Start Omhoog

Citaten uit

In naam van de mensheid

De revolutionaire kroonjuwelen van de Verlichting

Leon Heuts, Filsosofie Magazine, december 2004

Sinds de moord op Theo van Gogh is het debat over de islam verscherpt. 

Moet de islam een Verlichting doormaken, zoals het Westen in de achttiende eeuw? 

Of ligt de waarde van de westerse Verlichtingjuist in tolerantie, scepsis en twijfel, ook tegenover de islam? 

Wat is de ware erfenis van de Verlichting?

[...]

De 'realisten' noemen zich de erfgenamen van de Verlichting. Maar ook de 'relativisten' of multiculturalisten verwijzen naar diezelfde Verlichting. Niet alleen voeren ze tolerantie aan als kroonjuweel van het Verlichte denken (dus ook tolerantie ten opzichte van de islam) maar ook de waarde van scepsis en twijfel, zoals Baukje Prins in haar boek [Voorbij de onschuld, herziene druk]. 

Politieke ruimte

Het is verraderlijk om de Verlichting aan te voeren als bewijsstuk voor de eigen waarheid. Op de eerste plaats omdat 'Verlichting' een zeer diffuus begrip is, maar ook omdat wordt verwezen naar een radicaal politiek geluid uit het verleden, dat we tegelijkertijd liever niet willen horen. We smoren het geluid, uit angst voor confrontatie -- een strategie die met name door relativisten wordt beoefend. Of we overschreeuwen het geluid met een luide stem die uitsluitend overtuigd is van eigen gelijk. 

We moraliseren de radicale politieke ruimte die de Verlichting biedt, zien die ruimte louter als een bewijs van onze goedheid en niet meer als wat het eigenlijk zou moeten zijn: ruimte. Dat is de strategie van de realisten. 

Overigens zijn beide strategieën, smoren of overschreeuwen, meer aan elkaar verwant dan op het eerste gezicht lijkt. En dat terwijl het opnieuw inzien van de radicale consequenties van
de Verlichting de enige manier is om uit de huidige impasse - die met de brute moord op Theo van Gogh manifest is geworden - te geraken. Een consequentie die ondermeer een brede, politieke stroming inhoudt, geïnspireerd door de islam. 

De politieke waarheid van liberale en republikeinse Verlichtingsdenkers luidt om te beginnen dat de rechtsstaat zich in principe zo min moge1ijk bemoeit met het sociale of morele. De rechtsstaat is er niet om de vragen over wat 'goed' is te beantwoorden; iedere burger moet dat voor zichzelf uitmaken. De rechtsstaat geeft louter de formele grens aan, opdat burgers in staat zijn te streven naar later geluk zonder al te veel elkaar in de weg te zitten. De waarheid van de Verlichting begint dus in feite in vrijheid. 

Die liberale traditie wordt verweten dat ze zo zwaar op vrijheid leunt, dat ze een politiek voorstaat die inhoudsloos is.

[...]

Maar als de liberale traditie inderdaad heeft geleid tot een ideologische kaalslag, dan begrijpt het haar eigen Verlichte oorsprong niet meer. Die is namelijk revolutionair. Het is waar dat de formele rechtsstaat een typisch liberaal en repub1ikeins gedachtegoed is, maar dat formalisme
moet worden gezien als een mogelijkheid van het individu om zich te emanciperen tegenover de staatsmacht.

[...]

Dat impliceert niet dat er om het even wat kan worden geroepen, of dat politiek slechts een particuliere belangenstrijd is die streeft naar een vlakke consensus. De formele rechtsorde biedt slechts de ruimte opdat de politieke strijd kan beginnen. Hoewel zij nooit moralistisch kan zijn, is ze niet verstoken van iedere moraal: de formele rechtsorde biedt de vrijheid opdat de strijd om het politieke oordeel plaats kan vinden. 

Andersom kan deze strijd overigens de vrijheid als doel hebben. Grosso modo is de rechtsstaat de politieke vertaling van het Kantiaanse morele uitgangspunt dat geen mens slechts een middel kan zijn, maar altijd ook een doe!. En hoewel Kant zelf terugschrok voor de revolutionaire consequenties van deze politieke vertaling, rust het passionele hart van de Franse Revolutie op dit morele fundament. Deze passie behelst de strijd van bezit- en rechtelozen om hun particuliere misstand een universele betekenis te geven. 

Dat houdt in dat geen mens zijn lot in handen zou moeten leggen van een omnipotente machthebber, maar autonoom vorm zou moeten kunnen geven aan zijn leven. Daarom is de Franse Revolutie ook geen ordinaire machtscoup, die slechts de ene machthebber inruilt voor de ander. Het is een strijd van buitengeslotenen, in naam van de mensheid, met als doel vrijheid en gelijkheid. 

Waarheid in actie

De inzet van de revolutie is een rechtsstaat waarin ieder mens een politiek subject is, iemand die zijn stem kan laten horen in de publieke ruimte, die zich op zijn minst vertegenwoordigd ziet in een politieke beweging. Omdat de kracht hiervan universeel is - ze overstijgt het Franse volk - kun je spreken van waarheid: een politieke daad is waarheid-in-actie. Dat is - op zijn minst potentieel - altijd de inzet van elke politieke strijd. 

[...]

Wie politiek uitsluitend ziet als het 'terrein van het mogelijke', heeft geen oplossing voor de huidige crisis. 

De oproep tot dialoog en begrip, zoals Balkenende dat doet, is vooralsnog krachteloos. Want een werkelijke dialoog vraagt om gelijkwaardige gesprekspartners. Op dit moment zijn moslims dat beslist niet. In het politieke machtenspel spelen zij geen rol van betekenis. Er is geen sprake van een sterke, islamitische politieke beweging. 

Filosofen in de twintigste eeuw - Adorno, Marcuse, Foucault - hebben erop gewezen hoe de radicale consequenties van de Verlichting nooit ten volle zijn aanvaard. Eerder is er een politieke en culturele constante van beheersings- en neutraliseringstrategieën. Relativisten en realisten
passen, ondanks de huidige tweespalt, perfect in deze analyse. Relativisten sloten moslims op in hun 'eigenheid'. 

[...]

Je zou willen dat moslims op politiek niveau zouden kunnen aantonen dat ze maatschappelijk zijn achtergesteld, dat ze de kans krijgen dit schandaal te verwoorden voor iedereen die gelooft in de gelijkheid van alle mensen. Terwijl zij zelf daarmee tegelijkertijd moeten nadenken wat het politieke ideaal van 'gelijkheid' betekent voor hun eigen cultuur - zoals wij dat overigens allemaal moeten doen. 

Realisten zeggen daarentegen wel het radicale idioom te spreken waarmee de Verlichting de wereld heeft verrijkt. Uit dat kamp zijn althans woorden te horen als 'strijd', ja zelfs 'oorlog'. Het wachten is op de realist die voorstelt om F-16's over de grote steden te laten scheren, en wijken waarin veel moslims wonen te bestoken met boeken van Voltaire. Maar tegelijkertijd zien ze de Verlichting als een manier om rust en orde terug te brengen in dit verweesde en dolende land. 

Dat is nu precies onmogelijk: de Verlichting is een medicijn noch een tegengif voor radicalisme. Ze biedt de formele vrijheid om waarheid te laten geschieden, maar realisten zien deze vrije ruimte zelf als morele onderbouwing van hun gelijk. Vrijheid op zich biedt echter geen grond voor waarheid - die strijd moet immers nog beginnen. 

Het dictum van een van de grondleggers van de moderniteit - Thomas Hobbes - is illustratief: Auctoritas non veritas facit legem: de instelling van wet en orde heeft geen definitieve waarheidsgrond. Alleen politieke strijd kan in naam van de waarheid worden gevoerd. De overtuiging van het eigen morele gelijk leidt uiteindelijk wel tot een systematische uitschakeling van de mogelijke politieke tegenstander. 

De middelen om ons morele gelijk bevestigd te zien mogen dan ook steeds zwaarder worden. Het begint met het beledigen van moslims in columns.

[...]

Waar eindigt dit? Bij een 'voorwaardelijk burgerschap' voor moslims, en een inperking van burgerrechten zoals Bart Jan Spruyt, voorzitter van de conservatieve Burke Stichting opperde? Als dat in naam van de Verlichting gebeurt, dan is hier simpelweg sprake van morele corruptie.

Als we de waarheid haar werk willen laten doen, dan is het tijd voor een brede, politieke stroming, geïnspireerd door de islam. Een stroming die het recht voor moslims opeist politiek gehoord te worden. Een stroming die ook de plicht met zich meebrengt de eigen culturele en religieuze identiteit te wegen, en te vergelijken met een universele maatstaf.

Niet om de gulden middenweg te zoeken, of de scherpe kantjes van die cultuur af te vijlen, maar om een claim te kunnen leggen op waarheid. Om te mogen spreken wat hen niet bevalt aan onze cultuur, en vooral de marginale rol die zij daarin spelen. Pas als wij hen die ruimte geven, en daadwerkelijk de politieke consequentie durven trekken uit hun woorden, kunnen wij ook eerlijk spreken over wat ons niet bevalt aan hen. Dit is de belofte van de Franse Revolutie: vrijheid, maar vooral gelijkheid en, wie weet, broedschap.

 

Start Omhoog