Start Omhoog

Citaten uit

Zoek binding, maar ook tegenbinding

Kees Schuyt, de Volkskrant, 11 november 2006

Een teveel aan sociale cohesie schept een onontkoombaar wij-gevoel, dat tegenstellingen juist aanwakkert. Gemeenschappelijkheid wordt ook bereikt door het bindende vermogen van tegenkrachten te onderkennen, zegt Kees Schuyt, die de vier steunberen van de samenleving beschrijft.

Wat houdt een samenleving bijeen? Gemeenschappelijke waarden en normen worden meestal aangewezen als het antwoord op de pregnante vraag naar de binding (of sociale cohesie) van de samenleving. Toch ben ik niet tevreden met dit standaardantwoord, dat in deze campagnetijd bij alle politieke partijen te beluisteren valt. De vraag moet immers gesteld worden wat een samenleving bijeen houdt, als gemeenschappelijke waarden niet of niet meer aanwezig zijn en de samenleving verscheurd dreigt te worden door felle groepconflicten en scherpe wij-zij tegenstellingen.

Sociale uitvindingen

In die situaties heeft een samenleving instituties nodig om niet volledig in te storten. In de loop van de geschiedenis zijn die inderdaad ontwikkeld:

een eerlijk rechtsproces, waarin vijandige partijen in eenzelfde (symbolische) ruimte blijven verkeren;

religieuze tolerantie, waarin groepen elkaar niet meer naar het leven staan, maar waarin alle verschillen in stand blijven;

het zoeken naar wetenschappelijke waarheid, die nooit partijgebonden waarheid kan zijn;

ten slotte niet-gewelddadige conflictbeslechting, die conflicten in de samenleving niet ontkent of negeert, maar er wel voor zorgt dat deze conflicten niet uit de hand lopen.

Een samenleving heeft deze historisch ontwikkelde sociale instituties hard nodig om met vele tegengestelde groepsbelangen en religieuze verschillen om te gaan, zonder tot sociale wanorde of destructie te vervallen. Deze sociale instituties geven 'tegenkracht' tegen te veel en te weinig sociale binding.

Ik aarzel niet om deze tegenkrachten sociale uitvindingen van de allereerste orde te noemen.

[...]

Steunberen

Deze sociale uitvindingen, langzaam verankerd in sociale instituties, zou ik met een metaforisch beeld de steunberen van een samenleving willen noemen. Denk aan een middeleeuwse kathedraal. De pilaren staan binnen in de tempel Gods, vaak groots en naar de hemel wijzend. Zij dragen het dak. Maar buiten werden steunberen aangebracht om het gevaar van instorten te voorkomen. Zij geven tegendruk (in het Frans heten steunberen contreforts, hetgeen de tegenkracht, die noodzakelijk is, goed uitdrukt). Steunberen neutraliseren de middelpuntvliedende krachten.

Zo is het ook met een samenleving. De krachten die de maatschappij bijeenhouden, zijn andersoortig van aard dan de krachten die ervoor zorgen dat een samenleving niet uiteenvalt. Deze krachten en de waarden die ze vertegenwoordigen, worden in discussies over sociale cohesie vaak niet van elkaar onderscheiden. Men neemt te snel aan dat het vooral gemeenschappelijke waarden zijn, die de maatschappij voor uiteenvallen behoeden. Echter, té veel nadruk op eigen waarden en normen sluit groepen met andere waarden en normen gemakkelijk buiten. Insluiting leidt per definitie tot uitsluiting.

Een maatschappij heeft ook tegenkrachten nodig, die op een andere manier dan de bekende sociale bindingen hun werk doen om de samenleving bij elkaar te houden.

[...]

Bij verdere bestudering van bovengenoemde sociale uitvindingen ontdekt men een belangrijk gemeenschappelijk kenmerk, dat ik met een nieuw begrip 'tegenbinding' zou willen noemen. Tegenbinding is het tegenovergestelde van de meer bekende sociale bindingen, die in de samenleving ontstaan door het samengaan van mensen op basis van gelijke ideeën, gelijke gevoelens of gewoonten, gelijke identiteiten. Sociale samenhang door gelijkvormigheid en gelijke (uiterlijke) kenmerken.

[...]

De vijf bovengenoemde sociale uitvindingen doorbreken principieel het denken in wij-zijschema's. Sterker gezegd: ze brengen een tegenbinding aan. In een samenleving zal er altijd sprake zijn van tegengestelde belangen, van tegenstrijdige verlangens, van onverzoenlijke ideële tegenstellingen. Bij tegenbindingen blijven deze tegenstellingen en daarop gebaseerde conflicten bestaan, maar men heeft een manier gevonden om niet destructief met deze tegenstellingen om te gaan: een vijand wordt tegenstander, een tegenstander wordt niet tot vijand gemaakt.

Ik geef een korte karakteristiek van elk van deze instituties:

Het strafproces

[...]

Vrije wetenschapsbeoefening

De academische vrijheid en het vrije streven naar wetenschappelijke waarheid werden ontwikkeld - eigenlijk ook ontdekt - in de 12de eeuw in Europa aan de universiteiten, en kregen daar voor het eerst gestalte. Waarheid is niet aan één partij gebonden. Waarheid is niet ondergeschikt aan kerk of staat. Waarheid dient als nastrevenswaardig ideaal alle partijen, hoe verschillend ze ook denken of doen. Wetenschappelijke waarheid kan groepstegenstellingen doen verstommen of overwinnen.

[...]

Het zoeken naar (wetenschappelijke) waarheid wordt zo een vorm van tegenbinding, omdat het principieel wij-zijtegenstellingen doorbreekt. Wetenschapsbeoefening is, idealiter, de institutionalisering van het zoeken naar bovenpersoonlijke waarheid.

Religieuze tolerantie

De religieuze tolerantie werd, na een eeuw van bloedige strijd en godsdienstoorlogen, uiteindelijk uitgevonden in de zestiende en zeventiende eeuw in Europa. De religieuze tolerantie kwam, toen het inzicht doorbrak dat het doden van ketters erger was dan de ketterij zelf. De kern van religieuze tolerantie bestond erin dat men de ketters bleef bestrijden, maar niet meer te vuur en te zwaard. De bekering van de ketters moest op vrijwilligheid berusten, niet met het zwaard afgedwongen. De tegenstellingen bleven gekend en gehandhaafd, maar het destructieve karakter ervan werd weggenomen.

[...]

De hedendaagse klassieke grondrechten zijn te zien als de voortzetting van de oorspronkelijke, moeizaam geleerde, religieuze tolerantie.

Geweldloze politieke actie

De geweldloze politieke acties van Mohandas Gandhi werden ontdekt en voor het eerst toegepast in Zuid Afrika vanaf 1906 en later verder ontwikkeld in de bevrijdingsstrijd van India vanaf 1921 tot 1948. Gandhi had niet als doel om groepstegenstellingen op te heffen of met elkaar te verzoenen, maar wel om ze duidelijk te maken, ze scherp te articuleren. Hij zag de 'vijand' niettemin principieel als deel van 'al het levende'. Daar kwam zijn principiële gebod vandaan om zijn tegenstanders niet te doden, maar ze juist krachtdadig en geweldloos te bekampen. Zijn geweldloosheid berustte op respect voor de waarde van elk levend wezen.

[...]

In algemene zin betekent geweldloze conflictbeslechting een belangrijke institutionalisering van het omgaan met maatschappelijke tegenstellingen. Ze geeft een nieuwe dimensie aan het samen leven, zij het dat deze geweldloosheid niet door iedereen wordt aanvaard en ook minder is geïnstitutionaliseerd dan de drie eerdergenoemde sociale uitvindingen, die historisch gezien al een veel langere ontwikkelingsgeschiedenis hebben doorgemaakt.

Corrigerend vermogen

De vier steunberen belichamen precies de vier kernwaarden van een democratie:

de rechtvaardigheid van een eerlijk proces,

het zoeken naar waarheid,

tolerantie en

het streven naar niet-gewelddadige conflictbeslechting, of althans naar een reductie van geweld.

Gezamenlijk kunnen ze ook opgevat worden als de belangrijkste signalen van hoe sterk en levendig een democratie functioneert.

Vergelijk de Amerikaanse democratie onder Bush jr. met de Europese:

als een eerlijk rechtsproces niet meer wordt toegestaan aan bepaalde verdachten,

als onafhankelijke wetenschappelijke bevindingen opzettelijk worden weggeschoven in eenzijdig gemaakte beleidsrapporten,

als een apocalyptisch christelijk fundamentalisme de overhand krijgt boven de aanvaarding van andere meningen en

het geweld als conflictoplossend middel vanzelfsprekend geworden is,

dan staan de vier signalen allemaal op rood.

Als, zoals in Nederland,

het strafproces tegen politieke misdaden (Volkert van der G., Mohammed B.) adequaat en naar eigen beginselen gevoerd kan worden,

wetenschappelijk onderzoek (nog) niet volledig onder druk gezet wordt en

de moeilijke tolerantie toch wordt volgehouden,

dan staan de signalen van de democratie op groen.

Maar het belangrijkste van de democratie is dat het systeem zichzelf kan corrigeren en dat de burgers na een paar jaar telkens weer in staat gesteld worden opnieuw 'de verkeerde' regering te kiezen.

Kees Schuyt is lid van de Raad van State.
Dit artikel is gebaseerd op het titelhoofdstuk van zijn boek Steunberen van de samenleving, dat vandaag verschijnt bij Amsterdam University Press. Het bevat essays over het rechtsproces, over academische vorming in onderzoek en onderwijs, over de geschiedenis van tolerantie, en over het ontstaan en de reductie van geweld.; Tolerantie is geen onverschilligheid, maar de erkenning van verschil en de wil een afgekeurde denkwijze te bestrijden;
Kees Schuyt (1943) studeerde rechten en sociologie. Hij was onder meer hoogleraar Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam.
Schuyt bekleedt op dit moment de Cleveringa-leerstoel in Leiden. Hij was lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (1983-1988 en 1998-2004).
Tussen 1989 en 2005 schreef Schuyt een column in de Volkskrant. Deze columns zijn gebundeld in De zittende klasse (1992) en De stuifzandsamenleving (2005, als aflevering 13 in de Volkskrant-reeks Luis in de pels.)
Sinds 1 januari 2005 is hij staatsraad. In 2005 ontving hij de dr. J.P. van Praag-prijs van het Humanistisch Verbond.

 

Start Omhoog