Start Omhoog

Citaten uit

'We moeten moderne Papoea's worden'

Paul Cliteur versus het grachtengordel-cultuurrelativisme

Rosan Hollak, Filosofie Magazine, september 2002

Hij wil de horzel zijn in de dominante cultuur. Paul Cliteur rekent in zijn boek Moderne Papoea's af met de 'volksziekte' van het cultuurrelativisme. Wie niet toegeeft dat sommige culturen superieur zijn, is een moreel nihilist. En bovenaan alle culturen staat de westerse. Over het gelijk van Berlusconi en de noodzaak van een monocultuur. 

"Ik ben op zoek naar Plato's Republiek."

[...]

Met zijn laatste boek hoopt Cliteur opnieuw de gemoederen te prikkelen. Het betreft een onderwerp waar in Nederland al tijden mee wordt geworsteld: de multiculturele samenleving. In
Moderne Papoea's; dilemma's in de multiculturele samenleving doet  Cliteur een poging om de betekenissen van reeds geïntegreerde begrippen als integratiebeleid, cultuur, godsdienst en tolerantie te ontrafelen en te analyseren. 

Het doel van zijn boek is voornamelijk praktisch [...] de benadering van Socrates. 

"Op het marktplein van Athene deed hij, door middel van een vriendelijk kruisverhoor, zijn tegenstanders inzien dat hun denkbeelden vaak volkomen irrationeel zijn en bracht hij hen tot grensverleggende inzichten. Ik probeer hetzelfde te doen. Juist die onderwerpen, waarvan men denkt dat ze al afgedaan zijn, wil ik aan
de orde te stellen. Mijn ambitie is om Kamerleden en ministers te laten zien dat de fundamenten waarop zij hun beleid baseren, vaak zwak zijn. Ik zou de horzel willen zijn in de dominante cultuur:'

Een van de stellingen die Cliteur in Moderne Papoea's verdedigt, is een uitspraak van Berlusconi.

Vorig jaar stelde de Italiaanse premier dat de westerse beschaving superieur is aan de islamitische. Er stak onder Europese politici een storm van protest op. Wim Kok zei zich 'niet thuis te voelen in dit superioriteitsdenken'. De Belgische premier Guy Verhofstadt vond de uitingen van Berlusconi gevaarlijk. Maar volgens Cliteur is er niks mis met de opvattingen van de Italiaanse premier. 

"[...] Misschien dat hij genuanceerder had moeten zijn en had moeten aangeven dat je nooit kan zeggen dat westerse cultuur in zijn geheel superieur is aan de islamitische, maar ik reken hem dat niet aan. Je hebt zand in je ogen als je dat niet begrijpt. Je moet snappen dat als die man over cultuur spreekt, hij het niet over tapijtjes of muziek heeft, maar over universele waarden."

Volgens Cliteur heeft Berlusconi volkomen gelijk wanneer hij meent dat de westerse, democratische rechtsstaat met mensenrechten, scheiding van kerk en staat en vrijheidsrechten superieur is aan een politiek bewind waarin de shari'a - de islamitische wetgeving - dominant is. 

Hij bestrijdt in zijn boek de opvattingen van cultuurrelativisten die beweren dat alle culturen gelijkwaardig zijn. Volgens de relativist is de Aziatische of islamitische cultuur niet beter of slechter dan de westerse cultuur en kan men geen oordeel uitspreken over de waarden die deze verschillende culturen hoog houden. Maar volgens Cliteur kan er geen debat gevoerd worden over verschillen tussen culturen en al helemaal niet over zoiets als de multiculturele samenleving als men niet een aantal universele waarden hanteert die voor iedere mens opgaan. In zijn boek schrijft hij: 

"Wie ontkent dat een cultuur superieur aan een andere cultuur kan zijn of de ene culturele uiting aan de andere culturele uiting, kan niet anders dan een morele nihilist zijn - iemand die geen kwaliteitsmaatstaven voor culturen wil hanteren." 

Cliteur bestrijdt het cultuurrelativisme; er moet zoiets bestaan als een universele moraal die ons allen bindt. Elke samenleving moet, hoe multicultureel ook, een monoculturele kern hebben: een geheel van waarden dat door alle burgers wordt gedeeld. Een samenleving kan alleen functioneren op basis van een gedeeld patroon aan normen en waarden. 

Ook Nederland kent zo'n monocultuur: klassieke grondrechten zoals de vrijheid van godsdienst, vrijheid van meningsuiting en het gelijkheidsbeginsel worden hoog gehouden. Volgens Cliteur zijn deze Verlichtingswaarden - die het individualisme en de secularisatie hebben mogelijk genaakt - zo funderend voor de menselijke natuur dat ze als alom geldend kunnen worden aangeprezen. 

In uw boek stelt u de vraag: 'Kunnen wij moderne Papoea's worden?: Wat bedoelt u daarmee?

"De enige voorbeelden die wij van een monoculturele samenleving kennen is de Papoea-cultuur. Een stam die geen invloeden van buitenaf heeft ondergaan en daarom, afgesloten van de wereld, nog in een stenen tijdperk leeft. In Nederland kennen we deze samenlevingsvorm niet. We zeggen hier dat we leven in een multiculturele samenleving. Maar wat is dat? Zijn dat verschillende culturen die naast elkaar bestaan? Kennen we dan geen monocultuur? 

Volgens mij kan het niet anders dan dat er over een aantal waarden consensus moet bestaan om het maatschappelijk verkeer draaiende te houden. Het gaat dus om de vraag hoeveel monocultuur een multiculturele samenleving nodig heeft. 

Als men in Nederland een discussie wil voeren over de multiculturele samenleving moeten we aangeven welke waarden voor Nederlandse waarden doorgaan. Er is namelijk geen enkele vorm van integratiebeleid mogelijk zonder dat je zegt dat de grondslagen van de democratische rechtsstaat 'superieur' zijn. Dat woord kan mensen, die een beetje historische kennis hebben, misschien onaangenaam in de oren klinken, maar toch moet een politicus kunnen zeggen dat mens en aan bepaalde voorwaarden en norm en moeten voldoen om te kunnen worden toegelaten tot Nederland."

[...]

Volgens u is onze cultuur niet superieur : omdat ze westers is, maar omdat haar :waarden universeel zijn. Maar waarom acht u universele waarden hoger dan andere waarden? 

"De menselijke natuur is zo geconstitueerd dat er bepaalde norm en en waarden zijn die - wil de mens het meest tot zijn recht komen - niet mogen worden geschonden. Niet zo lang geleden werd in Pakistan een achttienjarig meisje bij wijze van straf verkracht. De straf werd uitgesproken door een dorpsjury, een van de leden deed aan de verkrachting mee. Dat vind ik nou een hard case voor de cultuurrelativist. Die kan zeggen: 'Tja, dit is nu eenmaal een deel van de Pakistaanse cultuur.'

Ik behoud daarentegen mezelf het recht voor om dat deel van die cultuur te verwerpen. We moeten moderne Papoea's worden in zoverre dat we zeggen dat er waarden zijn die onaantastbaar zijn. De moderne Papoea is de Verlichte mens die zich heeft kunnen bevrijden van het cultuurrelativisme van de grachtengordel. Het is iemand die gewoon durft te zeggen dat cultuur waarin vrouwenbesnijdenis en verkrachting als straf wordt toegestaan, verwerpelijk is en inferieur." 

We moeten er volgens u dus vanuit gaan dat er een model is waarin de mens het beste tot zijn recht komt. Daar steekt een bepaalde opvatting van de mens achter. Wat is dat mensbeeld?

"Dat is grofweg het mensbeeld van de Europese Verlichting. Het idee dat de mens een gebrekkig wezen is. Hij hangt tussen engel en beest in en kan twee kanten uit. We zijn geneigd tot het kwaad en verval, maar kunnen ook opklimmen. Om dat te kunnen, moeten we een idee van het goede hebben. Je moet het universalisme, met een geminimaliseerde kern van waarden, als pragmatische claim hoog houden. 

[...]

Een model moet het beste zijn. En daar kan je alleen maar achter komen door er over te praten. 

Als politiek filosoof ben ik op zoek naar Plato's Republiek: een politiek systeem waarin de mens optimaal tot zijn recht komt. Ik weet dat we dat systeem nooit kunnen  realiseren. De westerse cultuur is net zo goed een onvolkomen afspiegeling van die ideale maatschappij waar we naar op zoek zijn. Maar van alle empirische culturen die door antropologen worden bestudeerd, denk ik dat je wel moet vaststellen dat de westerse het beste is. 

Waarom? Omdat er democratie is, omdat mannen en vrouwen gelijk behandeld worden en mensen een behoorlijk proces krijgen voor ze veroordeeld worden. Dat zijn allemaal procedurele waarden voor de bescherming van de vrijheid." 

In uw boek concludeert u dat de vrije gedachte belangrijker is dan welke waarde dan ook in de geschiedenis. In een democratie moet het primaat toekomen aan de vrijheid van meningsuiting. Waarom?

"De vrijheid van meningsuiting is de vrijheid om bepaalde gedachten te openbaren. Dat is van enorm belang voor ons systeem. Het geeft dynamiek aan onze cultuur, biedt de mogelijkheid om misvattingen te corrigeren en vormt de grondslag van de democratie. Ik vind de vrijheid van meningsuiting met name belangrijk omdat het samengaat met intellectuele nieuwsgierigheid en een deemoedige houding stimuleert, je kunt het namelijk zelf wel eens bij het verkeerde eind kan hebben. 

[...]

In mijn boek geef ik daar een vrij radicale duiding aan: een imam in Nederland mag rustig zeggen dat homoseksualiteit een ziekte is, net zoals het homo's vrij staat hetzelfde te zeggen over godsdienst. Als we werkelijk kritische, liberale intellectuelen zijn, moeten we ook openstaan voor cultuurkritiek vanuit radicaal-islamitische kring." 

[...]

Maar als te veel mensen radicale meningen verkondigen, leidt dat dan niet automatisch tot geweld? 

"Daar zullen we mee moeten leren leven. We zullen er ruimhartig mee om moeten leren gaan. Maar ik denk wel dat een samenleving op bepaalde momenten zo explosief kan zij dat de vrijheid van meningsuiting mot worden beperkt. De situatie in nazi-Duitsland in 1933 was van een geheel andere orde dan in het Nederland van nu. Alhoewel, na de moord op Pim Fortuyn ligt de situatie hier misschien ook wel weer anders." 

[...]

Maar als we de waarheid misschien wel nooit bereiken, waarom zou de vrijheid van meningsuiting niet alleen tot chaos en conflicten leiden? 

"De vrije gedachte als beste waarborg voor het zoeken naar de waarheid is een noodzakelijke vooronderstelling. Zoals zeelui zich oriënteren op de poolster zonder hem ooit vast te kunnen pakken. Soms heb je fictie nodig omdat je anders totaal verlamt raakt. 

Zolang ik goede redenen heb om me ergens aan vast te houden, moet ik me daar aan vasthouden. Ronald Dworkin noemt het 'the dance of scepticism'. Hij constateert dat er onder intellectuelen een soort rituele dans plaatsvindt. Eerst zeggen ze: ach, er is niet zoiets als waarheid en schoonheid. Vervolgens gaan ze toch over tot debatteren Dworkin zegt daarover: als je uiteindelijk toch gaat praten over wat je ziet als de waarheid, waarom dan die dans? Het antwoord van de relativisten is hierop: het houdt de mens bescheiden. Maar tegenwoordig zit die bescheidenheid er zo diep in dat het relativisme een volksziekte is geworden."

 

Start Omhoog