Start Omhoog

Citaten  uit

Boekenwijsheid 

Ondanks zijn grote belezenheid overtuigt de conservatieve filosoof Andreas Kinneging niet altijd in zijn tirades tegen de moderne tijd

Gerry van der List, Elsevier, 7 mei 2005 

Het moeten mooie tijden zijn voor Andreas Kinneging. Op 17 mei aanvaardt de rechtsfilosoof met een oratie het door hem hevig begeerde ambt van hoogleraar aan de Universiteit van Leiden. En in de boekhandel ligt een kloeke bundel met wijsgerige essays: Geografie van goed en
kwaad. 

[...]

Kinneging noemt zichzelf [...] een bekeerling. Dat kan. Mensen die van gedachten veranderen laten in elk geval zien dat ze nadenken. Ook al wekt het wel enig wantrouwen als iemand, op dezelfde stellige toon als voorheen, precies het tegenovergestelde beweert van wat hij vroeger betoogde. 

De bekering zit bij Kinneging in de gegroeide afkeer van het Verlichtingsdenken. Voor hem staat
dit niet voor mondigheid en emancipatie, maar voor chaos, anarchie, een gebrek aan zelfbeheersing, aan beschaving en aan verantwoordelijkheidsbesef.
[...]
De noodzakelijke strijd tegen de moderne tijd moet volgens Kinneging beginnen met een studie van de wijsheid van het verleden. Wie geen kennis heeft van de inzichten van Plato, Aristoteles, Cicero, Augustinus en andere belangrijke klassieke en christelijke denkers, zou op de tast leven. 

[...]

De belezenheid van Kinneging is imponerend en zijn tegendraadsheid verfrissend.
[...]
Toch begint Geografie van goed en kwaad al snel te irriteren. Dat zal iets te maken hebben met de pompeuze, plechtstatige stijl, maar vooral met de betoogtrant die allesbehalve overtuigt. 

Kinneging vindt het publieke debat erg oppervlakkig. Het lijkt er ook op dat hij elke gedachtewisseling met onbenullen die hebben verzuimd het werk van Thucydides en Thomas van Aquino te bestuderen, louter tijdverspilling vindt. Maar zelf diskwalificeert hij zich als wetenschapper door de standpunten van zijn tegenstanders geen recht te doen. 

Hij maakt van het Verlichtingsdenken een karikatuur. Hij brengt geen onderscheid aan tussen Immanuel Kant en een blowende hippie, tussen weldenkende en hooggeleerde filosofen als Paul Cliteur of Herman Philipse en de naïeve aanhangers van de 'geest van ' 68' . Het is voor hem allemaal een pot nat, het zijn allemaal wegbereiders van de barbarij. De tirades van Kinneging zijn opvallend pamflettistisch en tendentieus voor een academicus die belang zegt te hechten aan diepgang. 

Bij het pamflettisme passen grote woorden en een dreinerige onheilstoon. Met de Verlichting begint de ondergang van de westerse beschaving, meent Kinneging.
[...]
Ontwerpers van de Europese Grondwet die hun klassieken niet kennen, roepen 'chaos en onderdrukking' op. Zo gaat het maar door. 

In die apocalyptische verhalen is geen plek voor nuanceringen. Zoals voor de opmerking dat die knappe koppen uit de Oudheid nogal onaangename zaken, zoals slavernij, vanzelfsprekend vonden. En dat bijvoorbeeld de positie van de vrouw na de Verlichting aanzienlijk verbeterd is.

Aan traditioneel seksisme lijkt Kinneging zich ook helemaal niet te ergeren. Hij spreekt met waardering over het ouderwetse gezin, waarin de vrouw ondergeschikt is aan de man, 'de kapitein op het schip' . 

Ad fontes! is het motto van Kinneging. Hij wil terug naar de oude bronnen van kennis en inzicht. Hij zweert bij boekenwijsheid. En hij was en is ongetwijfeld immuun voor waarschuwingen die wereldwijze ouders wel eens geven: kijk uit, jongen, als je niet oppast, verlees je je verstand nog eens.

 

Start Omhoog