Start Omhoog

Citaten uit

Bevrijd de politiek van de onverbloemde waarheid!

Essay - De essentie van een democratie

Marcel ten Hooven, De Groene Amsterdammer 28 oktober 2010

In de persoon van Geert Wilders heeft zich een politicus met een grimmige zendingsdrang in het centrum van de macht genesteld. Hij vindt het legitiem om iedereen die afwijkt van zijn beeld van de ware Nederlander met neerbuigendheid of zelfs verbale agressie te bejegenen. Tijd om het begrip 'waarheid' in de politiek te relativeren.

DE POLITIEK IS een nooit eindigend debat over een reeks van voorstellen om op een bepaalde wijze tegen de werkelijkheid aan te kijken. Bij de ene politicus kan de werkelijkheid er dan ook onherkenbaar anders uitzien dan bij de andere. Het is daarom oppassen geblazen met politici die de waarheid als doel van politiek zien en hun eigen voorstelling van de werkelijkheid als de enige ware. Dat kan grimmigheid en fanatisme in hun optreden brengen.

Tot het aantreden van het kabinet-Rutte bleven politieke groeperingen met zo'n zendingsdrang buiten de centra van de macht. Dat is nu anders. Het politieke verbond van VVD en CDA met het rancuneuze populisme van Wilders heeft een vorm van boze politiek in een invloedrijke positie gebracht. 

Wilders toont in zijn openbare optreden geen enkele twijfel over zijn eigen beeld van de ware Nederlander. Hij voelt zich gelegitimeerd iedereen die van dat beeld afwijkt met neerbuigendheid, argwaan of zelfs verbale agressie te bejegenen. 

Dat lot treft moslims, rechters die een uitspraak doen in strijd met het gesundes Volksempfinden, kunstenaars en ook politici van een andere snit. Politici die zachtheid in hun woorden leggen, teneinde op goede voet te blijven met andersdenkenden, houden zich met moeite staande in de gure wind die de groepering van Wilders aanblaast.

Alle reden om eens wat langer stil te staan bij de rol die waarheid en waarheidsvinding in de politiek spelen. 

'Het is zinloos om het begrip waarheid toe te passen op de democratie', schrijft de politicoloog Jos de Beus. 

Een politicus kan volgens hem onkreukbaar, waarachtig zijn, zonder dat hij altijd en overal de onverbloemde waarheid spreekt. 

[... ... ...] 

Een politicus leeft van de scheppende kracht van het woord en alleen daarom al is een objectief waarheidsbegrip in de politiek onbestaanbaar. Metaforen, hyperbolen en andere stijlmiddelen uit de retorica zijn de wapens in het debat, met het doel de tegenstanders te overtuigen van de noodzaak van een andere politieke koers. 

[...] 

Ook de wetenschapsfilosoof Karl Popper onderscheidde wetenschappelijke waarheid van de democratische werkelijkheid, zij het dat hij de methode van de vrije wetenschap wel ten voorbeeld stelde aan politici:

'De zoektocht naar de waarheid vereist op z'n minst voorstellingsvermogen, leren door vallen en opstaan, de geleidelijke ontdekking van eigen vooroordelen en kritisch debat.' 

Deze principes van de rationele discussie dragen de voorwaarden voor democratisch fatsoen in zich, meende Popper. Hij omschreef deze voorwaarden als: 

'Openstaan voor een andere zienswijze, rechtvaardigheidsgevoel en de bereidheid tot compromis.' 

Eigenschappen als ontvankelijkheid voor andere denkbeelden en compromisbereidheid zullen minder goed tot ontplooiing komen bij politici die weigeren hun waarheid te middelen met de waarheid van andere politici.

Zo kan het debat in de greep komen van de mores van de getuigenispolitiek, met politici die zijn verschanst in het eigen gelijk. De politieke arena wordt in dat geval een strijdtoneel waarin de tegenstander hoe dan ook niet deugt. Een open afweging van het eigen argument tegen dat van
de ander maakt dan plaats voor het gevecht om de beste oneliner, slechts bedoeld om de andere partij in de hoek te drijven. 

Dat kan een destabiliserend effect sorteren op de werking van een politiek bestel als het Nederlandse. 

[...] 

DAAROM HECHT DE Britse filosoof Isaiah Berlin (1909-1997) zoveel waarde aan het besef van diversiteit, tolerantie en relativeringsvermogen. In zijn klassieke tekst Twee opvattingen van vrijheid (1958) vraagt Berlin zich af waarom we in de natuur- of wiskunde geen vrije gedachten toestaan en in de politiek of de moraal wel. 

Het antwoord is dat mensen verschillend zijn en, anders dan de exacte wetenschap, allemaal hun eigen levensbeschouwelijke waarheid hebben. De erkenning van dat pluralisme is volgens Berlin de levensvoorwaarde van een democratie.

Want zelfs als er wel een waarheid in de politiek mocht bestaan, wie beslist dan welke waarheid dat is? Zodra een machthebber zich die bevoegdheid toeeigent, zal het leven van andersdenkenden benauwd en onvrij zijn, waarschuwt hij. 

Berlin onderkent tegelijkertijd dat mensen ertoe neigen de eigen levensovertuiging als waar en onbetwistbaar te beschouwen. Dat geeft hun het houvast waaraan ze van nature behoefte hebben. Een politicus kan eigenlijk niet zonder die zekerheid van het eigen gelijk, wil hij de overtuigingskracht ontplooien die zijn vak vereist. 

Aan de hand van deze waarnemingen formuleert Berlin wat vrijheid in een democratie waarlijk inhoudt. Die vrijheid stoelt op het besef dat een ieder vrij moet zijn z'n diepste overtuiging onversaagd uit te dragen, zolang hij anderen maar niet dwingt te doen en laten wat hij zelfjuist acht. Want dan beslist hij voor hen dat zij hun vrijheid niet waard zijn. 

In een democratie kan niemand dus volledig zijn zin krijgen. Een politicus die zich daarvan bewust is streeft daar ook niet naar. In de complexe realiteit van een land als Nederland is buigzaamheid soms geboden om groepen burgers met uiteenlopende belangen fatsoenlijk met elkaar te laten samenleven.

Er is, kortom, reden tot zorg nu het Nederlandse bestel in een klimaat is beland waarin het schipperen en inschikken in een slecht licht staat. De consensusdemocratie, gericht op compromissen waarin ieder zijn deel krijgt, lijdt onder de destructieve kracht die het populisme uitoefent. 

Het wapen van de groepering van Wilders is dat zij alles wat onvermijdelijk traag en complex is in de democratie als een nodeloze zwakte neersabelt. Het kost andere partijen moeite zich daartegen te verweren. Wanneer zij proberen zorgvuldigheid te betrachten in een weerbarstige kwestie, met allerlei tegenstrijdige belangen, dan zullen de populisten roepen dat 'ze' het moeilijker maken dan het is, geen knopen durven door te hakken en niet naar het volk luisteren.

[...] 

Mijn stelling is dan ook dat een afscheid van de waarheid als doel van de politiek bevrijdend kan werken. Zo'n afscheid maakt meer ruimte voor wat politiek in de kern is: een vreedzame wijze van omgaan met verschillen. 

Deugden als 'altijd en overal de waarheid spreken' behoren tot de ethiek van de privé-sfeer. Daarin is het een onmisbaar uitgangspunt in de opvoeding van kinderen en in de omgang tussen partners en vrienden, hoewel zij ook daarin soms hun toevlucht moeten nemen tot een leugentje om bestwil om de verhoudingen goed te houden. 

In de publieke sfeer geldt evenwel een ander ethisch register. Daar laat de regel 'altijd en overal de waarheid spreken' geen ruimte voor beredderen, schikken en plooien.

[... ... ...] 

Een politicus die onder alle omstandigheden onbekommerd zijn eigen waarheid wil ventileren kan een destructief effect uitoefenen, zowel op de maatschappelijke verhoudingen als op het politieke proces.

[... ... ...]

Een kenmerk van totalitaire politieke systemen is dat zij pretenderen de waarheid in pacht te hebben. 

[... ... ...] 

Jos de Beus maakt daarom een onderscheid tussen de waarheid als middel en de waarheid als doel van politiek. De waarheid is in een democratie het onmisbare middel waarmee politici kunnen fungeren als controleurs van de machthebbers. 

[... ...] 

Een politicus moet dus integer en onkreukbaar handelen gezien zijn verantwoordelijkheid voor het publieke belang. Tegelijkertijd is datzelfde publieke belang erbij gebaat dat geen politicus zijn eigen doel met de 'waarheid' vereenzelvigt, laat staan dat doel beschouwt als de scheidslijn tussen goed en kwaad. Het blijft hoe dan ook zijn beeld van de werkelijkheid, waarmee hij van opvatting zal verschillen met anderen. 

Een democratie heeft er dus een probleem bij als zich een politicus meldt die een absolute claim op de waarheid legt en zich aan het debat over beelden van de werkelijkheid onttrekt door anderen 'flauwekul' of 'onzin' te verwijten. En zelfs als hij de waarheid aan zijn zijde mocht hebben, dan nog kan het in een democratie ongewenst zijn naar die waarheid te handelen. 

Stel dat Wilders gelijk heeft met zijn beeld van de islam als een gewelddadige ideologie. Wat moet Nederland dan met die waarheid aan? De consequentie die Wilders eraan verbindt is dat hij de moslims in Nederland het leven zuur wil maken en hen tot tweederangsburgers degraderen, met minder rechten dan andere Nederlanders. Daarmee tornt hij aan het uitgangspunt dat alle burgers voor de wet gelijk zijn. Dat is het funderend beginsel van de democratische rechtsstaat en een onmisbare voorwaarde voor vreedzaam samenleven.

[... ... ... ... ...]

Hier gaat het om de essentie dat de politiek een nooit eindigend debat is over een reeks van voorstellen om op een bepaalde wijze tegen de werkelijkheid aan te kijken. Wat een goede politicus onderscheidt van een slechte politicus is dat deze essentie voor hem niet verborgen blijft .

Dit is een ingekorte, geactualiseerde versie van een essay in het Jaarboek parlementaire geschiedenis 2010. Dat verschijnt in de derde week van november bij uitgeverij Boom

Start Omhoog