Vorige Omhoog

[Terug naar # 53 - De Bolderkarren] 

Uit:
Rossen, Benjamin & Schuijer, Jan (Red.), Het seksuele gevaar voor kinderen, Amsterdam 1992.
Hoofdstuk 7:

ONDERVRAGINGSMETHODEN IN NEDERLAND: 

TWEE PRAKTIJKVOORBEELDEN

(# 1)     (# 2)

Hieronder volgen gedeelten van twee rapporten die zijn opgesteld ten behoeve van rechtszittingen in strafzaken wegens vermeende ontucht met jonge kinderen. 
Het gaat om analyses van de transcripties van ondervragingen van kinderen. 

F. Lamers- Winkelman

[Blz. 276]

Het eerste voorbeeld betreft een analyse van een door mevrouw F. Lamers- Winkelman afgenomen ondervraging. 
Het betreft hier een onderdeel van een in december 1990 opgesteld rapport voor het Gerechtshof in Amsterdam. 

De vermeende dader in deze zaak was in eerste aanleg veroordeeld en in beroep gegaan. In hoger beroep werd hij vrijgesproken. 

De zaak 

waarop deze analyse betrekking heeft kwam aan het rollen toen ouders begonnen te vermoeden dat hun dochtertjes seksueel waren misbruikt door een oom. De ouders hadden deze kinderen toegeschreeuwd, diverse malen geslagen en met een mes bedreigd in hun pogingen hun kinderen te bewegen tot het doen van onthullingen hierover. 

Dit was een paar weken doorgegaan totdat een van de meisjes, P. (10 jaar oud) voor haar ouders door de knieën ging en een verhaal over seksueel misbruik vertelde. In een reeks van daarop volgende ondervragingen groeiden de verhalen uit tot een viertal verkrachtingen, de toediening van verdovende middelen en beschrijvingen van voodoo en ceremoniën. 

Haar jongere zusje, J. (9 jaar) verzette zich aanvankelijk tegen de pogingen haar eveneens dergelijke verhalen te laten vertellen, maar kwam na maandenlang doorvragen ook tot verhalen over ontuchtige handelingen. Vervolgens vonden er nog diverse ondervragingen plaats door artsen en politiefunctionarissen voordat de kinderen uiteindelijk terecht kwamen bij mevrouw Lamers-Winkelman. Zij ondervroeg de meisjes met behulp van seksueel-expliciete poppen.

 [Blz. 277]

Wanneer een kind al bij herhaling is ondervraagd zullen daarop volgende ondervragingen weinig nieuws meer opleveren. De ondervraging door mevrouw F. Lamers en de door haar geleide poppenspelsessies konden daarom weinig toevoegen ten aanzien van het werkelijk gebeurde, behalve wellicht met betrekking tot de informatie die de kinderen inmiddels via de ondervragingen hadden opgedaan.  

Bovendien hebben de seksueel-expliciete poppen het effect van suggestieve vragen en roepen zij nog meer fantasie op. Door middel van het poppenspel worden de in de herinnering van het kind bestaande fantasieën verder geconcretiseerd en versterkt. 

Het was op zich al onjuist om de kinderen met behulp van de poppen te ondervragen. Maar het was evenzeer verkeerd om de kinderen tegelijk te ondervragen. Door kinderen gezamenlijk te ondervragen kunnen zij kennis nemen van elkaars verhalen. De verklaringen van de een werken als suggestieve prikkels op die van de andere. Wanneer kinderen eenmaal onder druk allerlei fantasieverhalen hebben verteld bevordert een dergelijke aanpak de consistentie van het niet-waargebeurde verhaal. In het onderhavige geval versluiert juist die consistentie het feit dat beide kinderen een fantasieverhaal vertellen. Als basisprincipe geldt dat men kinderen nooit met hun tweeën of in groepen mag ondervragen.  

De analyse 

heeft betrekking op het gehele gesprek. Iedere zin van de ondervraagster is gescoord aan de hand van de hieronder vermelde criteria. Als voorbeelden zijn de vragen gebruikt zoals deze door mevrouw Lamers zijn gesteld. 

1A. OPEN / OBJECTIEF. 

Een open vraag beperkt op geen enkele wijze het mogelijke antwoord dat het kind kan geven. Onder deze categorie vallen vragen of opmerkingen waarop het kind spontaan kan reageren op basis van zijn of haar eigen ervaring. Een vraag is objectief wanneer de door de ondervrager gestelde vraag geen informatie bevat en wanneer geen poging wordt gedaan om de reactie van het kind te beïnvloeden of te sturen.

Wat kun je me over jouw oom vertellen?

Vertel eens wat er toen gebeurde?

 

1B. OPEN / SUGGESTIEF. 

Dit type vraag is weliswaar open, maar suggestief en sturend in die zin dat ze mogelijk informatie impliceert of overbrengt die in feite onjuist kan zijn. Zelfs wanneer deze informatie waarschijnlijk correct is, maar niet expliciet door het kind zelf is genoemd als reactie op eerdere vragen van het type1A, mag dergelijke informatie tijdens een ondervraging nimmer deel uitmaken van welke soort vraag dan ook.

Waar gebeuren er akelige nare dingen?

En kun je vertellen waarom je thuis verdrietig bent?

 

[Blz. 278] 

2A. GESLOTEN / OBJECTlEF. 

Door het stellen van een gesloten vraag wordt het kind de kans ontnomen vrijelijk te reageren. Er is alleen maar een 'ja' of 'nee' antwoord mogelijk of het biedt het kind slechts de mogelijkheid uit twee of slechts een paar alternatieven te kiezen. Een gesloten vraag kan echter objectief zijn zolang niet de suggestie wordt gewekt dat de voorkeur wordt gegeven aan een bepaald antwoord of een bepaalde reactie wordt verwacht.

Deed de andere persoon wel eens iets?

Was het toen ochtend, middag of avond?

In een klein bed of een groot bed?

 

2B. GESLOTEN / SUGGESTlEF. 

Dit soort vragen verschaft het kind informatie die het niet expliciet heeft genoemd in eerdere antwoorden op niet-suggestieve vragen. Een vraag kan als gesloten suggestief worden aangemerkt wanneer door de context van de vraag duidelijk wordt welk antwoord de ondervrager verwacht of prefereert. Er wordt een minimale reactie verwacht. Dit soort vragen heeft waarschijnlijk de meest beïnvloedende uitwerking op de reactie van het kind. Een deskundig geleide ondervraging wordt gekenmerkt door de afwezigheid van gesloten suggestieve vragen. In de ondervraging van mevrouw Lamers zijn talloze voorbeelden van dit soort vragen te vinden; het bleek dat haar vragen het meest in deze vorm waren gesteld.

Die akelige dingen die gebeurd zijn is dat van de laatste tijd? 
(ondervraagster gebruikte als eerste de woorden 'akelige dingen'.)

Dit is oom D. zijn piemel (vinger van ondervraagster) en had ie dan dat (condoom) er zo omheen, zullen we zeggen?

 

3. INSTRUCTIEF / OPMERKINGEN. 

Dit soort opmerkingen heeft een instructief karakter met betrekking tot de visie van de ondervrager op het gebeurde en hetgeen hij/zij verwacht te horen of wenst te horen. Onder deze categorie vallen ook opmerkingen waarin aan het kind uitleg wordt gegeven over het mogelijk gebeurde, en het voordoen en leren aan de hand van hulpmiddelen.

Jullie weten natuurlijk wel dat we hier niet voor de grap zitten en dat er heel vervelende dingen zijn gebeurd. En nu is het zo dat ik vaak door die meneer daar (wijst in de richting van het arrondissementsgebouw , doelend op rechter-commissaris Westdorp) gevraagd wordt om te praten over de dingen die gebeurd zijn. Om te kijken of we daar iets mee kunnen, om te zorgen dat het niet weer gebeurt. En daar zijn dus die nare dingen gebeurd de laatste tijd 
(inleiding tot de poppenspelsessie van mevrouw Lamers-Winkelman).

 

[Blz. 279[ 

4. STRAF / DRUK. 

Met dit soort opmerkingen of vragen wordt het kind in het nauw gebracht, onder dwang of onder druk gezet, zodat het op de gewenste wijze zal reageren. Dit type vraag eist als het ware van het kind een bepaalde reactie en bevat soms, openlijk of impliciet, dreigementen. Onder deze categorie vallen ook retorische vragen en opmerkingen die, vanwege hun context, het kind onder druk zetten, maar ook een verbaasd "Nee?" of "Is dat echt zo?" wanneer de reactie van het kind niet in het straatje van de ondervrager past. Dit soort opmerkingen en vragen stuurt de reacties van het kind in sterke mate. Ze kunnen ook als een vorm van straf fungeren en zijn, in combinatie met beloning van de gewenste reactie, een zeer effectief middel om de reacties van het kind te sturen en het kind te leren wat het moet zeggen.

Nee toch, dat kan niet.

Nou, dat zou je toch wel weten, als je het had dan merkte je het toch wel.

Duw het maar in! (een poppen-piemel een poppen-anus binnen.)

 

5. BELONEN. 

Onder deze categorie vallen verschillende soorten opmerkingen, zowel verbaal als non-verbaal, die gebruikt kunnen worden om de reacties van het kind te sturen. Instemmend reageren met "Ja, ja" kan bij voorbeeld als een beloning worden opgevat, afhankelijk van de context. Op non-verbale wijze kan dit gebeuren in de vorm van een glimlach, een knikje, verandering van een koele, neutrale stem, bij voorbeeld in een warm klinkende stem. Ook instemming van de ondervrager met een positief antwoord op een suggestieve vraag werkt op deze wijze.

Ah, goed zo, nou dat bedoel ik. (gewenst antwoord).

Ja, en lieve schat en weet je al... (ook als reactie op gewenst antwoord).

O, je had het gevoel, O prima, je had het gevoel dat ie er half in zat... (piemel in haar vagina.).

Goh, er is een heleboel gebeurd. En jullie hebben alles heel goed onthouden.

 

6. DUBBELZINNIG. 

Dit soort vragen of opmerkingen kan op meerdere manieren worden uitgelegd. Vaak verschilt de openlijke bedoeling van de impliciete bedoeling, afhankelijk van toonhoogte, stembuiging of non-verbaal gedrag. Dit laatste is vaak niet waarneembaar op een geluidsband maar wel in een eventuele video-opname.  

7. PARAFRASEREN. 

Hiermee wordt bedoeld het herhalen, verduidelijken of parafraseren van een door het kind gestelde vraag of gemaakte opmerking zonder de door het kind gegeven informatie te veranderen, in twijfel te trekken of er iets aan toe te voegen. Veel ondervragers maken gebruik van deze techniek om voor henzelf, het kind, andere aanwezigen of waarnemers een bepaalde reactie te verduidelijken. Parafraseren kan echter eenzelfde effect hebben als belonen, afhankelijk van de context en de toonhoogte van de stem. Het kan worden gebruik om het kind in dezelfde richting door te laten gaan of verder uit te weiden.

 [Blz. 280[

8. TECHNISCH. 

Hieronder vallen vragen en opmerkingen van de ondervrager die betrekking hebben op de ondervraging maar die niet onder de eerdergenoemde categorieën vallen.

9. OVERIGE. 

Hieronder vallen alle willekeurige en niet ter zake doende opmerkingen, bij voorbeeld een gesprekje tussendoor met een andere persoon of een ouder, of vragen of speelvormen die in feite los staan van de ondervraging.

Zal ik je eens wat leuks vertellen? Mijn dochter die was gisteren jarig. 

 

10. HET GEBRUIK VAN MIDDELEN. 

Dit punt heeft betrekking op het gebruik van poppen, marionetten, tekeningen en boeken tijdens de ondervraging om de reactie van het kind uit te lokken. Al deze hulpmiddelen kunnen een stimulerende invloed hebben op de fantasie van het kind. Ze kunnen gehanteerd worden in combinatie met vragen uit een der andere categorieën. 

(Score 10 komt altijd in combinatie met een andere score en wordt daarom niet opgeteld bij het totale aantal scores.) 

Scoring 

van de door mevrouw Lamers- Winkelman gestelde vragen leverde de volgende score-tabel op. 

1A

Open / objectief

67

9 %

1B

Open / suggestief

24

3 %

2A

Gesloten / objectief

28

4 %

2B

Gesloten / suggestief

199

27 %

3

Opmerkingen / instructief

81

11 %

4

Straf / druk

70

9 %

5

Belonen

71

10 %

6

Dubbelzinnig

7

1 %

7

Parafraseren

138

19 %

8

Technisch

13

2 &

9

Overige

35

5 %

10

Middelen

82

 

Totaal

 

 

De ernstigste fouten bij de ondervraging zijn gemaakt op het gebied van suggestieve vraagstelling, met opmerkingen die een instructief karakter hadden en opmerkingen waarmee straf en druk werd uitgeoefend. De totaalscore hiervan is 374, hetgeen neerkomt op 51% van de ondervragingsscores.

[Blz. 281]

Tellen we daarbij op de scores voor belonen en parafraseren dan komen we op een totaal van 563 of wel 77% van de scores. Het beeld wordt nog verontrustender wanneer we in aanmerking nemen dat de seksueel-expliciete poppen werden gebruikt in combinatie met 11 % van de gescoorde zinnen.

De analyse van deze ondervragingssessie toont aan

dat mevrouw Lamers gedurende vrijwel de gehele ondervragingssessie druk op de kinderen uitoefende en gebruik maakte van suggestieve vraagstelling. Door het toepassen van selectieve beloning en straf stuurde zij de ondervraging in de richting van een bekentenis van het vermeende misbruik en wees oom D. aan als de "dader". Een aantal voorbeelden uit deze ondervraging illustreert hoe dit proces de kinderen heeft beïnvloed.  

De wijze waarop mevrouw Lamers de poppensessie inleidt, is zeer suggestief en heeft een instructief karakter. Haar bevooroordeelde opstelling is heel duidelijk

(zie citaat onder opmerkingen/instructief).

Gedurende de hele sessie plaatst de ondervraagster instructieve opmerkingen. De volgende citaten uit het rapport van de sessie laten zien dat haar opmerkingen een leerfunctie hebben met betrekking tot het onderwerp menstruatie, bij voorbeeld. Tussen haakjes wordt de score vermeld, vergezeld van commentaar.   

L

Weet jij dat grote meisjes wel eens gaan menstrueren?

 (3. Instructief).

Heb je dat al gehoord?

(2B. Suggestieve vraag binnen de context van de voorgaande opmerking).

P

Nee

L

Heb je dat ook nooit van je grotere zus gezien of gehoord?

(2B-4. Dit is een veel voorkomend patroon wanneer de ondervrager al bevooroordeeld is en op zoek is naar een specifiek antwoord. Het negatieve antwoord van het kind wordt verworpen en de vraag wordt herhaald. Dit is heel verwarrend voor het kind. Het voelt zich onder druk gezet en voelt zich verplicht iets anders te antwoorden om de ondervrager een plezier te doen.)

P

Nee, ik weet niet wat dat is.

L

Nee?

(4. Ook de tweede keer wordt het kind niet geloofd)

Heeft mamma wel eens verteld dat als meisjes groot worden dat ze dan een maal in de ...

(3. Het kind wordt het gewenste antwoord geleerd)

... in een aantal weken bloed uit d'r bips krijgen?

(2B. Dit is een gesloten suggestieve vraag. Het kind is duidelijk gemaakt dat 'Ja" het enige gewenste antwoord is.)

P

Nee

(Voor de derde maal.)

L

Heb je dat ook nooit van je grotere zus gezien of gehoord?

(2B-4. Dit is een gesloten suggestieve vraag. Omdat deze vraag over menstruatie voor de vierde keer aan het kind wordt gesteld valt deze vraag eveneens onder de categorie "druk").

P

Nee, ze kan niet praten

(voor de vierde keer "nee").

L

Zij kan niet praten?

(7)

O, nee,

(4. Met deze negatieve reactie blijft de druk aanwezig)

kan die helemaal niet praten?

 (2B-7).

P

Ze is invalide.

L

Is ze invalide?

(7)

Zit ze op een andere school?

(2B)

P

St. Joseph Kliniek.

[Blz. 282]

P

(Wijzend op haar tekening) Dit heb ik alleen maar eventjes in het groot getekend want hier sliepen we. 

(Een opmerkzame ondervrager zou dit als een signaal hebben opgevat dat het kind zich verzet tegen de richting waarin de ondervraging zich beweegt.)  

L

Ja, prima

(5. Dit antwoord is gescoord als een beloning. Analyse van de bandopname echter kan misschien aantonen dat de stem enige afwijzing verraadt waarmee de ondervraagster aangeeft dat zij niet naar de tekening wil kijken. In dat geval zou deze opmerking als 4 gescoord dienen te worden.)

Enne, maar je hebt nooit over ongesteld of zo gehoord? 

(2B-4. De druk op het kind blijft aanwezig).

Daar heeft mamma nog nooit over verteld, P.?

(2B-4. De ondervrager blijft druk uitoefenen door de vraag te herhalen en voert de druk zelfs op subtiele wijze op door de naam van het kind te noemen. Een video-opname zou wellicht aantonen dat de ondervrager P.'s naam noemde omdat het kind verdere vragen op dit gebied wilde ontwijken door weg te draaien of ergens anders naar te kijken, tekeningen bij voorbeeld. In dat geval betekent het noemen van de naam impliciet: "Ontwijk mijn vragen niet." Druk, dus.)

P

Ik heb er wel van gehoord maar ik. weet niet wat dat is.

(Uiteindelijk capituleert het kind en geeft de ondervrager het gewenste antwoord nadat het vijf keer met "nee" had geantwoord en getracht had het onderwerp van gesprek te veranderen).  

L

Ja, ja 

(5. De ondervrager beloont het gewenste antwoord)

...en heb je er op school van gehoord of van mamma?

(2B-4)  

P

Soms hoor je dat van school. 

(De exacte bedoeling van dit antwoord is niet duidelijk. Wat bedoelt ze met "van school". Het lijkt erop dat zij een poging doet om met dit antwoord de ondervrager een plezier te doen.)  

 

De seksuele voorlichting die de kinderen via de ondervraging krijgen, bevat een aantal vreemde ideeën en opvattingen over seks. Hiermee wordt de kinderen geleerd van welke handelingen zij hun oom moeten beschuldigen.

L

... wat ik wel hoor is dat jullie praten over dingen met, zeg dat woord je iets, met seks   

(3).

Zegt dat woord jullie iets?

(2B)  

P

Huh..?

L

Nou, rare dingen doen

(3),

hoe noemen jullie dat?

(1B)

P

Dat weet ik niet ...  

In de hiernavolgende citaten wordt verband gelegd tussen zeggen wat "neuken" is en spelen met de poppen die impliciet, en later tijdens de ondervraging expliciet, door de ondervraagster als J. en oom D. worden geïdentificeerd. 

Op deze wijze wordt de kinderen te verstaan gegeven wat voor reactie de ondervraagster verwacht. De kinderen hebben inmiddels geleerd dat een niet-gewenst antwoord alleen maar leidt tot herhaling van dezelfde vraag en opvoering van de druk. Onder deze omstandigheden is de kans zeer groot dat de kinderen inderdaad verhalen gaan vertellen over "neuken met oom D.", zonder dat dit op een werkelijke situatie gebaseerd hoeft te zijn.  

[Blz. 283]

L

Weet jij wat neuken is?

J

Ja.

L

Kun je me vertellen wat neuken is?

(2A)

J

Dat is seks doen met jongens, net zo wat ie met P. heeft gedaan.  

L

Jawel

(5. Beloont het gewenste antwoord), 

Jawel maar kun je ... nu komt het grote moment, 

(3. De ondervrager zet de voorbereidende stappen. De kinderen begrijpen waarschijnlijk niet wat zij met "het grote moment" bedoelt, maar dit soort woorden versterkt de door de ondervraagster uitgeoefende druk)

gaan we eerst alle troep een beetje opruimen ...

(8) (De seksueel-expliciete poppen worden tevoorschijn gehaald)

... Kijk eens aan.

(8) (3 & 10)

Stel je voor, dit is een meisje

(# & 10),

en stel je voor...Is oom D. heel donker of is ie heel licht? 

(2A. Dit is een suggestieve vraag en wel op tweeërlei manieren. Allereerst met betrekking tot de huidskleur van oom D.. Een ander, nog belangrijker, aspect is dat de suggestie wordt gewekt dat een van de poppen oom D. moet voorstellen.)  

J

Heel donker.

L

Ik heb nog geen donkere poppen, er komen wel donkere poppen 

(8 & 10).

Maar laten we nu eens even voorstellen dat dit een meisje is en dat oom D. 

(3 & 10)

en jij vertelt over neuken 

(3 & 7 & 10. Met deze opmerking wordt het meisje gedwongen het gewenste verband te leggen tussen "neuken" en i de D.-pop.)

En dat is seks hebben, hetzelfde als dat wat ie met P. deed

(3-7-10. Alle puzzelstukjes liggen nu op hun plaats: oom D., de pop, seks, wat oom D. met P. gedaan zou hebben en "rare dingen doen".)

Kan jij mij laten zien

(4 & 10)

... want deze meneer kan van alles doen ...

(4 & 10) (4. Hiermee krijgt het kind de opdracht de pop een seksuele handeling te laten verrichten. Impliciet wordt met "meneer" oom D. bedoeld en het kind wordt geleerd dat de D.-pop "van alles kan doen".)

Later tijdens de ondervraging dwingt de ondervraagster de kinderen te zeggen dat oom D. een erectie had. Uit de volgende citaten blijkt de weerstand van de kinderen, als gevolg waarvan de ondervraagster keer op keer dezelfde vraag stelt omdat zij het gewenste antwoord wil horen.

L.      ...ik heb nog een andere pop 

(8-10) (pakt de andere mannenpop), 

was die piemel zo omhoog of zo naar beneden 

(2B-3-10)

J.      Zo, naar beneden (wijst op de pop met de minst stijve piemel)

L.      En heb je ook gezien dat de piemel zo omhoog ging? (demonstreert de erectie) 

(2B-4-10. Dit is een combinatie: er wordt een gesloten, suggestieve vraag gesteld die een instructief karakter heeft en waarmee druk wordt uitgeoefend. Het kind wordt duidelijk gemaakt dat "naar beneden" niet het gewenste antwoord is.)

J.      Dat weet ik niet.

P.     Maar als ie liep dan hing ie zo naar beneden, dan gingen ze fladderen. Maar je zag ook datte 

         (wijst met haar vinger de overgang van condoom naar penis aan).  

 

[Blz. 284] 

L.     Als oom D. liep, zo hing die naar beneden, zo, zo of zo (doet met de poppenpenis enige standen 

 voor: / - \) 

(2B-4-10. Dit is de derde keer dat de vraag wordt gesteld.)

P.      Zo (wijst met de poppenpenis stand \ aan.)

L.      Zo, helemaal naar beneden? 

(2B. Deze vraag nog een keer.)

P.      Nee, hij was ook wel krom.

L.      Hij was ook een beetje krom 

(7). 

Ja, ja 

(5. Beloont een antwoord dat afwijkt van "naar beneden".)

 

Een poosje later worden de kinderen weer onder druk gezet over deze onderwerpen.

 

L.      ...maar hij hing wel naar beneden? 

(7-4. Dezelfde vraag wordt nu voor de vijfde keer gesteld.)

P.     Als ie liep hing hij naar beneden maar als hij stilstond ging ie een beetje omhoog.

L.     Hoever omhoog, hoever omhoog, laat maar zien 

(4-10. De herhaling van de woorden "hoever omhoog" lijkt een licht enthousiasme bij de ondervraagster te verraden omdat de reactie van het kind haar vermoedelijk een middel in handen geeft waarmee zij het antwoord meer in de gewenste richting kan sturen.)

P.      Ongeveer zo. (Zet de penis in de recht-vooruit positie.)

L.      Ongeveer zo 

(7. Deze reactie werd niet als beloning gescoord, alhoewel in de stem wellicht tevredenheid heeft doorgeklonken. Het afluisteren en bekijken van de originele bandopnamen kan meer helderheid verschaffen met betrekking tot stemgebruik en lichaamstaal als middelen voor selectieve straf of beloning. Niettemin is duidelijk dat, door hardnekkig aan de gestelde vragen te blijven vasthouden, de ondervraagster op dit punt een aangepast verhaal bij het kind heeft uitgelokt.)

 

Analyse van de koppeling van de door de ondervraagster gestelde vragen en het voordoen van P. met de seksueel-expliciete poppen, levert eenzelfde beeld op. De voorbereidende stappen worden gezet door eerst de geslachtsdelen van de pop te identificeren, waarop het kind onmiddellijk wordt gevraagd wat oom D. met haar heeft gedaan.

 

L.      ...en weten jullie, was die piemel hard of was ie zacht? 

(2B)

P.      Dat weet ik niet 

(Vreemd antwoord voor een meisje van wie wordt gezegd dat ze vier keer gewelddadig is verkracht.)

J.     Hij leek heel hard.

L.     Hij leek heel hard 

(7). 

Ja, ja 

(5). 

En stel je voor... deze is ietsje te klein om jou te spelen, P. 

(3-10), 

maar stel je voor dat dit P. is 

(4-10) 

en deze P. heeft hier (wijst vagina van de P.-pop aan) 

(3-10), 

weten jullie hoe dit heet? 

(1B-10)

P.      Een poes.

L.      Dat noemen jullie thuis een poes? 

(2B-7-10)

P. Ja, dat hebben wij van klein af aan van mamma geleerd.  

 

[Blz. 285]

 

L:      Ja, dat is ook een heel goed woord. Dat hebben, gebruiken heel veel kinderen 

(7-5). 

Dat woord daarvoor, de poes 

(7), 

dat is de poes van voren (wijst de vagina aan bij de P.-pop) en dan heb je hier van achteren? 

(1B-10)

P.      De billen.

L.      De billen 

(7). 

En daaruit komt de...? 

(1B-10)

P&J. Poep. -

L.      De poep 

(7). 

En hieruit komt (wijst voorkant aan) de...? 

(IB-10)

P&J. Plas.

L.      De plas ja, goed zo 

(7-5). 

Nou, en nou wil ik ontzettend graag P. dat jij laat zien wat oom D. met jou gedaan heeft 

(4-10. Hiermee is het verband gelegd tussen poep, plas, voor en achterkant van de billen en datgene waarvan oom D. wordt verdacht.) 

Dan doen we net of jij dit bent en dit oom D. is 

(4-10). 

Nou mag jij het precies voordoen 

(4-10), 

want je kunt met die pop alles doen 

(4-10). 

Je kunt dus hier in dat kleine gaatje iets stoppen, 

(4-10. Expliciet wordt een idee aangedragen om iets seksueels voor te doen) 

je kunt in het mondgaatje iets stoppen, 

(4-10. Wederom een expliciete suggestie) 

je kunt in de billen iets stoppen 

(4-10. Tot nu toe had het kind nog tegen niemand op welk wijze dan ook gesproken over fellatio of anale penetratie. Door tegenover het kind duidelijk te suggereren dat ook deze vormen binnen de mogelijkheden van gewenste antwoorden liggen, voegt de ondervraagster informatie toe aan de kennis van het meisje en oefent druk op haar uit om haar verhalen te laten escaleren.) 

Dus laat jij maar zien wat oom D. gedaan heeft 

(4-10. Het woord "dus" verbindt ondubbelzinnig alle genoemde mogelijkheden met oom D..).

 

In veel van de hierna geciteerde vragen en opmerkingen wordt kennisoverdracht met betrekking tot seksuele perversiteiten gekoppeld met opdrachten om iets voor te doen. Daarin komt de visie van mevrouw Lamers met betrekking tot seksueel misbruik van kinderen duidelijk tot uitdrukking. Verder blijkt eruit dat zij blind is voor het effect dat haar wijze van ondervragen op kinderen kan hebben. Het gevolg van een dergelijke manier van ondervragen is dat het kind abnormale, perverse mogelijkheden en details voorgeschoteld krijgt die een tienjarig meisje nu niet bepaald hoeft te weten.

 

Het volgende stuk laat zien 

 

dat de ondervraagster ervan uitgaat dat P. wellicht als gevolg van haar schaamtegevoelens over het gebeurde in een isolement is terechtgekomen. Wellicht heeft ze haar uit dit isolement willen halen door haar voor te houden dat zij een van de velen is. 

 

Zij heeft daarmee echter aanzienlijke druk op het kind uitgeoefend. Kinderen van deze leeftijd hebben namelijk sterk de neiging zich met leeftijdsgenoten te identificeren. Wanneer zij denken dat veel andere kinderen iets hebben meegemaakt dat zij niet hebben beleefd, dan zullen sommige kinderen al snel soortgelijke verhalen gaan bedenken om ook mee te kunnen doen.  

 

[Blz. 286]

 

L.      ...er zijn heel veel kindertjes die van die dingen meemaken 

(3). 

Meestal denken kindertjes dat zij het alleen zijn 

(3), 

maar er zijn een heleboel kleine en grote, vorige week waren wij .ergens en daar was een meisje van drie en een jongetje...

(3)

J.      0, erg.

L.     Ja, dat is heel erg 

(3-5-7).

P.      Een jongetje, die kan toch niet verkracht zijn?

L.      Ja, een jongetje 

(3). 

Want daarom, dat wilde ik je ook nog even vragen. 

(4. Impliciet wordt verband gelegd tussen het jongetje en P.) 

Want jongetjes kunnen hier verkracht worden (wijst anus aan) 

(3-10), 

kijk, hier in het poepertje 

(3-10). 

En wat ik nu vragen wilde: Heeft iemand ooit met zijn piemel 

(3) 

of zijn handen 

(3) 

of zijn neus 

(3) 

of zijn tong 

(3) 

aan jouw poepertje gezeten? 

(2B-3-10)

P.      Jawel. 

L.       Wie? 

(1A. Dit is gescoord als 1A ondanks het feit dat de context aangeeft dat deze vraag in feite een rol speelt in de suggestieve volgorde van vragen.)

P.      Oom D..

L.      En hoe heeft ie dat gedaan? 

(1A)

P.      Eventjes weghalen (schuift de broek van de bips van de jongenspop) Nou uh, zal ik eventjes 

deze nemen (pakt de grote mannenpop) want die is veel groter.

L.      Even de broek uit 

(4-10. Dit is een directe opdracht.) 

(...) Je mag met die pop van alles doen 

(4-10. Wederom een suggestieve opdracht.)

P.      Eventjes zo, want het is te lang (ze slaat de voorkant van de blouse van de grote mannenpop 

dubbel zodat de piemel goed zichtbaar is. De pop die de P .-rol speelt ligt op tafel, gedeeltelijk ontkleed.) Nou, kijk, hij heeft eerst zo gedaan (steekt de piemel in de vagina van de P.-pop) en toen had ie omgedraaid (draait de P.-pop om) en toen had ie hier in gedaan (probeert de piemel in de anus te stoppen).

L.      Duw het er maar in. 

(4-10. Wederom een directe opdracht.)

P.      Gaat niet.

L.      Ging dat bij jou? 

(2B)

P.      Ja. Ging niet zo vlot hoor.

L.      Nee? 

(7)

P.      Nee.

L.      Dus hij heeft het... 

(6)

P.      En uh, in mijn mond.

L.      En in je mond? 

(7)

P.     Ja, had ie lucht gemaakt en toen wou ik gaan schreeuwen en toen had ie het vlug naar me mond 

gedaan anders dan... dan kon ik niet meer schreeuwen.

L.     Ja, ja 

(5. Beloning voor het nieuwe verhaal.)

 

Dit deel van de ondervraging toont aan hoe gemakkelijk het is het gedrag van een kind door middel van suggestieve instructies en concrete spelobjecten zoals de seksueel-expliciete poppen te beïnvloeden. In het dossier is geen enkele aanwijzing te vinden dat P. tot op dat moment ook maar iets over anale of orale penetratie heeft gezegd. 

 

[Blz. 287] 

 

Het idee van anale of orale verkrachting is de kinderen voorgehouden waardoor het een leerfunctie heeft gekregen. Men zou zich kunnen voorstellen dat de meisjes na de ondervraging bij hun ouders thuiskwamen met nieuwe verhalen van anale en orale handelingen.

 

Het gebruik van seksueel-expliciete poppen was oorspronkelijk bedoeld als een mogelijk geschikt middel om kinderen die nog niet kunnen praten te ondervragen. Achterliggende gedachte was dat kinderen wier verbale mogelijkheden nog onvoldoende waren om hun ervaringen te beschrijven op deze manier spontaan konden aangeven wat zij hadden gezien of wat met hen was gebeurd. 

 

In elk geval heeft het oorspronkelijke doel van de poppenmethode niets van doen met de wijze waarop mevrouw Lamers de methode hanteert. Tijdens de ondervraging vraagt zij kinderen die oud genoeg zijn om hun ervaringen verbaal te beschrijven, seksuele handelingen met de poppen voor te doen. 

Vanwege het dwingende karakter van deze ondervraging kan men de seksuele handelingen die de kinderen met de poppen hebben voorgedaan allerminst als bewijs voor misbruik beschouwen. Men kan ze hooguit zien als bewijs dat een ondervrager kinderen zodanig kan beïnvloeden dat ze seksuele handelingen met seksueel-expliciete poppen laten zien. Als gevolg van het suggestieve karakter van de poppensessie voegden de kinderen nieuwe elementen aan het verhaal toe, zoals condoom, anale verkrachting, piemel in de mond, tante heeft ook gevingerd in haar vagina (elders in het interview naar voren gekomen). 

 

Een zekere scepsis is hier zeker op zijn plaats. Het instructieve karakter van deze ondervraging, het poppenspel en de geprikkelde fantasie tonen aan hoe gevaarlijk herhaalde ondervragingen kunnen zijn.

 

Ons rapport over deze zaak, van waaruit bovengenoemde citaten afkomstig zijn besloot als volgt: 

 

"Het grootste deel van het door mevrouw F. Lamers geleide ondervragingsgesprek was suggestief en zette de kinderen onder druk. De ondervraging heeft op uiterst ondeskundige wijze plaatsgevonden en de resultaten van dit gesprek kunnen niet als bewijs worden gebruikt om aan te tonen dat de kinderen seksueel zijn misbruikt. Het enige bewijs dat het ondervragingsgesprek oplevert is het feit dat de kinderen door hun volwassen ondervragers zijn gemanipuleerd. De opdracht 'Duw het er maar in' is het toppunt van ondeskundig handelen. De interpretatie van de door de kinderen tijdens de ondervraging getoonde handelingen als zijnde het bewijs van misbruik duidt op zeer grote onzorgvuldigheid en een ernstige mate van ondeskundigheid."

 

R. Bullens en M. Lamers

[Blz. 287] 

Het tweede praktijkvoorbeeld betreft een gescheiden man die ervan was beschuldigd, zijn dochtertje (M.) misbruikt te hebben. De aantijgingen werden pas voor het eerst geuit nadat hij getracht had regelmatig bezoekrecht te verkrijgen, waartegen zijn ex-vrouw zich verzette. 

Het belangrijkste bewijsstuk in deze zaak was een rapport, geschreven door dr. R. Bullens en mevrouw M. Lamers 

(niet dezelfde als mevrouw F. Lamers-Winkelman in het vorige voorbeeld). 

Het rapport was naar zij voorgaven geschreven op basis van een door mevrouw Lamers uitgevoerde ondervraging met behulp van seksueel-expliciete poppen. 

[Blz. 288]

Een deel van de transcriptie van de ondervraging was eveneens beschikbaar, zodat het mogelijk was, het rapport van Bullens en Lamers te vergelijken met hetgeen bij de ondervraging werkelijk was gezegd. 

Het hiernavolgende is in tweeën verdeeld: 

eerst worden de transcriptie van de ondervraging en de werkwijze van mevrouw Lamers geanalyseerd; 

daarna volgt een beschouwing over het rapport van Bullens en Lamers. 

De scoringscriteria zijn dezelfde als die welke in het eerste voorbeeld werden gebruikt.

De ernstigste fouten bij de ondervraging zijn gemaakt op het gebied van suggestieve vraagstelling, en met opmerkingen die een instructief karakter hadden en waarmee druk werd uitgeoefend. 

De totaal score hiervan is 60 (rubrieken 1b+2b+3+4), hetgeen neerkomt op 54% van de ondervragingsscores. Tellen we daarbij de scores voor belonen en parafraseren (rubrieken 5+7) op, dan komen we op een totaal van 78 of wel 70% van de scores. Het beeld wordt nog verontrustender wanneer we in aanmerking nemen dat de seksueel-expliciete poppen werden gebruikt gedurende de hele ondervraging (deze scores zijn niet toegevoegd aan de totaalscore).

SCORETABEL  

1A

Open / objectief

21

19 %

1B

Open / suggestief

15

14 %

2A

Gesloten / objectief

12

1 %

2B

Gesloten / suggestief

20

18 %

3

Opmerkingen / instructief

10

9 %

4

Straf / druk

15

14 %

5

Belonen

1

1 %

6

Dubbelzinnig

 

 

7

Parafraseren

17

15 %

8

Technisch

13

2 &

9

Overige

35

5 %

10

Middelen

82

 

Totaal

 111

 

Analyse van de scores

De interpretatie van deze analyse was om twee redenen niet eenvoudig. 

Allereerst was het bewijsmateriaal in de bijgevoegde transcriptie niet volledig. 

Ten tweede moet de betekenis die aan bovenstaande percentages werd toegekend, nader uitgelegd worden. Deze problemen worden hieronder besproken.

 

[Blz. 289] 

De ondervraagster heeft na de ondervraging een rapport opgesteld waarin zij de gebeurtenissen tijdens de ondervraging interpreteert. Deze interpretatie is vervolgens opgevoerd als bewijsmateriaal, echter terwijl de tekst van de ondervraging zelf (op geluids- of videoband) is weggelaten. 

Zulke rapporten moeten beschouwd worden als "van horen zeggen": ze zijn verkregen onder omstandigheden waarvan bekend is dat zij vaak tot valse beschuldigingen leiden. Zonder begeleidende informatie uit de eerste hand, dat wil zeggen de ondervraging, is het rapport van weinig waarde. 

In dit opzicht was het woordelijk verslag van het interview van M. Lamers onvolledig. Grote stukken tekst zijn uit de transcriptie weggelaten met het excuus dat de dialoog op de geluidsopname niet duidelijk waarneembaar was. De inhoud van het gesprek, zoals de ondervraagster zich dat herinnert, werd tussen haakjes geparafraseerd weergegeven. Deze geparafraseerde commentaren hebben net zo min enige bewijswaarde als het rapport van Bullens and Lamers zelf. Zij vormen geen primair bewijsmateriaal van wat er gedurende de ondervraging is voorgevallen. 

Zorgvuldig lezen van het rapport liet zien dat deze passages zeer belangrijk waren, want bijna alle uitlatingen die het meisje M. over misbruik doet, kwamen volgens de ondervraagster voor in deze weggelaten passages. Bijvoorbeeld, de eerste en enige keer dat het woord "wurgen" werd genoemd, gebeurde dit als het ware "achter de schermen":  

"M. vertelt hoe haar vader in haar beleving ook zomaar sloeg en eenmaal een koordje om haar nek deed alsof hij haar wilde wurgen..."  

Ook elders in de transcriptie waren er passages weggelaten en ingevuld met rapportage en interpretatie van M. Lamers. Het is heel opmerkelijk dat de belangrijkste uitlatingen over misbruik naar verluidt in deze weggelaten passages zijn gedaan. 

Een volledige transcriptie van een ondervraging zou bovendien moeten beginnen met de eerste woorden die tot het kind worden gesproken en eindigen met de laatste. In deze zaak was de inleiding daarentegen weggelaten. 

De transcriptie begon met M. die zei: "Deze vind ik leuk." Enkele regels verder zei de ondervraagster: "Nou was jij mij aan het vertellen wat er gebeurde toen jij klein was", een opmerking die verwees naar de weggelaten dialoog. Hierdoor was het onmogelijk te beoordelen in hoeverre de ondervraagster het kind heeft beïnvloed voordat dit gedeelte van de ondervraging in de transcriptie werd opgenomen. 

Dit betekent dat de scores die aan het manuscript zijn toegekend gebaseerd zijn op slechts enkele gedeeltes van de eigenlijke ondervraging. Het is mogelijk dat de meest suggestieve en sturende passages van de ondervraging waren weggelaten. Dit lijkt te worden aangegeven door de aard van de geparafraseerde gedeeltes die opvallend vol staan met beweringen over misbruik. De transcriptie en het eindrapport lieten de rechtbank in het duister op welke manier M. nu eigenlijk werd ondervraagd.  

Er werd geen informatie gegeven over de aard van de seksueel-expliciete poppen, Om de bewijswaarde van deze ondervraging te kunnen beoordelen, had er een video-opname gemaakt moeten worden waarop de poppen en de non-verbale communicatie tussen de ondervrager en het kind zichtbaar zouden zijn geweest. 

[Blz. 290] 

Wij wisten bij voorbeeld niet welk effect de poppen zouden hebben gehad op de volgende vraag 

(De scores die aan de zinnen en commentaren werden toegewezen, worden tussen haakjes gegeven.):  

L.      Hoe stond die piemel? 

(1B,. Dit wordt als een suggestieve vraag beschouwd omdat de karakteristieken van de vader-pop, die M. in haar handen hield, haar wel beïnvloed moeten hebben.)

M.      Gewoon zo, recht. 

(Wat betekent dit? Het lijkt alsof ze naar de piemel van de pop wijst.)

L.      Zo recht, 

(7) 

en wat was die, hard of zacht? 

(2R; in welke toestand bevond de piemel van de pop zich? Dat weten wij niet.)

M.      Hard. 

(Gezien de weggelaten informatie kunnen we uit dit antwoord niets opmaken. M. zou de pop, die wij niet kunnen zien, maar die wellicht een erectie heeft, mogelijk als voorbeeld hebben genomen.)

Het tweede punt betreft de betekenis van de scores. 

De scores op zich zeggen niets over wat er gesuggereerd wordt, terwijl ze wel globaal aangeven hoe suggestief de ondervraging is geweest. Bovendien is er geen wetenschappelijk onderzoek gedaan naar het maximum aantal suggestieve vragen dat gesteld mag worden. 

In theorie zouden er helemaal geen suggestieve vragen gesteld mogen worden, mag het kind niets geleerd worden, zou er geen druk uitgeoefend mogen worden en geen selectief gebruik worden gemaakt van straf en beloning. 

In werkelijkheid is het erg moeilijk een kind te ondervragen zonder ook maar iets te suggereren. Het feit dat het kind wordt ondervraagd zegt op zichzelf al iets. Desondanks geeft deze scoretabel de kwaliteit van de ondervraging als geheel aan. Zij geeft aan dat de ondervraging door mevrouw M. Lamers als uiterst suggestief en onprofessioneel beschouwd moet worden. Een nadere kijk naar enkele passages illustreert welke fouten zij maakt.  

In het begin van de ondervraging geeft de ondervraagster aan M. te kennen wat voor verhaal zij wenst te horen. Nadat het kind de kind-pop heeft opgepakt, waarvan gezegd was dat dit M. moest voorstellen, en de al eerder als papa benoemde pop, vraagt de ondervraagster:  

L.      Wie gooide jou van de bank? 

(2B; Wie kan het anders zijn? M. was niet gevraagd de politieagent-pop op te pakken.)

M.      Papa gooide mij op de bank. 

(Door het woordje "op" verandert de betekenis van de zin.)

L.      Papa gooide jou op de bank 

(7)

M.      Voor een grapje. 

(Dit lijkt op een nogal normale interactie tussen een ouder en een klein kind, mits het kind niet op de bank gesmeten werd.)

L.      Vond jij het een leuk grapje? 

(2A; Dit is op zichzelf al een suggestieve vraag, hoewel de opname nodig is om te laten zien hoe zeer de toonhoogte van haar stem een negatief antwoord lijkt uit te lokken. De sfeer tijdens de ondervraging zou heel anders zijn geweest indien de ondervraagster, na gehoord te hebben dat het "een grapje" was, iets had geantwoord in de trant van 'Wat leuk! Vertel eens wat er verder is gebeurd?" M. zou deze suggestie dan opgepakt kunnen hebben en iets verteld hebben over "lachen en giechelen op de bank". Doordat dit niet is gebeurd, heeft de ondervraagster op een subtiele manier. duidelijk laten merken dat zij graag een negatief verhaal wilde horen.)

 

[Blz. 291] 

 

M.      Nee!

L.      Schrok jij ervan? 

(2B; De ondervraagster introduceert het idee "geschokt te zijn". Dit begint nu in sterke mate een leersessie te worden.)

M.      Ja, en toen zei... ja en toen wou ik zeggen nou dat vind ik niet leuk, maar dat kon die niet 

verstaan.

 

Kort daarna zien we dat mevrouw Lamers de techniek van de herhaling gebruikt om het gewenste antwoord te krijgen.

 

L.      Hoe oud was jij toen dit gebeurde? 

(1A)

M.      Dat weet ik niet meer.

L.      Kun je het ongeveer aangeven? 

(2A, 4) 

Was je een babytje of liep je al? 

(2A, 4; Beide vragen worden gezien als een categorie 4 vraag omdat het herhalen van een vraag, nadat het kind heeft aangegeven dat zij het antwoord niet weet, onaangenaam is voor het kind en spanning veroorzaakt.)

M.      Ik was al een babytje. Ik kon wel staan, maar nog niet goed lopen.

L.       Was je 4 of 2 jaar? 

(2A, 4; deze vraag wordt nu voor de derde keer gesteld.)

M.      ... Eén jaar.

L.       Eén? 

(2B, 4; Dit is zowel een vraag als een uiting van ongeloof Als vraag behoort hij tot de categorie Gesloten/Suggestief. Als uiting van ongeloof oefent het druk uit op het kind. Deze druk beperkt zich niet alleen tot de vraag hoe oud ze is. Dit antwoord bevat ook de boodschap: "Pas op en geef het antwoord dat ik wil horen. Als je dat niet doet, dan zal ik steeds op deze manier reageren." Dit is in feite de vierde keer dat deze vraag wordt gesteld.)

M.      Ja 

(Dit kind laat zich niet snel beïnvloeden. Deze keer blijft ze bij haar oorspronkelijke versie.)

 

In een later stadium van het interview zien we dat M. als gevolg van de herhalingstechniek gedwongen wordt haar verhaal te veranderen.

 

L.      (Als ik haar vraag het voor te doen, gaat ze op de bank in de kamer liggen met haar benen 

 wijd.)

M.      Zo moest ik blijven liggen. Zo ... en dan moest ik blijven liggen om te dro... dan zei die, dan 

moest ik zo blijven liggen om te drogen, zei die.

L.      Wat moest je dan laten drogen? 

(1A)

M.      wijst naar haar kruis.

L.       Hoe was dat dan nat geworden? 

(1A)

M.      Weet ik niet kwam er wel eens een beetje tegenaan, was een beetje nat. 

(M. duwt hierbij de piemel van de vaderpop tegen de vagina van de kind-pop (volgens ondervraagster) ).  

[Blz. 292] 

 

L.      ... vader kwam met z'n piemel tegen jou .aan? 

(2B, 7; Dit is een gesloten vraag omdat het een ja of nee antwoord uitlokt. Het is suggestief omdat de ondervraagster het idee van vader' s piemel introduceert, wat M. niet expliciet aangaf in haar woorden. Het is niet te bewijzen dat het expliciet in haar handelingen aangegeven is geweest. M. leert nu bepaalde dingen te zeggen over vader' s piemel. De ondervraagster parafraseert nu ook het kind door de dingen die M. bij de poppen doet met woorden te herhalen. Dit is echter geen objectieve omschrijving van de handelingen met de poppen, maar de interpretatie van de ondervraagster. Afhankelijk van de toonhoogte van haar stem, kan dit een onderdeel worden van het systeem van straf en beloning dat wordt gebruikt om aan het kind duidelijk te maken wat voor soort verhaal de ondervraagster graag wil horen.)

M.      Ja, en dat was een beetje nat en dan ...

L.       Waar kwam dat nat vandaan? 

(1B; dit wordt als een suggestieve vraag beschouwd, omdat de ondervraagster binnen deze context door haar eerdere antwoorden al te kennen had gegeven dat vader' s piemel hier misschien iets mee te maken heeft.)

M.      Weet ik niet.

L.      Waar kwam dat nat uit? 

(1B, 4. Dit is nog een schoolvoorbeeld van hoe bevooroordeeld ondervragers soms te werk gaan. Wanneer het kind geen antwoord geeft of een antwoord dat de vermoedens van de ondervraagster niet bevestigt, dan wordt de vraag herhaald. Binnen deze context blijft het een suggestieve vraag, maar er wordt nu druk uitgeoefend op M. om een ander antwoord te geven. Bovendien wordt door het gebruik van het woord "uit" het kind iets geleerd, omdat het kind binnen deze context al eerder de suggestie heeft gehoord dat vader' s piemel hier iets mee te maken zouden kunnen hebben.)

M.      Waar die mee plast. (Wijst piemel aan) 

(De ondervraagster heeft opgeschreven "wijst piemel aan". Dit antwoord bewijst niet dat M. door vaders piemel was natgemaakt. Het kan alleen als bewijs dienen dat ze opmerkzaam genoeg is om te weten wat ze moet zeggen en doen om de ondervraagster tevreden te stellen. We weten ook niet precies wat zij heeft aangewezen.)

L.      Bij zijn piemel? 

(2B; dit is een gesloten en suggestieve vraag. 
We dienen op te merken dat M. tot nu toe het woord 'piemel" niet gebruikt heeft. Het is mogelijk dat zij dit vermijdt omdat ze nog nooit de piemel van haar vader heeft gezien, maar in antwoord op de vorige vraag wees ze vaag naar het kruis van de vader-pop. Het is de interpretatie van de ondervraagster dat M. de piemel aanwees. 
Een andere uitleg van het gebeurde zoals M. het zich herinnert en waar de ondervraagster schijnbaar niet aan gedacht heeft, is misschien veel onschuldiger: haar volledig geklede vader kan haar uit het bad getild hebben en haar op de bank gelegd hebben om haar af te drogen, waarbij zijn kleren rond zijn heup wat nat zijn geworden. Op het moment dat hij haar afdroogde, inclusief haar genitaliën, viel het haar op dat de kleren van haar vader nat waren. Terwijl deze gebeurtenis M. vaag bijblijft, stuurt de ondervraagster haar iets te zeggen over een piemel. Zo' n interpretatie is hier zeer speculatief, maar wel mogelijk.)

[Blz. 293] 

 

M      Ja

L       Heb je wel eens gezien wat voor kleur dat nat had? 

(2B; Dit is een suggestieve vraag omdat het idee dat "nat" een definieerbare kleur heeft, nog niet aan M. is geïntroduceerd. Het legt ook speciale nadruk op "nat".)

M      Ja, net zoals je plast.

 

Indien het interview met M. niet kritisch wordt gelezen, dan kan de indruk ontstaan dat de ondervraagster met het bewijs is gekomen dat M. door haar vader seksueel misbruikt is. De meeste lezers, net zoals het ondervraagde kind, zullen de suggesties van de ondervraagster overnemen en antwoorden verwachten die het vermoeden bevestigen dat er sprake is geweest van seksueel contact. Een kritischer analyse laat zien dat de antwoorden die het kind aanvankelijk gaf dubbelzinnig waren. Het commentaar, de interpretaties en de daaropvolgende vragen van de ondervraagster stuurden dat gesprek in de richting van seksuele gebeurtenissen en misbruik. De verwachtingen van de ondervraagster lijken te zijn bevestigd.  

Het rapport van de ondervraging bevat ondubbelzinnig bewijs dat M. geleerd werd verhalen te vertellen over seksuele gebeurtenissen. Dit leerproces wordt gedurende de ondervraging steeds herhaald. 

Enkele regels verder in de tekst schrijft de ondervraagster: 

"Ik herhaal haar verhaal en doe met de poppen voor dat de piemel tegen de vagina gedrukt wordt." 

We moeten niet vergeten dat de ondervraagster niet het verhaal van het kind herhaalt, maar dat zij haar eigen interpretatie van het verhaal herhaalt. De demonstratie met de poppen zou hier meer nadruk kunnen leggen op de seksuele aspecten van de veronderstelde gebeurtenissen. 

Wanneer een ondervrager omschrijft wat het kind gezegd heeft, dan verschuift de nadruk altijd naar die elementen en handelingen in het verhaal die de ondervrager belangrijk vindt. Zelfs als de ondervrager dit zo objectief mogelijk probeert te doen, dan zal dit toch nog gebeuren en zodoende zal het kind leren wat de ondervrager verwacht en graag zou willen horen. Het kind zal merken hoe ze de elementen uit haar eigen verhaal moet verschuiven en waar ze de nadruk op moet leggen om de ondervrager een plezier te doen.  

In het rapport van Bullens en Lamers zien we hoe bovenstaand gesprek verdraaid was. Zij schrijven:

"Als belangrijkste herinnering vertelt M. over het vocht dat uit haar vaders piemel kwam."

Deze opmerking is eenvoudig niet waar. M. heeft dit niet verteld. Ze werd aangespoord in te stemmen met het feit dat "nat" (niet "vocht") enig verband hield met de plek "waar die mee plast" en met vader zijn piemel. Bovendien wordt er in het rapport geen aandacht besteed aan het grote verschil tussen iets vertellen en aangespoord worden in te stemmen met suggestieve vragen. 

Bullens en Lamers hadden het volgende moeten schrijven:

[Blz. 294] 

 "Nadat de ondervraagster herhaaldelijk had gesuggereerd dat het 'nat' ergens vandaan kwam en tevens had gesuggereerd dat dat vaders piemel geweest zou kunnen zijn, en het aanvankelijke antwoord van het kind dat zij niet wist waar het 'nat' vandaan kwam of uit kwam, had genegeerd, werd M. er uiteindelijk toe aangespoord in te stemmen met de ondervraagster. Zij deed dit door zonder iets te zeggen naar de pop te wijzen, met een eenvoudig bevestigend 'Ja' en met de woorden 'waar die mee plast.' Nadat de ondervraagster haar zover had gekregen, herhaalde ze het verhaal en deed het met de poppen voor om er zeker van te zijn dat M. begreep wat er van haar verwacht werd."

Ondanks dit leerproces weigerde M. dit verhaal opnieuw te vertellen toen de ondervraagster later probeerde haar het verhaal te laten herhalen.  

L.      Als je naar papa toeging, hoe lang bleef je dan bij papa? 

(1A)

M.      Twee nachtjes.

L.      En gebeurde er dan wat bij papa, als je daar was 

(lA)

M.      Nee! 

(O jee, het verkeerde antwoord.)

L.      Er gebeurde helemaal niets naars 

(2B, 4,. Ook hier is de transcriptie onvolledig. Op het eerste gezicht lijkt het een omschrijving van M.'s antwoord. Maar de introductie van de woorden "iets naars" binnen deze context is suggestief. 
Het feit dat het waarschijnlijk in de vorm van een vraag gesteld wordt, vermoedt een ongelovige toon, waardoor bij M. overgekomen is dat het antwoord voor de ondervraagster onacceptabel is en waardoor M. leert dat de ondervraagster iets negatiefs over de logeerpartij bij haar vader wil horen. Haar antwoord geeft aan dat M. ertoe werd aangezet, haar verhaal als volgt te veranderen.)

M.      Wel! Dan ging ie me slaan, bij voorbeeld (...)

L.       En wanneer begon papa jou te slaan? (JB)

M.      Gewoon, dan begon die mij te slaan.

 

Terwijl Bullens en Lamers deze tegenstrijdigheden in M.'s verhaal negeren, schrijven zij:  

"Haar verhaal is vrijwel volledig consistent en ze laat zich nauwelijks door zogenaamde 'misleidende (verificatie-) vragen' van de wijs brengen."

 

Het rapport van Bullens en Lamers

Een probleem dat centraal staat in elk psychologisch onderzoek is de kloof tussen gedrag en geest. Gevoelens, gedachten en motieven (zowel bewust als onbewust) kunnen niet gecontroleerd worden. Deze dingen kunnen alleen beoordeeld worden op basis van waargenomen gedrag. Oordelen over de geestelijke gesteldheid van een ander is altijd speculatief en moet daarom uiterst hypothetisch blijven. 

[Blz. 295] 

Om de juistheid van het oordeel te vergroten, zijn er gestructureerde psychologische tests ontwikkeld. Deze tests moeten exact en precies zoals voorgeschreven worden uitgevoerd. Zelfs in de meest ideale omstandigheden zijn tests beperkt bruikbaar als diagnostisch hulpmiddel, waarbij in 60% tot 70% van de gevallen binnen acceptabele grenzen een juiste diagnose wordt gesteld. 

Het gebruik van projectieve tests en ongestructureerde gesprekken om de psychische toestand van een patiënt of cliënt te beoordelen, leveren geen objectieve informatie op. Als beoordelingsmiddel zijn zij betrouwbaar noch valide. Zij leiden er eerder toe dat de ondervrager zijn of haar eigen verwachtingen projecteert op de persoon die ondervraagd wordt. Desalniettemin gaan slecht geïnformeerde therapeuten, psychiaters en anderen door met het beoordelen van de innerlijke psychologische gesteldheid van hun cliënten, zonder te erkennen dat hun oordelen subjectief zijn.  

Het rapport van Bullens en Lamers is hiervan een duidelijk voorbeeld. Zij stellen:

 "(Er blijft) een grote gespannenheid, zich uitend in een onecht, quasi vrolijk lachen." 
en 
"Uit de even gespannen wijze waarop ze zowel over het slaan en knijpen als over het zogenaamde 'seksen' van vader vertelt, blijkt dat deze gebeurtenissen voor M. een gelijkwaardige angstbeleving hebben (gehad)," 

Er is niet vermeld welk criterium door Bullens en Lamers gehanteerd werd om te beoordelen of het lachen "quasi vrolijk" was, of waar ze uit opmaken dat M, "gespannen" is. De redenering waarmee deze diagnose gesteld is, blijft dus onbekend. Verder is de suggestie dat M's veronderstelde ervaringen de oorzaak zijn van "gelijkwaardige angstbeleving", pure speculatie.  

Als aangetoond zou kunnen worden dat M. inderdaad symptomen van gespannenheid vertoonde, dan kunnen we alleen maar naar de reden voor die spanning gissen, want deze kunnen ook veroorzaakt worden door allerlei andere dingen. Het eenvoudige gegeven dat M, ondervraagd wordt kan al voldoende zijn om spanning te veroorzaken, vooral omdat haar aanvankelijke antwoorden vaak niet door de ondervraagster werden geaccepteerd. 

Een kind dat probeert haar versie van een verhaal te vertellen (waarschijnlijk haar ideeën van de waarheid), terwijl ze duidelijk gestuurd wordt naar het vertellen van een ander verhaal (haar voorstelling van wat de ondervraagster wil horen), bevindt zich in een "double bind" situatie, 

(Double bind houdt in dat een persoon via verschillende signalen (vaak verschillende zintuigen, bij voorbeeld zien en horen) tegenstrijdige opdrachten opvangt en hierdoor in verwarring wordt gebracht. Het kenmerkende van een double bind is dat de persoon zich in eerste instantie niet realiseert dat de signalen die hij ontvangt tegenstrijdig zijn. In gevallen waarin deze signalen dwingende opdrachten geven die tegenstrijdig zijn kan de verwarring omslaan in grote spanning,) 

Deze "double bind" veroorzaakt veel spanning. De uitleg van deze symptomen als bevestiging van seksueel misbruik is eenvoudig onzin. Deze speculaties bereiken het toppunt van absurditeit en aanmatiging in de beweringen dat:

[Blz. 296] 

"Deze op zichzelf gerichte agressie een signaal is van plaatsvervangende schuld- en schaamtegevoelens inzake de genoemde negatieve ervaringen met vader. (...) Bij het doorvragen naar details is een actieve op angst berustende weerstand merkbaar; ze wil er niet meer aan herinnerd worden."  

Zoals eerder in dit hoofdstuk werd uiteengezet, moeten de verklaringen voor het gedragspatroon van kinderen veeleer in hun directe sociale omgeving gezocht worden. Wanneer een kind in een gespannen situatie gebracht wordt, zal het waarschijnlijk reageren door symptomen van frustratie te vertonen. 

Zoals we al gezien hebben, kreeg M. gedurende de zitting met de poppen verschillende boodschappen door. Ze wist dat er van haar verwacht werd dat ze de waarheid zou moeten vertellen, maar merkte dat haar aanvankelijke antwoorden niet werden geaccepteerd. Dit leidde tot een dubbele boodschap die voor kinderen altijd moeilijk te interpreteren is en die waarschijnlijk resulteert in gefrustreerd gedrag. 

Psychologisch gezien zijn kinderen veel eenvoudiger dan volwassenen. Hun instincten hebben zich ontwikkeld om hen te doen overleven door volwassenen in hun omgeving tevreden te stellen. In verwarrende sociale situaties zoals deze, trachten ze des te harder de volwassene tevreden te stellen. 

Het is heel aannemelijk dat M. om deze reden verward en gefrustreerd is geraakt. Tegen het einde, toen ze de ondervraging zat begon te worden en het vermoeden kreeg dat ze misschien helemaal niet de "juiste" antwoorden had kunnen gegeven, begon ze zich niet alleen af te zetten tegen de vragen, maar probeerde ze tegelijkertijd troost en bevestiging te zoeken. Dit is misschien de reden geweest dat M. beweerde buikpijn te hebben, de uitnodiging van de ondervraagster om op haar schoot te komen zitten aannam en zei dat ze niet wilde praten over "die nare dingen". In de transcriptie lezen we:  

"Als ik (ondervraagster) papa (-pop) pak, duwt ze hem wild weg. Ik pak de M.-pop en zet die bij mij op schoot. Gespannen lachend probeert ze er onderuit te komen."  

De frustratie en boosheid die voortkwam uit deze ondervraging en uit de pogingen van M. om de juiste dingen te zeggen, is een veel eenvoudiger, veel directer en geloofwaardiger uitleg voor haar gedrag. Het is niet nodig met hypothetische voorstellen over "plaatsvervangende schuld- en schaamtegevoelens" te komen.  

Ter afsluiting 

kan worden vastgesteld dat de ondervraging van M. op een zeer onprofessionele wijze werd uitgevoerd. Het is niet bij de ondervragers opgekomen om in hun conclusie rekening te houden met het effect van voorgaande ondervragingen of leerprocessen. Het effect van het leren door suggestief en sturend vragen lijkt niet begrepen te zijn. De ondervraagster scheen niet te begrijpen wat voor uitwerking haar eigen gedrag had op het kind. Het gebruik van seksueel expliciete anatomische poppen, op zichzelf al een suggestieve methode, was een ernstige fout. De transcriptie van de ondervraging was onvolledig en het is opmerkelijk dat de meeste van de veronderstelde uitlatingen over misbruik plaatsvonden in de weggelaten passages. Soms gaven de beweringen in het rapport van Bullens en Lamers niet de feiten weer die in de transcriptie worden aangegeven. 

[Blz. 297] 

Op belangrijke punten was de dialoog tegenstrijdig met de beweringen die in het rapport stonden. Het rapport stond vol speculatieve opmerkingen die werden voorgelegd alsof zij betrouwbare en geldige diagnoses waren. 

De centrale rol van de directe sociale omgeving voor het bepalen van het antwoord van het kind werd door de ondervraagster niet in overweging genomen. Er zijn aanwijzingen dat de ondervraging in een gespannen sfeer werd gevoerd en dat ze voor M. onaangenaam was. 

Inzake het veronderstelde misbruik van M. kan er geen bewijswaarde gehecht worden aan de ondervraging of aan het rapport. Integendeel, de ondervraging en het rapport tonen aan hoe gemakkelijk het is om kleine kinderen te manipuleren, en geven tevens blijk van de ernstig onprofessionele opstelling van Bullens en Lamers.  

 

[Terug naar # 53 - De Bolderkarren]

  Vorige Omhoog