Start Omhoog

Citaten uit

Als de klant koning is...

Marktdenken bij overheid heeft fatale gevolgen

Het rapport over de Schipholbrand is veel verontrustender dan het aftreden van twee ministers doet vermoeden. De wankwaliteit van de cellen was een indirect gevolg van het adagium van de jaren negentig: de overheid als onderneming die geen verlies mag maken.

Aukje van Roessel, De Groene Amsterdammer 29 september 2006

[... ...]

Kan marktdenken leiden tot elf doden bij een brand? Indirect wel. Op de markt geldt het adagium: de klant is koning. De Dienst Justitiële Inrichtingen (dji) is in dit geval de klant, het bedrijf dat de cellen moet leveren is de Rijksgebouwendienst (rgd), beide zijn overheidsorganisaties. Wat doe je als rgd als je klant, de dji, snel en goedkoop cellen wil en door gedwongen winkelnering alleen bij jou terecht kan voor die cellen?

In het 315 pagina’s dikke rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid dat vorige week door raadsvoorzitter Pieter van Vollenhoven werd gepresenteerd, staat bij conclusie 6 over het cellencomplex op Schiphol-Oost dat de rgd

‘voorafgaand aan de bouw onvoldoende aantoonbaar rekening heeft gehouden met de risico’s ten aanzien van brandveiligheid en deze niet aan de dji kenbaar heeft gemaakt bij de oplevering van het gebouw’.

[...]

In 2002 maakt de rgd melding van ‘een omslag naar meer klantgerichtheid’. De klant, altijd een andere overheid, ‘wordt op eenzelfde, door hem gewenste wijze benaderd’. Een jaar later wordt in het jaarverslag gesproken over ‘een kanteling om klantgerichtheid structureel te verbeteren’. Uiteindelijk leidt dit denken er in 2005 toe dat de Rijksgebouwendienst trots is op zijn flexibiliteit, wat wordt omschreven als ‘een aanpassing van zijn diensten aan de wensen van onze opdrachtgevers’.

Wat willen die opdrachtgevers? ‘Klanten vinden dat de rgd zijn kerntaken sneller, beter en goedkoper moet uitvoeren.’ Wat concludeert de hoogste baas van de Rijksgebouwendienst, directeur-generaal Peter Jägers, daarop in dat jaarverslag? ‘Om een goede vertrouwensrelatie op te kunnen bouwen, moet de rgd de belangen van de klant dienen en meer risico’s durven nemen.’

Dat leest als een cynische grap als je het zet naast de conclusie van de Onderzoeksraad over genomen risico’s ten aanzien van de brandveiligheid die ook nog eens onvoldoende kenbaar zijn gemaakt aan de Dienst Justitiële Inrichtingen. Zeker in de wetenschap dat de grootste klant van de Rijksgebouwendienst juist die dji is, zoals eveneens uit dat jaarverslag valt op te maken.

Ook deze Dienst Justitiële Inrichtingen is weer een agentschap, in dit geval van het ministerie van Justitie. De directeur-generaal die in 2005 bij de Rijksgebouwendienst schrijft over het dienen van de klant en het durven nemen van risico’s, Peter Jägers, was overigens begin deze eeuw nog directeur-generaal bij de Dienst Justitiële Inrichtingen en daarmee de opdrachtgever voor de bouw van het cellencomplex op Schiphol-Oost.

[...]

De Onderzoeksraad legt de grootste verantwoordelijkheid voor de fatale gevolgen van de brand bij de dji. Die is volgens de Raad verantwoordelijk voor de eisen die werden gesteld aan het cellencomplex op Schiphol-Oost en in die eisen was ‘onvoldoende rekening gehouden met de risico’s ten aanzien van brandveiligheid’.

Sommige van die risico’s had de dji volgens de Onderzoeksraad zelf kunnen opmerken. Daarvoor was de expertise van de Rijksgebouwendienst niet nodig. Zo was de vleugel waar de brand ontstond volgens de wettelijke regels te groot in oppervlakte, de loopafstand naar de achterste celdeuren eveneens te groot en het aantal nooddeuren te klein.

Wat staat er in 2002 in het jaarverslag van de Rijksgebouwendienst, het bedrijf dat de cellen in de noodlottige vleugel K leverde? Dat de klanten de omvang, de kwaliteit, de locatie en het tijdstip van realisatie bepalen. Dat klinkt leuk als het gaat om een ministerie dat een modern kantoor met flexplekken wil, maar als een inktzwarte grap wanneer het het verzoek betreft om snel cellen te bouwen op Schiphol.

De Raad van State, het hoogste college van Staat, is het marktdenken bij de overheid al jaren een gruwel. Zo ook in 2001, hier gekozen omdat in dat jaar de maatschappelijke en politieke druk om meer cellen te bouwen sterk toeneemt.

[...]

De Raad van State schrijft in zijn jaarverslag over 2001 dat

‘als gevolg van een gebrekkige analyse van de beleidsproblemen, de toevlucht wordt gezocht in meer marktwerking bij de overheid’.

Daarvan getuigen volgens de Raad termen als overheidsmanagers, producten en klanten.

‘Bijgevolg werd niet het politieke en publieke belang, maar bedrijfsmatig werken de norm voor het openbaar bestuur.’

Die klacht over het marktdenken bij de overheid blijft de Raad van State ook in de jaren daarna herhalen.

‘Door de overheid als bedrijf te beschouwen worden de wezenlijke kenmerken van de overheid als een samenstel van politieke, bureaucratische en publieke organisaties miskend. Het gaat in de publieke afweging om meer dan kosten en baten’, schrijft de Raad in het jaarverslag over 2004.
Een jaar later heet het dat ‘de mogelijke consequenties van deze bedrijfsmatige benadering voor de uitgangspunten van ons staatsbestel volstrekt onvoldoende werden doordacht’.

Terug naar het cellencomplex op Schiphol. De Onderzoeksraad voor Veiligheid schrijft in zijn rapport dat een onderaannemer beweert ventilatieroosters te hebben aangebracht, maar dat deze roosters niet zijn aangetroffen. Bij lezing denk je meteen: heb je weer zo’n aannemer die het niet zo nauw neemt en wat ‘details’ weglaat om meer winst te kunnen maken. De vraag die in de Tweede Kamer aan de orde zou moeten komen is of deze manier van handelen door het marktdenken ook bij de overheidsambtenaren naar binnen is gekropen.

[...]

De vice-president van de Raad van State, Herman Tjeenk Willink, pleitte vorig jaar in een toespraak voor het duidelijk onderscheiden van de verschillende verantwoordelijkheden van bestuurders en ambtenaren. Bestuurders moeten onder meer niet bang zijn het conflict aan te gaan. Ambtenaren moeten open en volledig zijn tegenover hun bestuurders.

Als een gevangenis niet snel, voor weinig geld en met het zorgvuldig naleven van de regels gebouwd kan worden, moeten de ambtenaren dit luid en duidelijk aan hun minister melden en zich niet opstellen als de marktkoopman die de politiek levert wat ze vraagt. De minister op zijn beurt moet vervolgens tegen de Tweede Kamer durven zeggen: u wilt nu wel dat ik die bolletjesslikkers snel opsluit en vreemdelingen oppak om ze uit te zetten, maar dat kan niet snel en niet goedkoop en in zo ruime mate. Want daar komen ongelukken van. .

Start Omhoog