruik van soft drugs is er ook nog het medicinale gebruik. 
Het gezaghebbende medische tijdschrift The Lancet meldde enkele jaren geleden dat het wetenschappelijk gezien vaststaat dat cannabis de ziektelast verlicht van MS-patiënten (Trouw, 7-11-2003).

Het is dan ook kwalijk als patiënten hierin onnodig beperkingen opgelegd krijgen (een kwestie van moralisme). Het ligt echter wel voor de hand dat dit type gebruik volledig in handen van artsen blijft (geen onverschilligheid). Bovendien ligt het voor de hand dat verantwoorde productie van medicinale wiet gepaard gaat met vergoeding door zorgverzekeraars.

Overigens is het medicinaal voorschrijven van soft drugs ook nog te rijmen met een levensbeschouwelijke afwijzing van soft drugs als genotmiddel. De reguliere geneeskunde benut al heel lang pijnstillers die verwant zijn aan hard drugs, zoals morfine. 

Omgang met hard drugs 

Onder hard drugs verstaat men doorgaans middelen die riskant zijn voor de gezondheid en leiden tot lichamelijke verslaving of geestelijke verslaving in negatieve zin. 

Volgens sommigen vallen bepaalde soorten hard drugs zoals cocaïne in feite niet onder deze definitie, omdat ze ook zuiver recreatief gebruikt zouden kunnen worden zonder tot problemen te hoeven leiden. Het lijkt echter niet verantwoord wanneer mensen hier zelf een inschatting van maken zonder zich te laten leiden door gedegen wetenschappelijk onderzoek. 

Hoe dan ook is een aantal middelen echt inherent gevaarlijk en deze kunnen daarom niet beschouwd worden als een speciale soort soft drugs.

Dat roept de vraag op hoe je met zulke middelen om moet gaan.

Dealers en verslaafden

Dealers, d.w.z. mensen die zich willens en wetens bezighouden met de verkoop van schadelijke en gevaarlijke hard drugs, kun je nog het beste vergelijken met zware criminelen die anderen ernstig lichamelijk letsel toebrengen om er zelf financieel beter van te worden. Het lijkt dan ook niet meer dan terecht dat er hard tegen zulke lieden wordt opgetreden. Geen kwestie van benepen moralisme maar van rechtvaardigheid.
Daarbij moet je natuurlijk wel een duidelijk onderscheid maken tussen gewetenloze grote dealers en tussenpersonen die vaak zelf in de problemen zitten.

Een 'harde aanpak' van hard drugs-verslaafden ligt een stuk minder voor de hand, althans wel wanneer dit slechts neerkomt op het weren van verslaafden uit het straatbeeld om overlast en diefstal tegen te gaan. Verslaafden zijn hoe dan ook lichamelijk en geestelijk ziek, en daardoor automatisch ook minder toerekeningsvatbaar dan anderen. Maatschappelijk gezien verdienen ze daarom veel hulp in de vorm van opvang, begeleiding en rehabilitatie. Gemeenten dienen verslavingszorg daarom hoog in het vaandel te hebben staan. 

Verslaafden die (nog) niet willen afkicken kan men als overheid zelf hard drugs verstrekken om de schadelijke effecten van hun verslaving in elk geval nog enigszins in te perken. Verslaafden die voldoende aan hun trekken komen, zullen bijvoorbeeld minder de neiging hebben om zichzelf te verwaarlozen, overlast te veroorzaken of zich schuldig te maken aan diefstal. Zo zijn er experimenten met de vrije verstrekking van heroïne aan verslaafden in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Haarlem en Groningen. Minister Hoogervorst pleitte voor de registratie van heroïne als medicijn zodat de verstrekking volledig legaal kan plaatsvinden. 

Volgens Kees Neeteson is verstrekking van hard drugs echter mensonwaardig, omdat je mensen gevangen zou houden in een roes, in plaats van hen echt van de verslaving af te helpen (Trouw, 5-1-1004). Er moeten volgens hem veel meer hulpverlening en mogelijkheden tot resocialisatie komen. 

Het is zeer de vraag of deze mening, die overigens op partijniveau gedeeld wordt door het CDA, realistisch genoeg is. Het blijkt namelijk heel moeilijk te zijn om mensen definitief van een verslaving af te helpen door hen gedwongen te laten afkicken. Het is echter zeker waar dat er veel meer hulpverlening moet komen voor verslaafden. Er is bijvoorbeeld te weinig ruimte voor psychosociale en medische zorg bij het verstrekken van methadon (Angela de Jong: Verslaafde krijgt geen aandacht in de methadonbus, SHR, 28-11-2003).. 

Enige repressie om overlast tegen te gaan, lijkt billijk, maar niet ten koste van de hulpverlening aan verslaafden, beklemt onder meer Wim Deetman, de burgemeester van Den Haag (Eildert Mulder, Maatwerk in de Drugshulpverlening,Trouw, 10-7-2002).

Een duidelijk voorbeeld van een aanpak waarbij repressie en aanpak van overlast voorrang lijken te krijgen boven hulpverlening zien we in het beleid van de gemeente Rotterdam. Het blijkt zelfs wat betreft het bestrijden van overlast geen waterdichte methode doordat de problemen worden verplaatst naar andere wijken of deelgemeenten. 

Gretha Pama schrijft over de situatie in Rotterdam onder meer: 

“Direceur Sjef Czyzewski van Bouman Verslavingszorg, dat het grootste deel van het zorgnetwerk voor verslaafden beheert, zegt dat hij 'liever een andere volgorde' had gezien: 'Eerst meer zorg, zodat de mensen ook echt ergens naar toe kunnen. Dat is nu niet zo. 
[...]
Als je wilt dat mensen worden geholpen, moet je daar geld voor uittrekken. Maar er is geen geld uitgetrokken voor extra bedden, voor meer personeel, voor woningen of voor werkprojecten.' 
(Gretha Pama: Het nieuwe rondhangen. NRC, 14-12-2002). 

Een bekend voorbeeld van de Rotterdamse aanpak is het sluiten van de Pauluskerk van Ds. Hans Visser voor drugsverslaafden. Hans Visser had al eerder de sluiting meegemaakt van de opvang 'Perron Nul'. Ook in dit geval is er sprake van verplaatsing van de problemen en uitwaaiering over de stad.

Scheidend burgemeester van Nijmegen Guusje ter Horst verdedigt op dit moment ook een harde aanpak: 

“Ik vind dat we veel eerder moeten ingrijpen. Maar het eerbiedigen van de persoonlijke levenssfeer verzet zich daartegen. Het particuliere belang van de eigen vrijheid dat veel leed veroorzaakt en miljarden euro's per jaar kost, wordt zwaarder gewogen dan het algemeen belang. Mensen mogen niet gedwongen worden behandeld. Maar als ze pillen hebben geslikt, gaan ze helemaal door het lint. Dan kunnen ze een gevaar zijn voor anderen, omdat ze niet gedwongen mogen worden behandeld met medicijnen. 
[...]
Ik vind dat politie, justitie, gemeenten en de zorg een beleid moeten ontwikkelen om keihard in te grijpen bij mensen die aan het begin staan van een uitzichtloos verslaafd leven met een mogelijke criminele carrière. Er wordt nu niet ingegrepen, en dat kan niet.” 
(Jan Hoedeman, Het Beatrix-Syndroom, De Volkskrant, 22-10-2005). 

Critici van Ter Horst wijzen erop dat haar pleidooi vooral goed past in de harde tijdgeest en weinig realistisch is. De verslaafdenproblematiek is hardnekkig en complex, te complex voor een simpele oplossing.

Indien verslaafden zichzelf of anderen acuut in gevaar brengen, kun je hen overigens wel - ook volgens de bestaande wet- en regelgeving - gedwongen opnemen en als gevolg daarvan ook feitelijk gedwongen laten afkicken. Deze constructie kun je vergelijken met een gedwongen opname van een psychiatrische patiënt. In beide gevallen is er sprake van een vorm van vertroebeling in de perceptie van de eigen situatie en belangen, waardoor ingrijpen onvermijdelijk blijft. 

Dit wil echter niet zeggen dat een gedwongen opname bij verslaving de eerste keus is, zoals Ter Horst lijkt te bepleiten. Dit geldt immers ook niet voor patiënten met (andere) psychiatrische klachten. 

Het staken van de vijandelijkheden

Als je echt rekening wilt houden met je medemens, bepaal je je beleid niet primair aan de hand van de eigen particuliere voorkeuren, maar kijk je vooral ook naar de beleving en wensen van anderen. Dit kan betekenen dat je dingen moet toelaten waar je zelf een persoonlijke afkeer van hebt. 

Naast door het vermogen tot empathie en humaniteit, wordt de geloofwaardigheid bij dit soort kwesties vooral bepaald door een consequent en humaan optreden, waarin geen plaats is voor willekeurige of inconsistente maatregelen. 

Dat betekent ook dat we af moeten van de gedachte dat we de 'oorlog tegen drugs' ooit helemaal zullen winnen. In de woorden van Emma Bonino: 

“Mondiaal gezien neemt de drugssmokkel toe, niet alleen vanwege het ontstaan van nieuwe afzetgebieden, maar ook omdat steeds meer landen bij de productie betrokken raken. Bovendien worden er steeds nieuwe synthetische en chemische stoffen bedacht, die vaak krachtiger en goedkoper zijn dan de 'klassieke' drugs. Het wordt tijd om toe te geven dat de 'oorlog tegen drugs' verloren is - zelfs een totale mislukking is - en dat de vijandelijkheden moeten worden gestaakt. 

De strengere wetgeving die in menig land is ingevoerd, is er niet in geslaagd de verspreiding van drugs over de hele wereld tegen te gaan, en heeft ook nog eens geleid tot een nieuw instrumentarium waarmee overheden op allerlei manieren kunnen binnendringen in het persoonlijke leven van miljoenen mensen. Het totale verbod is door autoritaire regimes ook als voorwendsel gebruikt om de doodstraf niet af te schaffen; nochtans zijn ook de landen waar mensen worden terechtgesteld wegens drugsmisdaden niet in staat gebleken het tij te keren. Om de geldende strenge drugswetgeving te omzeilen, hebben de drugsmaffia's juist nauwere banden gesmeed met terroristische netwerken.”

[...] 

“Onlangs hebben 109 europarlementariërs een aanbeveling doen uitgaan om de VN Conventie over Drugs te herzien. Een 'Internationale Anti-Droogligging Liga' onderneemt nu actie om te komen tot het opheffen of wijzigen van de VN-verdragen, zodat elk land z'n eigen experimenten met legalisering kan doen.'

[...]

“We moeten niet in oude fouten blijven vervallen, maar met een nieuw beleid de ziekte van het drugsgebruik aanpakken, en deze niet langer criminaliseren. Anders blijven we verslaafd aan een mislukte drugsoorlog.” 

(Emma Bonino, Oorlog tegen drugs is een verloren zaak, De Volkskrant, 19-4-2003). 

Ook rechtbankpresident P. Lampe stelt dat alle drugs op den duur gelegaliseerd moeten worden en dat men drugs niet langer met het strafrecht moet bestrijden. 

Natuurlijk zijn er reactionaire geluiden zoals van de Britse psychiater Theodore Dalrymple die verslaafden zelfs het liefst achter de tralies wil zetten, omdat hun verslaving volgens hem primair voort zou komen uit een zwak karakter en dus niet uit een onderliggende problematiek. (Gemma Blok, Junk wees eens een vent, NRC, 27-10-2006). 

Maar het inzicht dat drugsgebruik vooral een medisch, psychiatrisch en natuurlijk sociaal probleem is, zal hopelijk snel doorbreken doordat steeds meer mensen zowel moralisme als onverschilligheid zullen afwijzen. 
Zoals zoveel andere dingen in het leven is ook de benadering van drugs het meest gebaat bij een vrijzinnige en tegelijk betrokken houding.

Bronnen & Lees meer ...

Start Omhoog