Start Omhoog

Citaten uit

Veroordeeld tot verstoting uit de maatschappij

Joshua Livestro, Trouw 12 augustus 2006

Essayist Joshua Livestro signaleert een streven om te willen terugkeren naar vroeger, ’naar de tijd van vóór de polarisering, vóór de kogels, de messteken en de harde woorden over de (radicale) islam’.

Maar ’wat bedoeld is als een herstel van oude verhoudingen, draagt in praktijk vooral bij aan de voortschrijdende islamisering van de Nederlandse samenleving’. Degenen die zich hiertegen verzetten, worden maatschappelijk verstoten.

[...]

Men wil terug naar vroeger, terug naar de tijd van vóór de polarisering, vóór de kogels, de messteken en de harde woorden over de (radicale) islam. Men wil rust, orde en regelmaat.

[...]

Het geboortemoment van de normalisering was de publicatie eerder dit jaar van het pamflet Eén land, één samenleving, een schrijven van negen min of meer bekende Nederlanders die, onder aanvoering van de voormalige VVD-leider Hans Dijkstal, hun zorg uitten over de ’gepolariseerde verhoudingen tussen verschillende bevolkingsgroepen in Nederland’.

In praktijk bleken die ’gepolariseerde verhoudingen’ terug te brengen tot één enkele schijnbaar onverzoenlijke tegenstelling: tussen moslims (5 procent van de bevolking) en niet-moslims (95 procent). De auteurs vreesden ’een verscheurd Nederland’ met ’spanningen, conflicten en botsingen’. Het alternatief omschreven zij als ’fatsoenlijk, open, (...) welvarend, rechtvaardig (...) en vreedzaam samenleven’ waarbij ’eenheid en saamhorigheid voorop staan’, kortom: ’één land, één samenleving!’

[....]

Wat is nu eigenlijk die normalisering waarnaar de ondertekenaars van het pamflet zeggen te streven? Wat beoogt die te bereiken? Waaruit zou moeten blijken dat we die gewenste eindstaat bereikt hebben?

Het eerlijke antwoord luidt: dat weten de voorstanders eigenlijk zelf ook niet. Bij gebrek aan bruikbare definities valt men terug op de strategie van kleine stapjes. Met een eindeloze serie maatregelen hoopt men het lijntje tussen moslims en meerderheid intact te houden: ’Samen bouwen wij een nieuwe samenleving op’.

In praktijk blijkt deze strategie echter een eenrichtingsstrategie, van de Nederlandse samenleving in de richting van de islamitische nieuwkomers. Het stellen van zelfs de meest minimale tegeneisen aan de islamitische nieuwkomer wordt als intolerant gezien. Zo schrijven de negen over hun tegenstanders dat die ’de eigen nationale identiteit van de Nederlandse samenleving [willen] cultiveren en bewaken’ en ’van degenen die hier komen (en in het verleden zijn gekomen) verlangen dat zij zich aanpassen’.

[...]

De door de negen voorgestelde aanpak is in feite een voortzetting van het oude multiculturele beleid van eindeloze concessies aan de nieuwkomer. Dat beleid heeft ertoe geleid dat Nederlandse normen, waarden en gebruiken stukje bij beetje zijn opgeofferd aan de vraatzucht van het radicale smaldeel van de islamitische nieuwkomers.

Het door de ondertekenaars van het pamflet geprezen ideaal van een open samenleving is inderdaad zonder meer een nastrevenswaardig doel. Maar hoe kan die open samenleving gediend zijn met de zelfcensuur die inmiddels in de wereld van de kunsten en de journalistiek wordt toegepast wanneer het gaat om het schrijven of spreken over de islam?

[...]

Waarom lezen we in het pamflet helemaal niets over deze ondermijning van de open samenleving?

[...]

[M]ogen we concluderen dat Dijkstal en de zijnen [...] censuur van islamkritische uitspraken als een noodzakelijke prijs beschouwen voor het in vrede kunnen leven met de radicale elementen van die godsdienst?

De vaststelling van de ondertekenaars dat de Nederlandse samenleving te weinig zou doen om zich aan te passen aan de kleine minderheid van islamitische nieuwkomers lijkt hoe dan ook onjuist. Integendeel, het proces van aanpassing van ons land aan de islamitische nieuwkomers duurt nog altijd voort.
[...]
In alle grote steden verrijzen kolossale moskeeën die met hun tientallen meters hoge koepels en nog hogere minaretten het stadsgezicht blijvend zullen beïnvloeden.

Van fundamenteler betekenis is het feit dat de besturen van deze moskeeën vaak, al dan niet op incidentele basis, financieel worden ondersteund door gemeentebesturen (wellicht vanuit de naïeve gedachte dat je met geld liefde kunt kopen?). Daarmee wordt immers een grens overschreden in de ook door de ondertekenaars van het pamflet als wezenlijk omschreven scheiding van kerk en staat.

Het is niet de enige concessie die het wezen van de Nederlandse cultuur raakt. Het hoofddoekje is een van overheidswege erkend religieus kledingstuk geworden. Men ziet ze dan ook overal opduiken: in de rechtszaal, op het politiebureau, voor de klas, ja zelfs op paspoorten en andere officiële Nederlandse identiteitspapieren. Veel basisscholen (zelfs de christelijke) vieren het islamitische suikerfeest.

[...]

Ieder voor zich lijken het niet meer dan kleine stapjes. Maar de vraag dringt zich op waar dit proces moet eindigen. Vele kleine stapjes maken immers uiteindelijk één grote.

[...]

Ziedaar de eerste paradox van de normalisering: wat bedoeld is als een herstel van oude verhoudingen, draagt in praktijk vooral bij aan de voortschrijdende islamisering van de Nederlandse samenleving.

[...]

Zij verwijten [hun tegenstanders] een ’luidruchtig populisme’ te propageren waarin ’alle nuances verloren gaan’, een populisme dat polariseert door ’bevolkingsgroepen tegen elkaar op te zetten’.

Hier manifesteert zich de tweede paradox van de normalisering. Met een beroep op de open samenleving worden denkers, schrijvers en politici die dezelfde open samenleving willen verdedigen tegen de radicale islam monddood gemaakt.

De Italiaanse schrijfster Oriana Fallaci schetst in haar boek De kracht van de rede hoe dit proces in zijn werk gaat:

’[... I]k zal een misdadiger van je maken, en de mensen zullen niet naar je luisteren. Sterker nog, degenen die denken zoals jij, zullen je in de steek laten om te voorkomen dat ze op hun beurt ook gestraft zullen worden.’ (Vertaling Karin van Puffelen, De kracht van de rede, Amsterdam, Bert Bakker, 2005.)

Dit proces hebben we in ons land de afgelopen jaren al een aantal malen mogen aanschouwen.

Zo verging het Frits Bolkestein, die in de vroege jaren negentig het debat over de onverwachte negatieve gevolgen van immigratie uit islamitische landen openbrak. PvdA-voorman Jacques Wallage verweet hem het bespelen van de onderbuik. De Haagse media beschuldigden hem van xenofobie, revanchisme en misantropie.

[...]

Zo verging het ook Pim Fortuyn, die aan het debat over islam en integratie een nieuwe draai gaf door openlijk te pleiten voor het sluiten van de grenzen voor nieuwkomers uit islamitische landen. Marcel van Dam maakte hem uit voor minderwaardig mens. GroenLinkser Paul Rosenmöller beschuldigde hem ervan extreem-rechtse denkbeelden te hebben en verklaarde op parmantige wijze dat een Fortuynlijk Nederland onmogelijk een Leefbaar Nederland kon zijn. Fortuyn werd vergeleken met Janmaat, Mussert, Le Pen, Hitler, Himmler en (...) Filip Dewinter.

[...]

In vergelijking met de grove behandeling van Fortuyn had Ayaan Hirsi Ali het nog gemakkelijk, al ontkwam ook zij niet aan het etiket ’verlichtingsfundamentalist’ en aan vergelijkingen met bijvoorbeeld Joseph Goebbels

(Geert Mak vergeleek haar film Submission met de antisemitische film Der ewige Jude, gemaakt in opdracht van de nazi-leider).

Geert Wilders heeft het op dit punt zwaarder te verduren. In deze krant (20-10-2004) vergeleek commentator Willem Breedveld Wilders’ kritiek op de islam met de houding van de nazi’s ten opzichte van de Joden. In HP/De Tijd raadde J. A. A. van Doorn Wilders aan het partijprogramma van Janmaats Centrumpartij als bron van inspiratie te gebruiken.
 

Het meest recente slachtoffer van dit proces is minister Verdonk. Zij werd onlangs door Hans Dijkstal (inderdaad, de Dijkstal van het manifest) vanwege haar ’populisme’ in één adem genoemd met Le Pen, Haider en Dewinter. Het was niet meer dan een uiting van zorg, uiteraard. Dijkstal zou haar natuurlijk nooit monddood willen maken. Het gaat hem immers om de vrije samenleving.

Zo maakt de ’één samenleving’-elite haar tegenstanders maatschappelijk dood. Let wel: maatschappelijk, niet lijfelijk.

[...]

Onze ’één samenleving’-elite doodt niet met grof geweld, maar met duizend speldenprikken. Een fluistercampagne hier, een interviewtje daar, en langzaam maar zeker sluit het net zich om het argeloze slachtoffer.

Opnieuw luidt de vraag: waar eindigt dit proces? Fortuyn is dood, Hirsi Ali is vertrokken, Wilders leeft een onderduikersbestaan. Stel dat we Dijkstal zijn zin geven en we ook Verdonk maatschappelijk dood maken, bijvoorbeeld door haar te dwingen de VVD te verlaten. Houdt het dan op? Zo nee, wie is dan het volgende slachtoffer? Is het ooit genoeg?

[...]

Normalisering is zonder twijfel een prachtig ideaal. Een in rust, orde en regelmaat ingebedde vrije samenleving, ik zou er zonder meer voor tekenen. Maar niet op de manier die de auteurs van het pamflet voorstaan. De door hen gepropageerde aanpak leidt immers in de praktijk eerder tot ondermijning van de vrije samenleving dan tot versteviging ervan. Dan nog liever de polarisatie.

 

Start Omhoog