Start Weblog Inhoud Wat is nieuw English

De Bolderkarren 

Wie trekken die karren?

Tegenwicht Opiniestuk # 53, 5 juni 2009

1. Schadeclaim 
2. De Bolderkar 
    - Verdacht en vrijgesproken 
    - Een commissie 
    - Een bredere commissie 
3. De discussie in die tijd 
    - Veel misbruik - hoe veel? 
    - Andere zaken 
4. Cleveland (UK) 
5. De McMartin Preschool (VS) 
6. De onderzoeksmethoden 
    - De poppen
    - De interviews 
7. Wie trekken die karren? 
8. Ideologie
9. Wat te doen met ideologie? 

1. Schadeclaim 

Twintig jaar na dato heeft een nu 25-jarige vrouw schadevergoeding geëist voor wat haar als peuter van vijf jaar is aangedaan door het medisch kinderdagverblijf De Bolderkar. Haar vader werd, met dertien andere vaders, verdacht van incest en de kinderen werden acuut uit huis geplaatst. Een jaar lang kreeg ze haar vader niet te zien. Dit heeft grote schade aangericht in haar leven. 

De vader werd vastgezet en ondervraagd. Hij had niets misdaan, maar heeft onder extreme druk toch bekend. De rechercheurs dreigden namelijk dat hij pas na een bekentenis zijn noodzakelijke medicijnen zou krijgen. (AD 19 mei 2009) Later heeft het gerechtshof alle verdachten vrijgesproken. 

De schade is hier dus niet aangericht door de vader maar door overijverige 'hulpverleners', rechercheurs en wetenschappers die de gebruikte methode, werken met zogenaamd 'levensechte' poppen, correct verklaarden. Wat heet 'levensecht'? De geslachtskenmerken waren bij de poppen (oma, opa, vader, moeder, kinderen) wel erg opvallend aangebracht. 

Wie kijken nu, twintig jaar na dato, aan de hand van het knipselarchief 1988-'89 van de schrijver, eens terug naar De Bolderkar, naar soortgelijke zaken, naar de onderzoekers en hun methoden - en naar degenen die die karren trekken. 

2. De Bolderkar 

Verdacht en vrijgesproken 

Dit medisch kinderdagverblijf (MKD) in Vlaardingen verdacht eind 1988, begin 1989 maar liefst veertien vaders van incest met hun peuters. De orthopedagoge mv drs C. M. van Deutekom had dit geconcludeerd uit haar onderzoeken met de 'levensechte' poppen. 

Het dagverblijf had ook een voor de ouders geheime lijst met mogelijke signalen van incest. Op die lijst stonden signalen die, zeker in een medisch  kinderdagverblijf, heel goed naar andere problematiek konden verwijzen. Er staan ook punten in die volstrekt normaal zijn, zoals "ambivalente gevoelens naar ouders toe"- die gevoelens heeft iedereen. 

(Florien van hees & Ernst Nordholt, De anatomisch correcte poppenkast; HP|de Tijd 7 januari 1989.)

In het vertrouwelijke beleidsplan stonden ook dingen als het "bespieden" van de kleuters in bad en het - foei o foei - samen in bad gaan met de kinderen. De vader die dus even om de hoek keek of zijn peuter nog niet verdronken was in het bad, die was aan het "bespieden" en dus meteen verdacht. En wee de ouders die hun kind vroeg hadden voorgelicht, want ook "kennis over seksualiteit die niet leeftijdsadequaat is" staat op de lijst. Wat wel en niet leeftijdsadequaat is wordt niet verteld. 

(Peter Hofstede, Hoe betrouwbaar zijn de poppendokters? Panorama #4 1989) 

Na enige tijd kwamen de ouders in het geweer. In plaats dat zij de onderzoekster en haar methoden wantrouwden, eisten zij nu dat het personeel van De Bolderkar werd onderzocht. Men geloofde in het misbruik, had dit zelf niet gedaan, dus moest het personeel dit wel gedaan hebben. 

Bij geen van de personeelsleden werd iets verdachts geconstateerd. Uiteindelijk heeft het gerechtshof ook alle veertien verdachten vrijgesproken. Pas daarna ging de kritische aandacht eens naar de onderzoekster en haar methoden. 

Een commissie 

Naar goed poldergebruik werd er dus een commissie ingesteld, markant genoeg bestaande uit drie notoire voorstanders van de poppenmethode: Prof. Dr. Herman E. M. Baartman, kinderarts Van den Baan-Slootweg en prof. Rümke uit Groningen. 

De eerste, Baartman, heeft zich steeds onverkort en onkritisch voorstander van de methode getoond. 
Wie eraan twijfelde, die "bagatelliseerde" het (toch evidente) seksuele misbruik - toen en nu de grote doodzonde op dit gebied: "Gij zult niet bagatelliseren"; 
wie hem aanviel viel 'de boodschapper' aan; dat mag niet - maar wat als de boodschap een onjuist geloof verkondigt? Die mogelijkheid komt niet in hem op. 
De tweede, mv Baan, was met mv van Deutekom in Engeland op cursus geweest om die methode te leren; 
de derde, Rümke, geloofde onverkort en onkritisch in het bestaan van de misbruikende clowns in Oude Pekela. 

(Peter Hofstede, Hoe betrouwbaar zijn de poppendokters? Panorama #4 1989) 

Een bredere commissie 

Twee jaar later, in 1991, is er een beduidend bredere Commissie Seksueel Misbruik Jeugdigen (SMJ) ingesteld. In 1994 bracht die haar rapport uit: 

Handelen bij vermoeden van seksueel misbruik van kinderen en jeugdigen - Richtlijnen voor beroepsbeoefenaren - Assen 1994; 
gevolgd door
Idem II - De richtlijnen SMH in de praktijk, idem 1995. 

3. De discussie in die tijd 

Veel misbruik - hoeveel

In de jaren tachtig kwamen er uit de feministische hoek geluiden van vrouwen die als meisje door hun vaders seksueel waren misbruikt. Niemand had getallen. Mv Nel Draijer promoveerde cum laude op een onderzoek hiernaar: 

Draijer, Nel, Seksueel misbruik van meisjes door verwanten: een landelijk onderzoek naar de omvang, de aard, de gezinsachtergronden, de emotionele betekenis en de psychische en psychosomatische gevolgen, Den Haag, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 1988.

Draijer, Nel, ‘Een lege plek in mijn geheugen’: Seksueel misbruik van meisjes door verwanten, Den Haag, Ministerie van Sociale Zaken, 1988.

Wat alle kranten haalde was haar conclusie dat een op de drie vrouwen hier mee te maken had gehad. 

Mag je daaruit concluderen dat in elke klas een derde van de meisjes seksueel misbruikt wordt (wat men in De Bolderkar dacht)? Nee. 

Draijer zegt iets anders en hanteert een erg brede omschrijving van haar begrip. Draijer heeft een representatieve steekproef van vrouwen gevraagd naar hun ervaringen als kind en hun huidige welbevinden. Daarna is er via statistische analyse van de gegevens naar verbanden gezocht. Ruim vijftien procent van de vrouwen meldde seksueel misbruik door verwanten in hun jeugd. ‘Jeugd’ is hier: vóór het zestiende jaar. ‘Seksueel misbruik’ is hier: ongewenste gebeurtenissen waarbij sprake was geweest van aanraking van seksueel beladen delen van het lichaam. ‘Verwanten’ zijn hier verwanten in ruime zin, inclusief stiefvaders en huisgenoten. 

Draijer overziet dus, via haar gesprekspartners, een lange reeks van jaren, hanteert brede definities en rekent ook het hebben gehad van één ongewenste ervaring tot haar 15%. Als je dit doorrekent naar een schoolklas dan kom je op een kans van lager dan een procent, ofwel een kind eens in de zoveel jaar. Dat incest voor zou komen bij veertien van de vijftig kinderen van De Bolderkar, 28% in een klas, is dus statistisch gesproken hoogst onwaarschijnlijk. 

Peter Vasterman, Statistisch worden we allemaal misbruikt; Panorama # 4 1989

Er moet dan een andere factor in het spel zijn. Die factor is de - we mogen nu wel zeggen fanatieke - onderzoekster, haar vermoedens, haar wereldbeeld, visie, theorie, ideologie - en die van de wetenschappers die daar achter stonden. 

Dat was vooral prof. Baartman. Collega's van hem zoals Wim Wolters, Frits Bruinsma, toch echt niet de meest progressieve, en anderen waarschuwden in die tijd al tegen het gebruik van de poppenmethode en stelden al vraagtekens bij de conclusies van de onderzoekster van De Bolderkar. 

Ook de latere bredere Commissie SMJ zet vraagtekens bij de methode en de conclusies. Zij wijst de methode niet expliciet af, maar waarschuwt voor onoordeelkundig gebruik ervan en zegt dat de methode nooit als enig bewijs in juridisch opzicht mag worden gebruikt. 

Overigens gebruikt deze Commissie SMJ een nog bredere definitie van seksueel misbruik dan Draijer doet. Voor de commissie is ook het ingaan op spontaan erotisch getint gedrag van een kind als seksueel misbruik. De commissie maakt geen onderscheid tussen erotiek (die speels en leuk kan zijn) en seksualiteit (met haar meer ernstige karakter).  

Ook de commissie geeft een lijst. Daarin wordt onderscheid gemaakt tussen waarschijnlijke en mogelijke signalen, en wordt onderscheid gemaakt naar leeftijd. 

Er is ook een lijst van 'normaal' seksueel gedrag per leeftijd, afkomstig van het onderzoek van Friedrich e.a.: 

Normative Sexual Behavior in Children: A Contemporary Sample; William N. Friedrich, Jennifer Fisher, Daniel Broughton, Margaret Houston, and Constance R. Shafran; Pediatrics, 101 No. 4 April 1998, p. e9

Niet elk 'seksueel gedrag' hoeft dus een signaal te zijn van misbruik. De lijst is er een van normaal ('normative') seksueel gedrag van kinderen, waarover je dus juist geen zorgen hoeft te maken. Het is zelfs de vraag of de lijst echt seksueel gedrag van kinderen bevat: het is de interpretatie van de verzorgers en de onderzoekers die hier geldt. Het is nog maar de vraag op 'bloot rondlopen' en 'dicht tegen iemand aan gaan staan' door het kind als seksueel beleefd en bedoeld worden. 

De commissie laadt de verdenking op zich niet alleen seksueel misbruik te willen tegen gaan, maar ook elk door de volwassenen als als erotisch of mogelijk seksueel geïnterpreteerd gedrag van kinderen van een mogelijk alarmsignaal te willen voorzien. 

Andere zaken 

Tot zover De Bolderkar en een beeld van de discussie in die tijd. De Bolderkar is echter geen unicum: er zijn veel meer van dit soort kwesties geweest. We gaan nu naar enkele ervan eens kijken. Er zijn overeenkomsten. 

In Nederland herinneren we ons Oude Pekela met de clowns en vele andere wonderlijke verschijnselen waarvan nooit iets is aangetoond. 

Zedenangst - Het verhaal van Oude Pekela - Benjamin Rossen; Swets & Zeitlinger 1989 

Later werden er nog weer kelders met enge dingen vermeld in Smilde - nooit gevonden. 

We gaan nu kijken naar twee vergelijkbare geruchtmakende zaken, een in Groot-Brittannië en een in de VS.  

Daarna moeten we eens gaan kijken naar de gebruikte onderzoeksmethoden ... en naar het achterliggende geloof, de achterliggende ideologie - nee: niet wetenschap. 

4. Cleveland (UK) 

Hier gaat het om een Britse school. Hier waren het 121 kinderen die plotseling uit huis gehaald werden tussen februari en juni 1987. Ook hier waren een overijverige onderzoekers met een 'geloof': de artsen Mariette Higgs en Geoffrey Wyatt. Behalve van de poppenmethode maakte zij gebruik van een nog meer omstreden methode, die van de anale-verwijderingsreflex. 

Als met een wattenstaafje de anus van het kind werd aangeraakt kan deze twee reflexen vertonen: zich extra sluiten of zich openen. Het laatste werd gezien als 'bewijs' dat het kind 'er aan gewend was' de anus te openen indien zich hier een prikkel aandiende, dus dat de vader van het kind ... enzovoorts. Deze methode werd ook in De Bolderkar gebruikt (Marcel Haenen, De Volkskrant 9 december 1988). 

Vrijwel alle beschuldigingen vervielen. En ook hier komt in een onderzoek een heel ander verhaal naar boven: onbetrouwbaar onderzoek, verkeerde methoden. Nee, Mariette Higgs werd niet ontslagen; zij werkt nog steeds en is nog altijd overtuigd van haar geloof in haar methode. 

Een soortgelijk geval deed zich voor in Rochale, ook in Groot Brittannië. Er zijn er veel meer. Nog onlangs meldden de kranten op de voorpagina's voormalig misbruik op grote schaal in een kinderhuis op New Jersey, compleet met stafkelders en zelfs moorden. Alleen de zeer ijverige krantenlezer ontdekt later ergens op de binnenpagina's het bericht dat de gevonden "schedel" een kokosnoot bleek te zijn, en de gevonden botten die van runderen. 

Bronnen

Het Seksuele Gevaar voor Kinderen, Mythen en feiten; Benjamin Rossen & Jan Schuijer (Red.); Swets & Zeitlinger, Amsterdam, 1992.
Hierin hoofdstuk elf (en drie) - volg de link en klik op [Passage over Cleveland]. 
 

Twenty years on from the Cleveland Child Sex Abuse Scandal; Pain, Andrew, Evening Gazette, July 8, 2008

5. De McMartin Preschool (VS) 

Op 12 augustus 1983 wendde zich mv Judy Johnson tot de politie. Haar zoontje van twee zou ernstig misbruikt zijn op de McMartin Preschool, California. 

Wat volgde was een uitgebreid onderzoek in de gehele regio. Honderden kinderen werden ondervraagd en 369 van hen (ongeveer een derde, zo geloofde men) was slachtoffer. Nee, niet van een vrijpartijtje, maar van satanische rituelen waarbij (midden in de school) paarden maar ook baby's geslacht werden, reeksen foto's genomen werden, vliegtochtjes plaats vonden naar een labyrint van ondergrondse tunnels, en nog een heleboel meer. Vierhonderd kinderen werden uit huis geplaatst, vele ouders beschuldigd, zeven scholen gesloten. 

Er volgde forensisch onderzoek ter bewijsvoering. Er is niet één pornografische kinderfoto ooit gevonden, geen tunnels of kelders, geen dode baby's - er is er nooit een gemist - geen botten van paarden, niets. 

De rechtszaken vonden (pas!) plaats van april 1987 tot juli 1990, de grootste (en duurste) rechtszaak in de VS ooit. Er volgde niet één veroordeling. 

Wie wel werden gevonden waren overijverige ondervragers met dubieuze interviewmethoden. En 'gelovigen', ook wetenschappers die hen ondersteunden. 

Heeft men hier van geleerd in de VS? Nee. Er volgden tal van soortgelijke zaken. 

Ook hier zijn we nu twintig jaar na dato. En ook hier komen nu andere geluiden naar boven, in elk geval een getuigenis van Kyle Zirpolo, die vertelt toen als kind gelogen te hebben - en waarom. Zij beschrijft de ondervragingsmethode. 

Bronnen

Against Innocence; The New Republic 03/15/1999
Margaret Talbot; The truth about child abuse and the truth about children - I. [The McMartin Preschool case] 

42 MVMO [*] Court cases with allegations of multiple sexual & physical abuse 
[* Multi-Victim, Multi-Offender] 
< http://www.religioustolerance.org/ra_case.htm >

Numerous "ritual abuse" cases in Bakersfield / Kern County, California (1982); by Diane Vera 
< http://againstsatanicpanics.com/old/Bakersfield.html >
 

The Satanic Abuse Scare; Jordan Smith, The Austin Chronicle, March 27, 2009
 

McMartin Pre-Schooler: 'I Lied' - A long-delayed apology from one of the accusers in the notorious McMartin Pre-School molestation case - Kyle Zirpolo, as told to Debbie Nathan - LA Times, 30 Oktober 2005

Followed by: How and Why Kyle Came Forward; by Debbie Nathan
including a condensed transcript of an interview interview with Kyle Sapp, now known as Kyle Zirpolo 

6. De onderzoeksmethoden

De poppen

Deze zijn zo seksueel expliciet dat er weinig kinderen zullen zijn die hier niet meteen "seksje" mee gaan spelen. Minder overigens dan me zou denken. Er is namelijk wel enig onderzoek naar gedaan. 


Poppenmethode wel degelijk bruikbaar; E.M. van Engers & L.W.C. Tavecchio; De Volkskrant 18 februari 1989

Uit de daar vermelde onderzoeken dat de methode wel enig onderscheid maakt tussen wel en niet misbruikte kinderen, mits beter ontwikkeld en door goed getrainde onderzoekers zorgvuldig gebruikt. 

Commissie SMJ wijst, zoals al gezegd, de methode niet expliciet af, maar waarschuwt voor onoordeelkundig gebruik ervan en zegt dat de methode nooit als enig bewijs in juridisch opzicht mag worden gebruikt. 

De interviews 

We zagen in de aangehaalde literatuur al enige fragmenten dan de manier van ondervragen van de kinderen. Deel III van Against Innocence gaat hierover en ook Kyle Zirpolo geeft er voorbeelden van: 

"Consider the following exchange between two adult investigators on the Kelly Michaels case and a four-year-old boy:

Interviewer: Did she put a fork in your butt? Yes or no?
Child: I don't know, I forgot.
Interviewer: ... Oh come on, if you just answer that one, you can go.
Child: I hate you.
Interviewer: No you don't.
Child: Yes I do.
Interviewer: You love me I can tell. Is that all she did to you, what did she do to your hiney?
Interviewer #2: What did she do to your hiney? Then you can go.
Child: I forgot.
Interviewer #2: Tell me what Kelly did to your hiney and then you can go. If you tell me what she did to your hiney, we'll let you go.
Child: No.
Interviewer: Please.
Child: Okay, okay, okay.
Interviewer: Tell me now . . . what did Kelly do to your hiney?
Child: I'll try to remember.
Interviewer: What did she put in your hiney?
Child: The fork."

Jordan Smith rapporteert: 

"Experts on the forensic interviewing of children say that the recorded Keller case interviews are prime examples of poor technique and manufactured testimony – effectively useless as evidence." 
(Believing the Children; Jordan Smith, The Austin Chronicle, March 27, 2009)

Smith rapporteert dat Vivian Lewis, docent, 

actually uses [those interviews] seminars across the country as examples of how not to interview children. The interviews are rife with 

"pressure, leading questions, promises of rewards: 'Tell me what Danny did' – really leading questions for a child that age," she said. "I don't know about you, but if you've got a surprise for me, I'll tell you whatever you want to know."

Smith citeert ook professor James Wood: 

"The field was bombarded by a "propaganda blitz" from the "Believe the Children" movement.  [...]
In short, in many instances, the therapists were the actual sources of the stories the children told. [...]
The McMartin [therapists] pioneered that. They learned how to make kids make false statements." 

"Instead of asking Christina [child] questions designed to elicit her independent account of life at the day care, Knox [interviewer] introduces a narrative for Christina to follow. [...]
"Knox appears to ignore each of Christina's responses denying that any abuse has occurred – and there are dozens of such negative responses throughout the three interviews."
( Children and Testimony; Jordan Smith, The Austin Chronicle, March 27, 2009)

Maar ook in Nederland bestaan hierover documenten, opgenomen in het boek van Rossen & Schuijer in hun hoofdstuk zeven

Hier komen we mv Lamers-Winkelman tegen, maar ook een andere mv Lamers en Ruud Bullens, van wie wij in ons Opiniestuk 39 citeerden dat hij zichzelf "deskundig, zeer deskundig" noemt. Het oordeel van de onderzoekers in het boek van Rossen & Schuijer, hoofdstuk 7,  "Ondervragingsmethoden in Nederland", al vermeld in Opiniestuk 39, valt wel iets anders uit: 

"uiterst ondeskundig", 

"ernstig onprofessioneel".

"De ernstigste fouten bij de ondervraging [door mv Lamers-Winkelman] zijn gemaakt op het gebied van suggestieve vraagstelling, met opmerkingen die een instructief karakter hadden en opmerkingen waarmee straf en druk werd uitgeoefend. De totaalscore hiervan is 374, hetgeen neerkomt op 51% van de ondervragingsscores."

"De analyse van deze ondervragingssessie toont aan dat mevrouw Lamers[-Winkelman]  gedurende vrijwel de gehele ondervragingssessie druk op de kinderen uitoefende en gebruik maakte van suggestieve vraagstelling. Door het toepassen van selectieve beloning en straf stuurde zij de ondervraging in de richting van een bekentenis van het vermeende misbruik ..."

Over het interview van [de andere] mv Lamers en haar mede-rapporteur Bullens: 

"De ernstigste fouten bij de ondervraging zijn gemaakt op het gebied van suggestieve vraagstelling, en met opmerkingen die een instructief karakter hadden en waarmee druk werd uitgeoefend. De totaal score hiervan is 60 (rubrieken 1b+2b+3+4), hetgeen neerkomt op 54% van de ondervragingsscores."

"De ondervraagster heeft na de ondervraging een rapport opgesteld waarin zij de gebeurtenissen tijdens de ondervraging interpreteert. Deze interpretatie is vervolgens opgevoerd als bewijsmateriaal, echter terwijl de tekst van de ondervraging zelf (op geluids- of videoband) is weggelaten. " 

[De] "scoretabel [...] geeft aan dat de ondervraging door mevrouw M. Lamers als uiterst suggestief en onprofessioneel beschouwd moet worden."

"Een kritische[..] analyse laat zien dat de antwoorden die het kind aanvankelijk gaf dubbelzinnig waren. Het commentaar, de interpretaties en de daaropvolgende vragen van de ondervraagster stuurden dat gesprek in de richting van seksuele gebeurtenissen en misbruik. De verwachtingen van de ondervraagster lijken te zijn bevestigd.  

Het rapport van de ondervraging bevat ondubbelzinnig bewijs dat M. geleerd werd verhalen te vertellen over seksuele gebeurtenissen. Dit leerproces wordt gedurende de ondervraging steeds herhaald." 

"Bovendien wordt er in het rapport geen aandacht besteed aan het grote verschil tussen iets vertellen en aangespoord worden in te stemmen met suggestieve vragen."

"Een kind dat probeert haar versie van een verhaal te vertellen (waarschijnlijk haar ideeën van de waarheid), terwijl ze duidelijk gestuurd wordt naar het vertellen van een ander verhaal (haar voorstelling van wat de ondervraagster wil horen), bevindt zich in een "double bind" situatie. [...] Deze "double bind" veroorzaakt veel spanning. De uitleg van deze symptomen als bevestiging van seksueel misbruik is eenvoudig onzin."

"Ter afsluiting kan worden vastgesteld dat de ondervraging van M. op een zeer onprofessionele wijze werd uitgevoerd."

7. Wie trekken die karren?

We zien bevlogen mensen, ervan overtuigd dat ze goed werk doen dat kinderen redt van de ondergang. Ze noemen zichzelf deskundig, zo niet "zeer deskundig", of expert. Hun bedoelingen zijn zonder enige twijfel goed. 

Ze komen echter ook over als fanatiek, als dragers van een sterk geloof in het eigen gelijk. Adviezen van collega's negeren ze. Ze komen over als Einzelgängers die zichzelf helden vinden.

"Er worden nu mensen onder vuur genomen die hun nek uitsteken voor kinderen in nood" 
(Baartman, Panorama # 4 1989).

Uit de rapportage hierboven bleek al dat ze niet erg zelfkritisch zijn, in dit geval: de invloed van hun eigen ondervragingsmethode niet onderkennen. Hun opvattingen ogen eenzijdig en streng, gespeend van enige twijfel of zelfkritiek. Zij twijfelen niet aan hun model, hun geloof. Zij stellen vragen binnen hun model, niet aan hun model. 

Zo beticht prof. Baartman iedereen die niet gelooft in de ernst van incest van "bagatelliseren" - en dat is erg (Baartman in De Volkrant 18 februari 1989). Hij is ook streng:

"De professor kent geen genade: bij het minste of geringste vermoeden van incest - waarbij de poppenmethode het sluitstuk vormt - moet het kind aan de ouders worden ontnomen."

"De poppenmethode is boven elke twijfel verheven."
(Panorama # 4 1989)

We komen onlogische stellingnamen tegen, zoals 'ontkenning van het misbruik is het beste bewijs ervan'. (Against Innocence, deel III). Dit is dus nooit te bewijzen; het is een kringredenering in de trant van 'misbruik moet er wel zijn, dus het is er'. 
 

Wie kijkt of zijn peuter nog niet verdronken is in het bad, die is aan het "bespieden" (uiteraard alleen als het een man is) en pleegt "seksueel misbruik".

Als een kind in de zin-aanvul-test meer van mamma houdt dan van pindakaas, dan is dit geen teken van moederliefde maar een signaal van seksueel misbruik (Aldus mv Deutekom; Marcel Haenen, De Volkskrant 9 december 1988) - kunt u de logica nog volgen?

Die anale reflex test: je moet toch wel blind voor de realiteit zijn om daarin te geloven.

Deze kartrekkers lijken op de versteende mensen, de hylici uit de gnostiek. 

"Er gebeurt iets met je als je denkt dat waarden [moraal] op dezelfde manier bestaan als stenen. Dan versteen je zelf ook en je hart dreigt er steenkoud van te worden. [... Zij hebben] een rotsvast geloof waaraan geen enkele twijfel mogelijk is. Daar zit geen enkele beweging meer in. [...]
Voor een hylicus bestaan waarden los van hemzelf, zoals ook stenen los van hemzelf staan. Waarden komen tot hem van buitenaf. Met die overtuiging heeft de hylicus zichzelf afgesneden van zijn eigen bewogenheid [... en daarom is hij] volledig verdwaald [...] Hij is zijn innerlijk kompas kwijt. [...]
Voor een hylicus is elke innerlijke bewogenheid die niet past binnen de geloofswaarheid [curs. Tw] een verlokking van het kwaad in hemzelf. [idem]. Dat moet met kracht onderdrukt worden."
(Bram Moerland, Schatgraven in Nag Hammadi, een inleiding tot de gnostiek; Synthese 2002)

In andere woorden uitgedrukt, ook die van Moerland, maar dan hier ingevuld: het eigen verhaal van de onderzochte kinderen mag, dus kan niet waar zijn, dus ondervragen zij net zolang en zodanig totdat het kind het verhaal vertelt dat van hen verwacht wordt. Pas dan mogen ze de spreekkamer weer uit.  

Zij lijken bewogen te zijn door 'het lijdende kind' dat zij trouw wilden zijn, maar er bleek geen lijdend kind te zijn. Integendeel: zij veroorzaakten lijden bij het kind. Ze waren bewogen door een illusie en trouw aan een idee, trouw aan hun eigen verhaal, niet aan dat van het kind. 

De opvattingen van deze versteende kartrekkers ogen niet als zorgvuldig doordacht op basis van gedegen onderzoek op basis van open vragen. Ze ogen als ideologie.

Margaret Talbot spreekt in Against Innocence van 

"a doctrine" (in deel III), van 

"ideological zealotry" (in deel IV) en van 

"people with a very narrow view"(in deel VII).

HP|de Tijd spreekt van "De terreur van de goede bedoelingen" (John Jansen van Galen, 7 januari 1989).

NH spreekt van "Een moderne kinder-inquisitie" (Marten Brouwer, 17 december 1988).

Jenkins (Zie Talbot vanaf deel IV) en Talbot zelf spreken van "Moral panic"; Rossen spreekt van "Morele paniek". Deze kartrekkers ogen als in paniek, in panische angst, morele angst. 

Angst? Paniek? Ja, als er twijfel op zou komen aan het 'heilige geloof' en de morele orde waarmee ze zich hebben geïdentificeerd, dan valt de basis van hun identiteit weg - dan word je bang en raak je in paniek. De gedachte alleen al dat die onschuldige en onwetende - lees: seksloze - kinderen aan seks blootgesteld zouden zijn - seks! het ultieme kwaad! - door hun slechts wellustige vaders, wekte hun angst. Hun wereldbeeld werd bedreigd, hun identiteit werd bedreigd - en dan raak je echt wel in paniek. Je gaat dan 'blindelings' handelen en je verlaat zelfs je beroepsethiek. 

In de VS moesten vele tientallen rechtszaken worden overgedaan omdat de onderzoekster niet eens bevoegd was om dit soort onderzoek te doen. Haar rapporten (met erg veel 'schuldigen') waren dus niet rechtsgeldig. 

De tegenspelers zijn

de vakcollega's, maar hun goede raad wordt in de wind geslagen;

de kinderen die lang blijven ontkennen, tot ze dan maar "ja" zeggen om er van af te zijn - en dit vervolgens weigeren te herhalen ter bevestiging;

de ouders en hun advocaten;

kritische en zorgvuldige rechters en

kritische journalisten.

In Nederland mogen we ons verheugen in kritische collega's, mondige kinderen en ouders, kritische advocaten, zorgvuldige rechters en kritische journalisten. In het buitenland is dit wel eens anders.

Al met al zitten we met ideologie, juister gezegd: met een gesloten ideologie als trekker van deze karren.

8. Ideologie  

Ideologie

Elke onderzoeker heeft een visie die de basis van zijn of haar onderzoek vormt; een visie waarbinnen hij zijn vraag of hypothese opwerpt, en waarbinnen hij de gegevens en bevindingen interpreteert. Hij heeft een visie ten opzichte van het te onderzoeken subject en een onderliggende visie op de mens, op de maatschappij en op menselijke kennis. 

Men zou het zelfs als volgt kunnen stellen: elke auteur heeft een onderliggende visie en elke visie heeft, of is, weer een onderliggende ideologie. Elk wetenschappelijk onderzoek heeft zodoende in zekere zin een onderliggende ideologie. Wie zich daarvan bewust is, vermijdt de valkuil van de gesloten of valse ideologie. 

Een ideologie biedt een beeld van de wereld. Dat kan een bron van inspiratie zijn, het kan aanvoelen als een veilig huis dat zekerheid biedt, het kan ook een gevangenis worden waarin je vervreemdt van de werkelijkheid en van jezelf. Een ideologie kan zelf open of gesloten zijn, je kunt jezelf open en kritisch houden, maar je ook laten opsluiten in wat je een veilig huis leek, maar uiteindelijk een illusie en een gevangenis wordt. 

In een gesloten ideologie stelt men slechts vragen binnen het gekozen model, niet aan dat model zelf. Daarmee hebben we hier te maken. 

Hoe ziet dat model er uit?

Een kind is onschuldig en onwetend, lees: aseksueel. Seksualiteit en lichamelijkheid zijn gekoppeld aan schuld, tenzij onder strenge voorwaarden. Een erfenis wellicht van twee eeuwen christendom, dat op zijn beurt te rade is gegaan bij Plato, driehonderd jaar voordien. Plato ziet weinig goeds in het lichaam, des te meer in de geest. De vrouw komt er bij Plato (en zijn cultuur van die tijd) en in het christendom ook niet al te best af: de verleidster die geen priester kan worden en van wie de priester maar afstand moet houden. 

Kinderen kunnen uit zichzelf geen weet hebben van seksualiteit. Dat deze kennis intuïtief en in de genen al aanwezig is, dat vindt geen erkenning. Een kind zwijgt er dus over, dat voelt het wel aan. Heeft een kind wel weet van seksualiteit, dan is er iets mis als dit niet 'leeftijdsadequaat' is - wat dit ook moge zijn. 

Men is geobsedeerd door seksualiteit; men ziet seksualiteit waar die er niet is, bijvoorbeeld in lijfelijk gedrag van een kind. 'Te dicht bij staan', 'in ondergoed rondlopen' wordt geduid als 'seksueel gedrag' (wat het niet hoeft te zijn). Kijken naar je kind in het bad wordt "bespieden", althans bij de man. Het zijn altijd de vaders die beschuldigd worden. 

De man komt er niet best af. Die wordt slechts gestuurd door zijn seksuele lusten - de vrouw dus niet, die moet daartegen beschermd worden, evenals het kind. Dat seksualiteit ook uit liefde kan voorkomen, zelfs bij een man, dat is een gedachte waar men niet op komt. Seks staat gelijk aan lust, punt uit klaar. Een erfenis van het feminisme, net omgekeerd als in de Arabische wereld waar de vrouw de grote verleidster is waartegen de man beschermd moet worden - ook een gesloten ideologie dus, maar dan de omgekeerde. 

Heeft een kind eenmaal te maken gehad met seksualiteit, dan kan dit nooit vanuit het kind zelf komen. Het kan het kind alleen maar opgedrongen zijn. Dit staat dus eigenlijk gelijk aan geweld. Nee, niet het slaan of anderszins dwingen van een kind, het vrijen met een kind. 

Dit brengt schade teweeg die - zo is de gelijkte uitdrukking - 'levenslang' is. Als er dan later problemen worden aangetroffen, dan is die seksualiteit, de dader dus, daarvan de oorzaak. Het kind is slechts slachtoffer(tje). Nee, niet de armoede, de oorlog, de strenge opvoeding, of verwaarlozing, het gebrek aan aandacht, de scheiding van de ouders, de verhuizing, de dwang en het pesten op school - de seks is de grote oorzaak. 

Men denkt in het stramien van dader en slachtoffer. Men is het een óf het ander - men is alleen maar dader, zelfs als identiteit, of alleen maar slachtoffer, ook als identiteit. Zo niet, dan verkrijgt men deze identiteit wel in de 'therapie' die noodzakelijk moet volgen. Men komt niet op het idee dat mensen ook wel eens allebei met elkaar willen vrijen. Niet uit drang tot misbruik, maar uit liefde. 

Een heel Amerikaans dorp kwam hiermee in de problemen, toen bleek dat de kinderen stiekem met elkaar gevreeën hadden. Dus ging men zoeken naar de daders en de slachtoffertjes. Maar men kwam er niet uit: wie was nu dader, wie slachtoffer? Immers, de dadertjes moesten naar kliniek A ter strenge opsluiting en behandeling, de slachtoffertjes moesten naar kliniek B ter liefdevolle opvang en behandeling van het opgelopen trauma. Maar wie moest nu waarheen? Iedereen had wel 'iets' met iedereen gedaan,  op ieders wisselende initiatief. Dat men beide kan zijn, en dat dus de indeling, het model zelf, niet deugt, dat kwam bij niemand op. 

Hetzelfde probleem komt (in de VS) veelvuldig voor bij tieners die met elkaar vrijen. Onder de achttien is dit daar per definitie seksueel misbruik. Men komt niet op het idee dat er liefde in het spel kan zijn. Dit past niet in het model, dus is het er niet. Het is een denkfout, zo wordt de daders in hun behandeling wel duidelijk gemaakt. Er moet een dader zijn en een slachtoffer zijn, er moet seksueel misbruik zijn gepleegd door een dader. In het geval van de Bolderkar: uiteraard de vaders. 

Is dit niet aantoonbaar? Logisch, zo iets erg verdring je natuurlijk uit je geheugen. Juist ontkenning is een bewijs van het bestaan ervan - logisch, toch? De therapeut kan het geheugen weer opfrissen, zodat alsnog de vader aangeklaagd kan worden. Ontkent die? Logisch, bij zoiets schuldigs. Geloof hem niet. Belief the children is de gangbare uitdrukking, die liegen niet, nooit, ook niet als zij ondervraagd worden net zolang tot zij "ja" zeggen. 

Ga hier niet zelf aan klungelen, je hebt een expert nodig die het kind of, inmiddels de volwassene, deskundig - pardon, zeer deskundig - kan interviewen - we hebben het gezien. 

Tja, nu gebleken is dat de meeste vaders toch echt wel onschuldig zijn, dus ongeschikt als zondebok - wat nu? Een andere zondebok was snel gevonden: nu is het de pedofiel. Deze per definitie gestoorde mens valt op kinderen en tegen deze aandrang is geen van hen bestand. "Pedofilie' staat dus gelijk aan 'seks met kinderen hebben'. Het is een verlangen dat vroeg of laat ooit daad zal worden. Zeker weten. 

Is dit eenmaal gebeurd, dan is er geen redden meer aan. Het zal zich herhalen. De recidivecijfers zijn extreem hoog - zo beweert de bevlogen gelovige in het eigen idee, dwars door stapels onderzoeksrapporten heen die het tegendeel bewijzen. Is het niet te bewijzen? Denk dan eens aan de dark numbers, de niet in de openbaarheid gekomen gevallen. Dat moeten er  dus wel erg veel zijn! Want het is nu eenmaal zo. 

Een zondebok creëert men als men zelf iets te verdringen heeft. Volgens dezelfde theorie blijft dit echter, juist daardoor, onbewust. Wat valt er te verdringen? Meestal angst, angst in het bijzonder voor de eigen schaduwkant zolang deze niet bewust is. Het indelen van de mensen in de goeden en de kwaden lijkt dan even te helpen: zelf hoort men uiteraard bij de goeden. Wie een as van het kwaad schept kan de illusie behouden zelf goed te zijn. Een prettig gevoel, natuurlijk, dat men wil behouden. Daartoe moet men dan wel zuinig zijn op de kwaden, de zondebokken. Hun aanwezigheid als een soort vijfde colonne in onze samenleving moet wel voortdurend worden benadrukt en uitvergroot.

9. Wat te doen met ideologie? 

1. Om te beginnen: je ervan bewust zijn dat onder alle kennis iets van een ideologie schuilt, dus ook bij jezelf. Besef dat ook jij een verhaal hebt over de werkelijkheid, jouw verhaal, wat niet hetzelfde is als 'de werkelijkheid'. Wees dus zelfbewust en zelfkritisch. Misschien kan je verhaal wel in een betere versie herverteld worden. Sta open voor de werkelijkheid. Laat de werkelijkheid waar nodig je eigen verhaal corrigeren.

2. Herken de onderliggende ideologie bij anderen, zonder hier zelf in mee te gaan. Herken het als verhaal over de werkelijkheid, als hun verhaal, wat niet hetzelfde is als 'de werkelijkheid'. Luister er wel naar en stel vragen. 

3. Bied vragen en feiten aan, geen 'geloof' of overtuiging, nee: vragen en feiten. Misschien kan de werkelijkheid de verhalen corrigeren. In de Bolderkar affaire is dit uiteindelijk ook gebeurd.

4. En dan maar bruggen bouwen, brug zijn, veerman zijn die heen en weer vaart met diplomatieke boodschappen, waaronder feiten en vragen.

Hoe bouw je bruggen? Zie Weblog # 117, deel 3.

5. Accepteer het feit dat ook kinderen seksuele wezens zijn, zij het op hun manier en in ontwikkeling. Ga daar heel behoedzaam mee om, maar ontken het feit niet. Dan gaat het een verborgen en onbegeleid leven leiden, eenzaam, contactloos, toch zoekend naar contact - maar dan misschien wel verdwalend. Luister liever naar hun eigen verhaal.

PS - Een gewaarschuwd mens telt voor twee:

Zo onderzoek je geen zedenzaak; Ontucht Verhoren onzuiver door media en ouderbijeenkomsten; Corine de Ruiter en Henry Otgaar; NRC Handelsblad, Opinie, 19 juni 2009
Door ouders voor te lichten bestaat het gevaar dat kinderen herinneringen worden opgedrongen

 

Start Weblog Inhoud Wat is nieuw English