Start Omhoog

Citaten uit

Wijs geen zondebok aan in Schiedammer parkmoord

W.A. Wagenaar, NRC 23 september 2005

Betrokkenen bij seksuele delicten moeten kritisch worden ondervraagd, ook als het kinderen zijn. De ingewijden die zich geschokt tonen over de rol van prof. Bullens in de zaak Maikel, zijn niet naïef, maar schijnheilig, meent W.A. Wagenaar.

[...]

Een belangrijke vraag is of Bullens anders heeft gehandeld dan binnen ons rechtssysteem van hem wordt verwacht. Realiseert men zich wel dat er ieder jaar in ons land honderden, zoniet duizenden kinderen op een harde wijze over schokkende misdrijven worden gehoord?

In nogal wat zaken zijn kinderen de belangrijkste getuigen; dit komt vooral voor in zaken waarin kinderen mogelijk het slachtoffer zijn van seksueel misbruik. De systematiek van het strafrecht, waar ook ter wereld, vereist dan dat het kind kritisch wordt verhoord. Dat is niet prettig voor die kinderen, want het verhoor kan lang duren, en het gaat over zaken waarvan wij eigenlijk vinden dat kinderen er niet mee geconfronteerd moeten worden: [...]

Deze ellende wordt veroorzaakt door een maatschappelijk dilemma:

óf we sparen deze kind-getuigen,

óf we zien af van de vervolging van bedrijvers van seksueel misbruik.

Voorlopig is de voorkeur om kinderen niet te sparen, hoewel daarbij natuurlijk wel de grenzen in het oog gehouden moeten worden. Wat zijn die grenzen, en wie let daarop?

Er worden drie soorten grenzen gehanteerd:

fatsoensnormen van de man in de straat,

de psychologische grens waarbij het kind nog net geen schade van het verhoor-proces ondervindt, en

de juridische grens waarbij het verhoor nog net niet strafbaar is.

Het zal duidelijk zijn dat de fatsoensnorm van de man in de straat bij vrijwel al deze verhoren wordt overschreden, en dat kan ook niet anders. De grens waarbij het kind wordt beschadigd ligt veel verder, maar is natuurlijk niet helder gedefinieerd. Deze grens zal afhangen van het misdrijf en van het incasseringsvermogen van het kind. De derde grens ligt nog verder weg, en misschien zelfs in het oneindige, omdat er vrijwel geen wettelijke bepalingen zijn over het verhoren van kinderen. In de praktijk is daarom de tweede grens het meest relevant: beschadig de kinderen niet. Maar wie beoordeelt dat?

[...]

In kritieke situaties laat men daarom het verhoor uitvoeren of bewaken door een pedagoog of psycholoog, die kan beoordelen wat het kind nog aankan.

Dat is geen aantrekkelijke taak want, zoals gezegd, de normale fatsoensnorm wordt ruim overschreden.

[...]

In de zaak van Maikel is dit alles niet anders gelopen. Buitenstaanders die hierover geschokt zijn, kunnen maar beter hun naïviteit overboord zetten; of denken zij echt dat de opsporing zonder zulke verhoren kan werken?

De ingewijden die zich geschokt tonen over de rol van prof. Bullens In de zaak Maikel wil ik niet naïef noemen, maar schijnheilig; zij  wisten immers heel goed dat de logica van het strafrecht zulke methoden vereist?

Inmiddels lijkt men bereid het maatschappelijke dilemma op te lossen door een zondebok aan te wijzen. Maar dan wordt met drie maten gemeten. De publieke verontwaardiging over Bullens' rol is ontstaan door de toepassing van een fatsoensnorm die in de  opsporing niet geldig is. De opsporingsambtenaar, het openbaar ministerie en de rechters worden buiten schot gehouden door toepassing van het juridische criterium: niemand heeft de wet overtreden.

Daarbij heeft het rechtssysteem van Bullens verwacht het middelste criterium te hanteren: laat de verhoorders gaan tot de grens waar het kind nog net niet wordt beschadigd. Kan dit meten met drie maten worden voorkomen?

Ja, dat kan. Uiteindelijk moet de rechter controleren of aanvaardbare methoden van onderzoek zijn gebruikt. Het is daarom niet onredelijk dat de rechter zich vanaf het begin bemoeit met het verhoren van kind-getuigen, en daarbij de grenzen vaststelt. Maar dat wil de
rechter niet.

[...]

Mijn schatting is dat er van de 1200 registraties per jaar nog geen tien integraal door de rechter worden gezien.

In plaats daarvan draagt de rechter deskundigen -psychologen en pedagogen -op om de registraties te beoordelen, en om de rechter te rapporteren of de verklaring van het kind betrouwbaar is. Daarmee vermijden zij de pijnlijke kant van dit soort opsporing, en kunnen zij toch op grond van wettige bewijsmiddelen de boosdoeners veroordelen. Het is clean, maar het is niet goed, wantzij leggen het uiteindelijke oordeel in de handen van een deskundige.

[...]

Een belangrijke consequentie is dat aangevers kritisch ondervraagd moeten worden, ook als het kinderen zijn. En dat die ondervragingen zeer ver zullen gaan.

[... H]et aanwijzen van een zondebok lost dit probleem niet op.

Zou men niet beter maatregelen kunnen nemen om valse aangiften wat minder aantrekkelijk te maken? En om rechters te beletten hun verantwoordelijkheid op zo grote schaal te ontduiken?

Prof. dr. W.A. Wagenaar is universiteitshoogleraar aan de Universiteit Utrecht en hoogleraar psychologie en recht aan de Universiteit Leiden.

 

Start Omhoog