Start Omhoog

Citaten uit

Liberalisme onder vuur

Pleidooi voor gematigdheid

Essay - Ian Buruma, De Groene Amsterdammer, 7 oktober 2010

In de geschiedenis zijn veel verdorven compromissen gesloten, maar meestal niet door liberalen. Want liberale tolerantie is niet hetzelfde als onverschilligheid, het  compromis heeft zijn grenzen. Het beste antwoord op vermeende islamitische dreiging is vrijheid en verdraagzaamheid.

[... In 1935 hield de Engelse romanschrijver een toespraak in Parijs. Hij sprak over het belang van vrije meningsuiting. ...]

Hij was een liberaal. Of misschien is 'humanist' een beter woord. 

'Liberalisme' betekent niet overal hetzelfde. In de Verenigde Staten wordt het geassocieerd met links. De klassieke Europese opvatting van liberalisme betekent precies het tegenovergestelde: economische laissez-faire, conservatief. In politieke zin stond Forster waarschijnlijk dichter bij het  Amerikaanse idee van liberalisme dan bij de Europese opvatting. Maar zijn liberalisme, of humanisme, behelsde meer dan sociaal-democratie. Het was even goed een geesteshouding als een politiek programma, iets dat het best kan worden beschreven in drie woorden: (individuele) vrijheid, gematigdheid en verdraagzaamheid.

Net als nu werd in 1935 dit type liberalisme aangevallen vanuit zowel de linker- als de rechterhoek. Tegenwoordig, in de nasleep van de dood van het marxisme, vaker door rechts dan door links. Maar de aanvalslijnen lopen hetzelfde. Om te beginnen is, vanuit het radicale perspectief, gematigdheid - toujours pas de zèle - soft, krachteloos, en hopeloos ongeschikt voor de oorlog tegen het fascisme, de reconquista van het ware geloof, de proletarische revolutie, of wat al niet. 

Er zit voor het oog niets heroïsch aan gematigdheid of verdraagzaamheid, integendeel - ze zijn antiheroïsch. Het liberale temperament is niet romantisch. En de nadruk op individuele vrijheid, in plaats van op collectieve vooruitgang of nationaal reveil, riekt naar burgerlijke zelfgenoegzaamheid, of zelfs egoïsme. Een radicaal
doel vereist zelfopoffering. Van de typische
bourgeois wordt gedacht dat hij te verslingerd is aan zijn comfort om wat dan ook op te offeren, zeker niet het eigen leven. 

Ik geloof dat het Heidegger was die de term Komfortismus gebruikte, en daar bedoelde hij niets positiefs mee.

[... ... ...]

De antiliberale zaak, 

zowel bij links als bij rechts, heeft nog twee aspecten, die tegenstrijdig zijn. Een veelgehoord argument luidt dat  liberalen alles tolereren maar nergens echt in geloven. Geloof in plezier telt niet; dat is gewoon een vorm van Komfortismus

Liberalen, zo wil de redenering, zijn zelfs bereid om intolerantie te tolereren. Omdat ze nergens genoeg in geloven om het te verdedigen, laat staan dat ze hun leven ervoor opofferen, geven ze sterkere tegenstanders de gelegenheid om de vrijheden te vernietigen die ze beweren te genieten. De barbaren zullen triomferen juist omdat ze wèl ergens in geloven, in tegenstelling tot de decadente Romeinen. 

Dat argument wordt nu vaak gebezigd door zogenaamde strijders voor de westerse beschaving tegen de islamitische barbaren. De islam deugt niet in hun ogen omdat die intolerant zou zijn, het Westen haat, en vrouwen onderdrukt, maar liberalen zijn eigenlijk nog erger, vanwege hun laffe onverschilligheid en hun luie voorkeur
voor compromis en verzoening.

[... ... ...]

Een ander idee over liberale tolerantie is dat het een vorm zou zijn van bedrog. Liberalen pretenderen tolerant en gematigd te zijn, maar waar het ze in wezen om gaat is het beschermen van hun eigen elitaire belangen. Tolerantie is een vorm van arrogantie. Je tolereert, maar je bent niet bereid mensen of ideeën waarboven je je verheven voelt serieus te nemen. En gematigdheid is een goed doordachte truc om radicale kritiek op de status-quo te neutraliseren, of alles wat het Komfortismus van de liberale elites zou kunnen bedreigen. 

Die laatste opvatting is door de geschiedenis heen altijd door zowel linkse als rechtse radicalen gekoesterd.

[... ... ...]

De beroemdste antiliberale tekst is Händler und Helden van de socioloog Werner Sombart (1863-1941). Sombart legt uit dat zakenlieden gematigdheid, recht en voorzichtigheid koesteren en andere dingen die 'garant staan voor een vreedzaam samenleven van kooplieden'.[*] 

[*] Zie The War Against the West door Aurel Kolnai, Gollanz, Londen, 1938

Dat vindt hij verachtelijk, typisch voor gedegenereerde landen als Engeland, de Verenigde Staten en Frankrijk, waar, om keizer Wilhelm II te citeren, burgerschap kon worden verkocht voor een shilling door 'een Basuto-neger'.

Daartegenover staat de held, de man van actie, die niet wordt gehinderd door twijfel of reflectie, en al helemaal niet door een halfzachte neiging tot gematigdheid. Hij wordt geleid door zijn instinct en zijn geloof.

Dat type held, typisch Duits in de ogen van Sombart en andere mensen die dachten als hij, is het tegendeel van het liberale ideaal van de vrije individu. In de heroïsche maatschappij is er geen ruimte voor individuele autonomie.

[...]

Heroïek kan zeker opwindend zijn. Antiliberalen klagen graag over de banaliteit, de middelmatigheid, de saaiheid van het liberalisme. Liberalisme ontbeert een gemeenschappelijke droom, een idee van grandeur. Het
heeft geen goed verhaal. Daar is wel wat tegen in te brengen.

[... ... ...]

De liberale houding moet middelmatig noch saai zijn. En sommigen van degenen die haar hebben verdedigd in een situatie van brute repressie, zoals Havel en Herbert, hebben in feite meer moed getoond dan de strijders die mensen als Werner Sombart zo na aan het hart lagen, niet in het minst omdat hun strijd meestal eenzaam is. Zij hebben zelf na 
moeten denken, in tegenstelling tot de intuïtieve helden van de politieke Romantici. 

Liberale tolerantie is niet hetzelfde als onverschilligheid. Het compromis, hoewel het in de politiek bijna altijd wenselijk is, heeft zijn grenzen, zelfs voor liberalen. De burgerrechtenbeweging in het Alabama van de jaren zestig was een goed voorbeeld. De Israëlische filosoof Avishai  Margalit stelde, in zijn boek On Compromises and Rotten Compromises [*] dat slavernij zo wreed en onmenselijk is dat de weigering van de Amerikaanse founding fathers om haar af te schaffen zou moeten gelden als een rotten compromise, een verdorven compromis, dus absoluut onaanvaardbaar. Er zijn principes waarover zelfs de meest tolerante liberalen geen compromissen moeten sluiten. Geïnstitutionaliseerde onmenselijk in de definitie van Margalit, is altijd onaanvaardbaar.

[*] Princeton University Press, 2010

Hij schetst twee beelden van politiek, de economische en de religieuze. 

De economische vorm van politiek is, als alle zakelijke transacties, flexibel, staat open voor onderhandeling en compromissen. Het gaat voornamelijk  om belangen, vaak, maar niet altijd, materiële belangen. Er zijn regels en wetten, maar het instrument van dit type politiek is onderhandeling, zoals in commerciële transacties. 
 
De religieuze soort is anders. Daar gaat het om ideeën van het heilige, letterlijk in het geval van feitelijke religieuze praktijken, of overdrachtelijk in de zin van absolute principes waarover geen compromissen kunnen worden gesloten. 

Een voorbeeld van politiek van het heilige is het halsstarrige conflict over heilige plaatsen in Jeruzalem. Noch een vrome moslim, noch een devote jood is in staat om in goed vertrouwen te onderhandelen over de  Tempelberg (voor joden), of de Heilige Tempel (voor moslims), omdat een centimeter terrein toegeven betekent dat het heilige wordt gecompromitteerd. En als het heilige wordt gecompromitteerd, verwatert de zuiverheid van het geloof. 

Als seculiere liberalen - of humanisten - geen absolute principes hadden, gezien hun scepsis over geopenbaarde waarheid of het heilige, zou dat inhouden dat ze overal compromissen over zouden sluiten om hun materiële of individuele belangen te behartigen. 

Maar vrijzinnige liberalen hebben natuurlijk wel absolute principes, en dus in die zin ook een religieuze vorm van politiek. De slavernij is al genoemd.

[... ... ...]

De strijd over het vermeende islamitische gevaar ...

... is nu bijna even intens geworden als de debatten in de jaren dertig over het fascisme, of die in de jaren vijftig over het communisme. Er worden ook welbewust parallellen getrokken. Het begrip 'islamofascisme' wordt vaak gebezigd door mensen die 9/11 zien in termen van 1933, of 1938, of zelfs (Pearl Harbor) 1941.

En mensen die gematigdheid en tolerantie propageren en menen dat we moslims moeten accepteren als medeburgers, worden weggezet als 'verzoeners' en 'collaborateurs', alsof ze de Chamberlains en Halifaxen van vandaag waren, terwijl Geert Wilders, Ayaan Hirsi Ali, Newt Gingrich, Pamela Geller en Sarah Palin vervuld waren van de buldog-spirit van Winston Churchill. 

Het plan, dat werd goedgekeurd door de burgemeester van New York, om een islamitisch cultureel centrum te bouwen in de buurt van Ground Zero, geleid door een gematigde soefi-imam die de aanslagen van 11 september afkeurde, werd door Newt Gingrich vergeleken met het oprichten van een nazi-monument naast een holocaustmuseum. 

Gezien de oude animositeit van radicalen, van alle politieke extremen, jegens liberalen verbaast het niet dat Gingrich en zijn soortgenoten zich kunnen koesteren in de intellectuele steun van mensen die vroeger golden als links of progressief.

Over het 'moslimprobleem' zijn links en rechts  het vaak eens.

[...]

Er staat wel degelijk iets op het spel. De moorddadige aanslagen op de Twin Towers in New York, op forenzentreinen in Madrid, een discotheek in Bali, op Theo van Gogh, op de Londense metro en nog meer,  werden gepleegd in naam van de islam. Er zijn overal ter wereld revolutionaire ideologen bereid te doden en te sterven voor een islamitische utopie. En het duurt niet lang meer voordat Iran, dat mikt op dominantie in het Midden-Oosten, een kernbom kan maken.

Niets van dat alles kan, of moet, worden gebagatelliseerd. Zelfs een klein aantal terroristen kan ongekende schade aanrichten.

Maar is het  waar dat liberalen, die oproepen tot gematigdheid, individuele vrijheid en tolerantie, niet in staat zijn dat probleem het hoofd te bieden?
Is er een radicalere vorm van heroïek nodig?
Is de bedreiging van de islam voor westerse vrijheden bijvoorbeeld zo ernstig dat de individuele vrijheid om een sluier te dragen zou moeten worden opgeofferd voor de vermeende eenheid van maatschappelijke en culturele waarden van het Westen?
Betekent de tolerantie voor religieuze orthodoxie een overgave aan een nieuwe vorm van fascisme?
Zijn diegenen die voor tolerantie en gematigdheid pleiten inderdaad 'nuttige idioten' die onze vijanden helpen om westerse waarden, de vruchten van de Verlichting of het Westen tout court te vernietigen? 

Ik denk dat een liberale benadering van de islam en het islamisme de beste is, om tactische zowel als morele redenen. In tactische zin zou het een ramp zijn om de problemen waar moslims het Westen voor plaatsen te zien als een 'botsing van beschavingen'. De enige manier om de  gewelddadige extremisten, voor wie hun religie een revolutionairideaal is, te bestrijden is om moslimburgers die de wet respecteren - verreweg de meesten - aan de kant van de liberale democratie te houden. 

Als we met Ayaan Hirsi Ali geloven dat we in staat van 'oorlog met de islam' verkeren, dan dwingen we potentiële bondgenoten in een hoek en creëren onder vervreemde moslims meer sympathie voor de extremisten. Bovendien moet ieders recht op vrijheid van denken en expressie worden verdedigd, en dat omvat ook het recht om te denken op manieren die ons tegenstaan. De grens moet worden getrokken waar de wet wordt geschonden. 

De Franse islamdeskundige Olivier Roy heeft betoogd dat burgers in pluralistische samenlevingen niet dezelfde waarden aanhangen, en dat ook niet hoeven te doen, maar zich wel aan dezelfde wetten moeten houden. Eerwraak, zelfs als die wordt gerechtvaardigd door culturele of religieuze mores, kan niet worden getolereerd. Net zo min als het aanzetten tot geweld. Maar de wens om de bouw van een islamitisch cultureel centrum nabij Ground Zero te verbieden, en de vreedzame soefi-moslims die het willen bouwen te vergelijken met nazi's is zowel een aanval op de vrijheid als onverstandig. Het helpt·zeker niet om onze vrijheid te verdedigen tegen extremisten. Het tegendeel is waar. 

Radicale populisten, in Europa zowel als de Verenigde Staten, beweren dat orthodoxe moslims onze westerse waarden bedreigen, niet alleen omdat ze andere ideeën hebben over sociaal en seksueel gedrag, maar omdat ze de vrijheid van meningsuiting belagen. Die aanvallen zouden worden gesteund en gestimuleerd door de 'linkse kerk; die intolerantie tolereert, en te laf is om de strijd met moslims aan te gaan. Vrijheid voor de anti-moslim populisten betekent voornamelijk dat men vrij moet zijn om de islam naar hartelust te beschimpen. Elke terughoudendheid in dit opzicht wordt direct afgekeurd als een vorm van verzoening met het het boze. 

Het is waar dat moslims, net als vele andere gelovigen, soms overspannen reageren wanneer ongelovigen hun geloof aanvallen of belachelijk maken. Het intimideren van islamcritici is overduidelijk een bedreiging voor de vrijheid van meningsuiting. Ook hier biedt de wet een uitkomst.  Doodsbedreigingen en andere vormen van gewelddadige intimidatie zijn tegen de wet en moeten bestraft worden. Maar zolang mensen geen geweld gebruiken, of dreigen met geweld om hun ideeën op te dringen, moeten ze worden getolereerd. 

Houdt dat in dat vrijheid van meningsuiting betekent vrijheid om te beledigen? Wettelijk gezien, met name onder het Eerste Amendement van de Amerikaanse grondwet, is het antwoord ja. In Europa ligt het iets anders, waar het bewust beledigen van mensen op grond van geloof in veel landen verboden is.

Het liberale antwoord zou gecompliceerder moeten zijn. Aangezien tolerantie samengaat met gematigdheid en met individuele vrijheid is een zekere mate van terughoudendheid soms essentieel om een beschaafde samenleving in stand te houden. Mensen mogen wettelijk het recht hebben om te zeggen dat alle joden woekeraars zijn, en dat alle zwarten blanke vrouwen willen verkrachten, maar in een beschaafde maatschappij doet men dat niet. 

Toujours pas de zèle is daarom nog steeds het beste devies, vooral in een tijd waarin steeds vaker en kwaadaardiger haat wordt gespuid.
[...]
Wat voor dreigingen er ook nog van het radicale islamisme mogen komen, uit binnen- of buitenland, een oproep tot 'oorlog met de islam', en andere quasi-heroïsche gebaren zullen de gevolgen alleen maar erger maken. De meest effectieve verdedigers van de liberale democratie waren altijd, en zijn nog steeds, het slag van liberalen die vrijheid, gematigdheid en tolerantie hoog houden .

Ian Buruma is Henry R. Luce Professor of Democracy, Human Rights & Journalism aan Bard College in New York. Hij publiceert met regelmaat over politiek, cultuur en religie in onder andere The New Yorker, The New York Times, The Financial Times en The Guardian. Zijn boek God op zijn plaats - Het kruispunt van religie en democratie verscheen in april bij uitgeverij Atlas.
 
Vertaling Rob van Erkelens

Start Omhoog