Start Omhoog

Citaten uit

Leven in een overgangsperiode

De huidige conservatieve revolutie kent geen toekomstperspectief

Menno van der Veen, NRC 29 juli 2006

We hebben een tekort aan utopische voorstellingen en naïeve idealen, aan schetsen van de perfecte samenleving. Daarom denken we te leven in een chaotische tijd, meent
Menno van der Veen.

Er is veel veranderd sinds de jaren negentig.

[...]

[... D]e jaren negentig kenmerkten zich door een grote tolerantie voor subculturen en individuele leefstijlen. Vrijheid stond voor het recht om je leven naar eigen inzicht te leiden zolang een ander er geen schade van ondervond.

Ik heb er geen moeite mee om het decennium verlicht en postmodern te noemen. Essentiële kenmerken van het postmodernisme zijn in die opvatting het besef dat de geschiedenis geen continue ontwikkeling vertoont, een radicale afwijzing van grote betekenisgevende verhalen, een individu dat zich richt op het hier en nu en zijn leven niet in dienst stelt van de onvoorspelbare toekomst, de opvatting dat een stelling slechts waar is en een norm slechts juist binnen een specifieke context en de overtuiging dat een land bestaat uit een complexe verzameling machtspraktijken die ieder hun eigen dynamiek hebben en niet door één centrale macht kunnen worden geleid.

Verlicht stond in de jaren negentig voor een open, niet-dogmatische houding die het individu naar alles wat hem vreemd was, moest aannemen.

[...]

De internetrevolutie en de nieuwe economie, de democratisering van de intercontinentale reizen, de val van het communistische machtsblok, een licht fin de siècle-gevoel, en een pragmatische politiek, die afstand nam van grote dogmatische tegenstellingen, droegen aan het tijdsbeeld bij.

[...]

De tegenstelling tussen markt en staat werd opgeheven: de linkse partijen verklaarden zich niet langer tegenstander van het kapitalisme, terwijl het bedrijfsleven zich niet langer tot louter geld verdienen beperkte maar maatschappelijk verantwoord ondernemen en duurzame ontwikkeling ook tot zijn verantwoordelijkheden rekende.

Ik denk dat het belang van het verdwijnen van de ideologische tegenstelling tussen markt en staat moeilijk overschat kan worden. De klassieke politieke en maatschappelijke tegenstellingen zijn verdwenen en inwoners voelen zich niet vertegenwoordigd door politieke partijen en maatschappelijke organisaties, hooguit nog door één persoon.

Nu staat de Verlichting niet meer voor de open houding die het individu moet aannemen maar voor een proces dat elke beschaving moet doormaken en die Westerse beschavingen verheft boven beschavingen in het Oosten. De wereld lijkt zich weer op te delen in machtsblokken, en de vraag is hoe lang ze nog te bereizen blijft zoals nu. Het gevoel politiek thuisloos te zijn verwijst nu naar de impopulariteit van bestuurders bij de bevolking.

[...]

René Boomkens noemt in zijn boek De nieuwe wanorde globalisering het nieuwe postmodernisme.

[...]

Heeft Boomkens gelijk als hij stelt dat globalisering het bepalende woord van deze tijd is, het woord dat schuilgaat achter het eerste decennium van de 21ste eeuw? Ik denk het niet.

Ten grondslag aan de periode na de aanslagen van 11 september 2001 ligt het besef dat we in een overgangsperiode leven. Deze tijd kenmerkt zich vooral door een strijd die door alle groepen wordt gevoerd voor hun plaats in de volgende samenleving.

Ik kies als bepalende term conservatieve revolutie. Ze is conservatief omdat de strijders zich ten doel stellen zoveel mogelijk van hun identiteit en/of welvaart te behouden in de nieuwe samenleving. De conservatieve revolutie is geglobaliseerd: ze heeft regionale, nationale, Europese en internationale kenmerken. Ze is ook postmodern omdat ze zich niet tegen één centrale macht richt.

[... ...]

De conservatieve revolutie kenmerkt zich door de afwezigheid van een utopische voorstelling van een nieuwe samenleving. Wereldwijd lijkt het gedaan met het utopisme: zelfs in de Zuid-Amerikaanse landen die socialistische leiders hebben gekozen schetst men geen rooskleurige toekomstbeelden waarin iedereen gelukkig is in een samenleving met volop olie en water.

De afwezigheid van utopische voorstellingen blijkt ook uit de overtuiging in kapitalistische landen dat het onmogelijk is een samenleving te creëren zonder onderklasse. Die onderklasse wordt weer met regelmaat als immoreel afgeschilderd: ze bestaat uit voortijdige schoolverlaters, vrouwenonderdrukkers, groepsverkrachters, dealers en mensen die vasthouden aan een achterlijke cultuur.

Het maatschappijbeeld waarin een elite, een middenklasse en een onderklasse bestaan, is daarmee vrijwel algemeen aanvaard, net als de opvatting dat het de verantwoordelijkheid van het individu zelf en niet van de staat is om voor zijn positie in die maatschappij te vechten. De middenklasse strijdt om haar welvaart te behouden maar ze vecht niet tegen de elite of tegen de onderklasse; ze vecht voor zichzelf.

[...]

Het gevoel aan de vooravond van een nieuwe samenleving te staan wordt versterkt door analyses die stellen dat we aan de vooravond van de echte oorlog staan; een oorlog om olie en water.

[...]

Maar dergelijke analyses kennen ook allemaal hun tegenhangers, en alleen de zekerheid in een overgangsperiode te leven blijft over. Zijn we lamgeslagen? Of zijn we strijdbaar?

De conservatieve revolutie kenmerkt zich door een strijd die nooit in hevigheid losbarst maar die op onvoorspelbare momenten opduikt. In Nederland wordt de strijd om het lijsttrekkerschap van de VVD opeens een hevige strijd tussen het populistisch conservatisme van Verdonk en het liberalisme van Rutte, opeens staat het Museumplein vol met tienduizenden mensen die opkomen voor hun VUT en prepensioen, opeens heeft een groot deel van de bevolking genoeg van vergaande Europese samenwerking. Maar die momenten hebben geen voorspellende waarden voor de uitkomst van een volgend maatschappelijk debat en leiden niet tot een grote toename van politieke of maatschappelijke verbonden.

[...]

Er woedt een passieve strijd, een conservatieve revolutie waarbij we pas in actie komen als onze belangen worden geschaad. Dit is misschien wel de eerste revolutie die niet naïef is zoals de revoluties in Frankrijk, Rusland of Cuba maar uitgaat van een realistisch verwachtingspatroon: het wordt niet beter dan het was, we moeten zorgen dat het voor ons niet slechter wordt.

Een revolutie zonder toekomstperspectief ervaar je als een chaotische tijd, waarin de angst dat het slechter zal gaan verstikkend werkt voor alle idealen. Een toekomstperspectief is hard nodig. We hebben een tekort aan utopische voorstellingen en naïeve idealen, aan schetsen van de perfecte samenleving. Die schetsen hebben we in de jaren negentig definitief verbrand en er is niets voor in de plaats gekomen.

Hoeveel macht moet de politiek hebben?

Hoe democratisch moet een land zijn?

Hoeveel hebben we over voor armoedebestrijding in de wereld?

Nadert het einde van de natiestaat?

Hoeveel drugs moet je kunnen slikken?

Wat is de betekenis van het huwelijk?

Dat zijn niet alleen maar specialistische vragen voor deeltijdgeëngageerden, het zijn ook vragen die in een schets van een gewenste maatschappij thuishoren. We krijgen straks vervroegde verkiezingen. Laten we hopen dat we ons niet zullen laten meeslepen door de verschillen tussen de karakters van de lijsttrekkers maar die periode zullen aangrijpen voor een fundamentele gedachtewisseling over de toekomst.
Zijn we lamgeslagen?
Of zijn we juist strijdbaar?

 

Start Omhoog