Start Omhoog

Citaten uit

Leve de neoconservatieve revolutie

Bart Jan Spruyt, Trouw 10 december 2005

'De vijand op het slagveld kan ons niet verslaan. Maar we kunnen de oorlog wel verliezen. Die nederlaag zal een nederlaag van binnenuit zijn. Zij zal ons worden toegebracht door mensen die geen strijd willen en daarom net doen alsof er geen strijd is; mensen die de kloof ontkennen en die anderen, die de kloof benoemen, uitmaken voor ophitsers die de kloof hebben geschapen; mensen die geloven dat de vijand tevreden gesteld kan worden en die niet inzien dat niets doen ook een handeling is.'

Bart Jan Spruyt, directeur van de Burke-stichting, beantwoordt de kritiek op het neoconservatisme van Gerbert van Loenen in L&G van 26 november.

[...]

Sedert de inval in Irak hebben de media zich beijverd om de imperialistische samenzwering achter deze oorlog bloot te leggen. Eerst stuitten zij op een 'kabel' van neoconservatieve intellectuelen en beleidsmakers in Washington die de regering-Bush zouden hebben opgehitst tot de pre-emptive strike tegen de bedreiging die Saddams Irak in hun ogen was. En bij nader inzien bleken al deze neocons geïnspireerd door het gedachtegoed van ene Leo Strauss (1899-1973). Van hem hadden ze nog nooit gehoord, laat staan dat ze zijn boeken hadden gelezen. En een haastige verkenning van dat werk (en daar is het helaas bij gebleven) leverde alleen maar teleurstellingen op: er bleek niets in aan te treffen dat de Amerikaanse politiek leek te rechtvaardigen.

[...]

Het artikel dat Trouw-redacteur Gerbert van Loenen twee weken geleden in Letter & Geest publiceerde om Jaffe Vinks artikel over de neoconservatieve revolutie te bestrijden, [...] getuigt van een beschamende onkunde omtrent het ideeëngoed van Leo Strauss, omtrent het wezen van het neoconservatisme en omtrent de relatie tussen dat neoconservatisme en de oorlog in Irak.

Van Loenen dicht Leo Strauss 'de gedachte van een absolute waarheid' toe, concludeert dat die gedachte een 'kiem van overmoed, een kiem van geweld' in het denken van zijn leerlingen heeft genesteld, en dat dat denken vervolgens een uitlaatklep heeft gevonden in de ongeremde dadendrang van de door overmoedige neocons beheerste regering-Bush. Geef hem maar het oude Europa, geef hem maar het oude, prudente conservatisme, en geef hem maar een coalitie der gematigden die een 'open samenleving' moet blijven garanderen en het revolutionaire gevaar van de neoconservatieven moet bestrijden.

Het wordt hoog tijd dat er een einde komt aan dit vertoon van onwetendheid waarmee we al tweeënhalf jaar worden geplaagd. Laten we daarom de trits 'Strauss - neocons - Irak' in het vervolg eens één voor één zorgvuldig nalopen.

I Leo Strauss

Strauss een gevaarlijke fascist! In werkelijkheid was hij een Duitse jood die zijn vaderland in 1932 ontvluchtte [...]

[... ... ...]

Laten we deze Straussiaanse preek even onderbreken voor

enkele conclusies.

1.

Het is een hopeloos anachronisme om de persoon en het denken van Leo Strauss, de onhandige en schuchtere, talmoedische schriftgeleerde, een man die zich zelden over buitenlandse politiek heeft uitgelaten, in verband te brengen met de discussie die de oorlog in Irak heeft opgeroepen. Als filosoof hield Strauss zich ver van de praktische politiek. Hij trad haar kritisch tegemoet omdat zij al te vaak bezweek voor de verleiding om de oplossing van problemen te beloven die principieel onoplosbaar zijn.

2.

Een van de laatste politici in Nederland die nog weet had van het belang van dat culturele en morele fundament dat nodig is om zowel de rechtsstaat als de vrije markt te onderhouden, was Frits Bolkestein. Maar zijn pleidooien om hierover na te denken, halverwege de jaren negentig, vonden binnen zijn partij, de VVD, geen weerklank. Integendeel, [...]

Maar het werd nog erger: door de benoeming van Hans Dijkstal als zijn opvolger is de VVD in sociaal-liberaal vaarwater terechtgekomen, en de partij heeft daarmee het beroemde 'gat op rechts' zelf geschapen. Want dat 'gat op rechts' onthult vooral de onrust die ontstaat als mensen gaan beseffen dat de fundamenten van de samenleving kraken - een onrust die voor het laatst is verwoord door Pim Fortuyn met zijn boek over De verweesde samenleving.

Partijvorming op die vleugel kan daarom alleen een succes worden wanneer de zaken die Bolkestein benoemde maar die door zijn clubgenoten werden weggehoond, de dragende ideeën worden van een (neoconservatief) programma dat Nederland weer perspectief kan bieden.

3.

Diezelfde Bolkestein heeft ons een boek in het vooruitzicht gesteld over de relatie tussen intellectuelen en politiek. In het licht van de Straussiaanse analyse van die relatie, moet dat een zwartboek van duizend zonden worden. Intellectuelen hebben zich geleend óf tot het formuleren van ideologieën die weerzinwekkende tirannieën in het leven hebben geroepen, óf tot het zwijgend ondergaan van de opkomst van die regimes, óf tot vertwijfelde pogingen het werk van politici in goede banen te leiden. Alleen vanuit het Straussiaanse perspectief is een gezonde relatie mogelijk tussen intellectuelen en politiek. In de opvatting van Strauss is zelfs het meest ideale regime dat mensen hier op aarde zouden kunnen vestigen, onvolmaakt.

De relatie tussen de intellectueel en de politiek die uit dit inzicht voortvloeit, is voorbeeldig onder woorden gebracht door een van de belangrijkste vertegenwoordigers van het neoconservatisme, William Kristol:

'Een van de belangrijkste dingen die je van Strauss kunt leren, is dat alle politiek beperkt is en dat geen enkele politiek werkelijk op de waarheid gebaseerd is. Er is dus een zekere filosofische houding nodig die tot innerlijke onthechting van alle politieke gevechten leidt. Je neemt jezelf of je zaak minder serieus dan wanneer je denkt dat ze voor 100 procent waar zijn. Politieke bewegingen zitten altijd vol met partijgangers die voor hun opinies vechten. Met de waarheid heeft dat niets te maken'.

De waarheidspretenties, die Gerbert van Loenen de neoconservatieven toedicht, worden door deze prominente neoconservatief dus juist gehekeld.

II. Neocons

Met die laatste opmerking van William Kristol vervolgen we ons onderzoek naar de trits 'Strauss - neocons - Irak'. Die uitspraak maakt duidelijk dat er wel degelijk mensen zijn (geweest) die, geïnspireerd door het gedachtegoed van Strauss, politiek actief zijn geworden. Williams vader Irving Kristol bijvoorbeeld, de vader van het neoconservatisme, heeft zijn ontmoeting met het werk van Strauss omschreven als een 'intellectuele schok zoals je die maar eens in je leven meemaakt', waardoor hij leerde hoe hij de moderniteit aan serieuze kritiek kon onderwerpen. Het beeld in de media is dat zij die een ervaring als die van Irving Kristol doormaakten, zich hebben verenigd in de neoconservatieve beweging, en dat deze club van arrogante haviken Bush tot zijn rampzalige oorlog in Irak heeft verleid.

Strauss heeft ontegenzeggelijk school gemaakt. Leerlingen van Strauss, en leerlingen van zijn leerlingen, zijn vooral aan de universiteiten te vinden, waar zij werkzaam zijn als (politiek) filosoof.

[...]

Duidelijk is wel dat de neocons het intellectuele gevecht in Washington hebben gewonnen. Maar de neocons komen van ver. Als groep zijn zij in de jaren dertig in New York ontstaan. De harde kern bestond uit voormalige trotskisten zoals Irving Kristol, Gertrude Himmelfarb (zijn latere echtgenote) en Albert Wohlstetter.

Na de Tweede Wereldoorlog onderscheidden zij zich door een krachtig anticommunisme en door fundamentele kritiek op de verzorgingsstaat (die in de kern met die van Theodore Dalrymple overeenkomt). Zij verzetten zich tegen de politiek van Henry Kissinger, die het bestaan van de Sovjet-Unie als een gegeven accepteerde en vooral op zoek was naar manieren om het communisme te beteugelen. En zij verzetten zich tegen een sociale politiek die de donors een goed gevoel gaf, maar de ontvangers tot slecht gedrag aanzette.

Strategisch waren de neocons allesbehalve naïef. Zij begrepen dat de kracht van een beweging wordt bepaald door vitale instituties: door een eigen tijdschrift (dat zij onder de bezielende leiding van Norman Podhoretz in Commentary kregen) en door leidende posities in denktanks in vooral New York (het Manhattan Institute) en Washington (het American Enterprise Institute).

[...]

Maar hun gouden moment brak natuurlijk aan met de regeerperiode van Ronald Reagan, die de Sovjet-Unie tot the evil empire bestempelde, de Verenigde Staten weer in een aanvallende positie bracht, en samen met medeconservatieven Margaret Thatcher en paus Johannes Paulus II het communisme ten val bracht.

Het waren ook neocons die Bill Clinton tot militaire acties in Bosnië, Haïti en Afghanistan inspireerden. In diezelfde jaren negentig schreef William Kristol samen met Robert Kagan een artikel in Foreign Affairs onder de titel 'Toward a Neo-Reaganite Foreign Policy', waarin zij een pleidooi hielden voor een agressieve promotie van democratie in het buitenland.

Het is dit gedachtegoed dat de Amerikaanse buitenlandse politiek onder Bush na 9/11 is gaan bepalen. Toen zowel als nu worden de neocons bestreden door traditionele conservatieven die bang zijn voor een te dominante rol van de overheid, op welk terrein dan ook, en de in hun ogen imperialistische neigingen van Washington alleen maar betreuren.

III Irak

Wat is nu in de kern de gedachte achter die politiek van democratisering, van pre-emptive strikes, oorlog, regime change en nation building? Deze politiek wordt gedragen door het geloof in het liberalisme (in de brede zin van het woord).

Maar neocons plaatsen twee kritische kanttekeningen: het liberalisme moet worden verbreid en verdedigd.

1. Liberalisme moet worden verbreid. [...]

2. Liberalisme moet worden verdedigd. [...]

Wat neocons ten diepste beweegt kan het beste duidelijk worden gemaakt aan de hand van het werk van Francis Fukuyama.

Fukuyama publiceerde in 1992 het boek Het einde van de geschiedenis en de laatste mens, dat in feite een commentaar is op de discussie tussen Strauss en Kojève. Dat boek is gelezen als een lofzang op de triomftocht van het liberalisme, die het einde van de geschiedenis heeft ingeluid.

Maar Fukuyama maakte aan het slot van zijn boek, verwijzend naar Strauss, vooral duidelijk dat dit optimisme op zijn minst voorbarig is. Misschien is de moderne, liberale democratie inderdaad het eindpunt van de geschiedenis, met haar overwinning op de grote vijanden van de mensheid. Maar we moeten er tegelijkertijd rekening mee houden dat anderen de zachtheid en het comfort van de democratische samenleving niet als het ultieme accepteren.

[...]

Wie het neoconservatieve voorbehoud van Fukuyama niet ernstig neemt, leeft in een roze wolk. Zo iemand staat toe dat de moderne liberale democratie niet wordt verdedigd tegen de vijanden die haar voortdurend onder vuur nemen. En als die aanvallen te duidelijk zijn om ze nog langer te ontkennen [...] blijft zo iemand toch zijn geloof uitspreken in dialoog en sociaal beleid, omdat hij te naïef is om de diepte van het vijandelijke kwaad te doorgronden. Lief en aardig als hij is, gelooft hij niet dat anderen op zijn onderwerping of vernietiging uit zijn. [...]

In de buitenlandse politiek is hij niet bereid de juiste conclusie uit de bedreigingen te trekken, en blijft hij geloven in internationaal overleg, alsof Kants Ewige Friede al is aangebroken.

De VS hebben de juiste conclusie wel getrokken [...]

Maar als de regering-Bush iets te verwijten valt, dan is het dat het beleid niet neoconservatief genoeg was. Neoconservatieven hebben vanaf het begin op meer committment aangedrongen: op de inzet van meer materieel en manschappen, die nu eenmaal nodig zijn, zoals de geschiedenis heeft bewezen, om nation-building succesvol te doen zijn. [...]

De Engelse schrijver Douglas Murray heeft vorige week een nieuw boek gepubliceerd: Neoconservatism: Why We Need It (uitgegeven door de Social Affairs Unit in Londen). [...]

Murray toont aan dat de westerse wereld in de ban is geraakt van een relativistisch multiculturalisme dat in wezen antiwesters is. Wie onderscheid maakt, spreekt een moreel oordeel uit en in het licht van het recente verleden durven westerlingen dat niet meer. En daarmee stellen zij hun eigen beschaving in de waagschaal. De vijand op het slagveld kan ons niet verslaan. Maar we kunnen de oorlog wel verliezen. Die nederlaag zal een nederlaag van binnenuit zijn. Zij zal ons worden toegebracht door mensen die geen strijd willen en daarom net doen alsof er geen strijd is; mensen die de kloof ontkennen en die anderen, die de kloof benoemen, uitmaken voor ophitsers die de kloof hebben geschapen; mensen die geloven dat de vijand tevreden gesteld kan worden en die niet inzien dat niets doen ook een handeling is.

Neoconservatisme is de enige politieke stroming die ons leert hoe staande te blijven tegenover de vijand van binnenuit en buitenaf omdat het morele helderheid brengt en ons leert in te zien wat er goed is in onze beschaving. Wat we dus nodig hebben is een neoconservatieve explosie van vrijheid, in binnen- zowel als buitenland. Van een koppeling van een absolute waarheidspretentie aan ongebreidelde militaire macht (Gerbert van Loenen) is in het neoconservatisme geen sprake.

Het gaat om de bescherming en verbreiding van een beschaving die politiek de voorwaarden schept die niet voldoende maar wel noodzakelijk zijn voor het goede leven. Die westerse beschaving is namelijk de enige waarin die vraag naar dat goede leven überhaupt mag worden gesteld en bediscussieerd.

 

Start Omhoog