Start Omhoog

Fatsoen moet je zíjn

Jurriaan Kamp, Ode, november 2002

De nieuwe regering heeft normen en waarden bovenaan de politieke agenda geplaatst.
'Fatsoen moet je doen', luidt de nieuwe leuze.
Er is zelfs geopperd om de terugkeer van het ouderwetse fatsoen te ondersteunen met een moderne marketing campagne.
Maar zo simpel is het niet meer in de geïndividualiseerde samenleving.
Fatsoen kun je niet opleggen of afdwingen: want elk mens is de waarden.

Ook Zutphen illustreert dat tijden veranderen. Ooit was dit een welwarende hanzestad - een handelscentrum langs de IJssel middenin de 'randstad' van 750 jaar geleden. Oude stadsmuren herinneren nog vaag aan dat verleden. Tegenwoordig is Zutphen een slaperig provinciestadje, waarin nog plaats is voor rust en waar de mensen elkaar begroeten op straat of in de winkel.

Fatsoen, zoals vroeger. De regering van premier Balkenende zou er blij mee zijn. Maar hoe breng je die sfeer van Zutphen terug naar Den Haag - of zelfs naar Amsterdam? Kan dat nog?

Die vraag voert naar het huis van prof. dr C.J . Zwart, emeritus hoogleraar organisatieontwikkeling en menselijke kwaliteit. organisatieadviseur en columnist van Ode. Op een nazomerse middag ontmoet ik hem in zijn werkkamer van waaruit hij uitkijkt over de Berkel, die andere - kleine - rivier van Zutphen.

Een ontmoeting met Cees Zwart (68) is een verademing. Hij verstaat staat de kunst om orde te scheppen in complexe vraagstukken. Als een echte professor formuleert hij zorgvuldig en precies in complete zinnen. Met de voorgelegde vragen weeft hij een betoog. Na afloop weet ik één ding zeker: herstel van fatsoen en normen waarden is geen simpele zaak. Het is niet eens het doel. Laat staan een taak voor een regering. Maar hoe keren respect, rechtvaardigheid, naastenliefde dan wel terug in de samenleving? Zwart begint bij het begin. Een monoloog.

''Normen en waarden worden meestal op één hoop gegooid. maar er bestaat wel een verschil. Waarden zijn universele maatstaven waarmee je gedrag kunt beoordelen - rechtvaardigheid, vrijheid, naastenliefde et cetera. Vervolgens kun je vanuit die uitgangspunten:specifieke afspraken - normen - formuleren voor bepaald gedrag in een concrete situatie.

Vroeger werden zowel waarden als normen eigenlijk van bovenaf opgelegd. Mozes ontvangt de tien geboden op de berg Sinaï van God. In de Egyptische tijd was het de farao die, bij de gratie Gods, de waarden en normen formuleerde. Dat principe blijft ook in latere tijden. Steeds is er een geestelijk of wereldlijk leider - een koning. een paus - die de waarden en normen voor de hele gemeenschap vastlegt. En de mensen werden geacht gehoorzaam te zijn.

In de loop van de vorige eeuw neemt het emancipatieproces dan een vlucht. Vanaf de jaren zeventig noemen we dat individualisering - mensen nemen steeds meer hun lot in eigen handen en het is afgelopen met die vanzelfsprekende gehoorzaamheid. De baas heeft het niet meervoor het zeggen. "Je doet het. omdat ik het zeg" is geen waarde meer van deze tijd. Charismatische leiders zijn tegenwoordig nog slechts met een lantaarntje te zoeken. De hiërarchisch geordende maatschappij hebben we definitief achter ons gelaten.

Het nieuwe ideaal van zelfsturing is mooi - en wat dat betreft zijn we zeker nog niet aan het eind - maar de vraag is: hoe houd je tegelijkertijd de samenleving bij elkaar? Meer fatsoen, herstel van oude waarden en normen, is - denkik - niet het antwoord op die vraag. Dat lukt niet. Mensen zijn zozeer op eigen benen komen te staan. dat ze zich niet laten terugdringen in oude patronen.

In de leuze van de regering hoor ik een nostalgisch verlangen naar oude tijden. Het is een te gemakkelijke neiging om terug te keren naar een oude vorm van afdwingen van geaccepteerd gedrag. Maar we kunnen niet terug naar vroeger. toen een leider van bovenaf de waarden en normen voor de hele gemeenschap formuleerde. Mensen keren niet terug in de oude kuddegeest. Je kan niet meer zeggen dat alle werknemers of werkgevers of alle boeren zich op een bepaalde manier gedragen. Dat collectieve. dat de samenleving eeuwenlang heeft bepaald. . is definitief voorbij.

Dat neemt niet weg dat het noodzakelijk is om de scheef gegroeide verhoudingen te corrigeren. Er is sinds de studentenrevolte van de jaren zestig een onvoorstelbare vrijblijvendheid ontstaan. een cultuur van "alles moet kunnen". Dat is een onzinnig uitgangspunt. Gedogen is de stijl geworden in de samenleving. De geïndividualiseerde. geëmancipeerde burger weet dat de pakkans gering is en die rommelt dus maar wat aan. Daarom is het inderdaad belangrijk dat afspraken beter worden gehandhaafd - dat is overigens wat anders dan pure repressie met machtsvertoon.

Maar met een accent op handhaving van normen bereik je ten hoogste dat de situatie op korte termijn niet verder uit de hand loopt. Met de teugels strakker aantrekken bereik je niet dat mensen leren om uit eigen inzicht te beslissen of bepaalde dingen wel of niet moeten. Wat vind ik nu goed of fout? Dat is de uitdaging. En daarom begint de wezenlijke oplossing bij opvoeding. Elk mens moet leren om zelfstandig keuzes tussen goed en fout te maken. Jonge mensen - kleuters, kinderen - zijn nog niet in staat om zelf te beslissen of iets wel of niet goed is. Hun geweten is in ontwikkeling en in dat proces fungeren ouders als plaatsvervangend geweten. Dat is de zin van opvoeding. Dat je dat plaatsvervangende geweten langzaam laat verdwijnen en het opgroeiende kind geleidelijk aan helpt om de gevolgen - en ook de grenzen - van zijn handelen te leren zien.

Maar die wij ze van opvoeden is op de achtergrond geraakt in de huidige antiautoritaire cultuur. Als kinderen beginnen te jengelen. krijgen ze een snoepje. Op die manier leg je geen innerlijke grenzen aan. Dat doe je overigens ook niet met de knoet. Ouders moeten gewenst gedragvoor leven. Een voorbeeld zijn. Als een ouder door de natuur rijdt alsof het een pretpark is en afval uit het raam gooit, zal ook het kind geen liefde voor de natuur hebben. Ouders vergeten vaak dat er een veel grotere kracht uitgaat van het voorbeeld dat ze geven dan van de maatregelen die ze treffen. Als er aan tafel negatief wordt gepraat over andere mensen of culturen, dan groeit er bij kinderen ook geen onderscheidingsvermogen. Het kan natuurlijk heel goed datje een kind bewust op een gegeven moment in zijn eigen rommel - zijn eigen wereld - laat spelen. Maar ik vind het heel bedenkelijk als kinderen consequent niet leren om hun eigen ellende op te ruimen.

Opvoeding is zo belangrijk, omdat waarden altijd polair zijn. Je moet leren kiezen. We hebben de neiging mooie dingen als waardevol te beschouwen en slechte dingen als waardeloos. Maar rechtvaardigheid krijgt als waarde pas betekenis in verhouding tot onrechtvaardigheid. Vrijheid in relatie tot onvrijheid. Broederschap en solidariteit in relatie tot egoïsme en eigenbelang.

We moeten daarom durven te aanvaarden, dat er niet alleen waarden maar ook "onwaarden " zijn. Er zijn mensen die voor - wat wij beschouwen als - een onwaarde in het leven staan. Een voorbeeld. Veiligheid is een waarde die de laatste eeuwen in onze wereld steeds belangrijker is geworden. Maar als je nu naar Al Qaeda kijkt, geeft die organisatiejuist hoge waarde aan onveiligheid. Al Qaeda probeert vanuit onveiligheid het Westen te ontregelen. In dat opzichten -  dat klinkt bizar - mogen wij Al Qaeda in zekere zin dankbaar zijn. De polariteit tussen veiligheid en onveiligheid is existentieel in de wereld gebracht en dat dwingt de mens om een keuze te maken. En om die keuze gaat het eigenlijk. Het gaat niet om het herstel van oude waarden, maar om datje gewetensvol kiest in de polariteit tussen veiligheid en onveiligheid, tussen vrijheid en onvrijheid et cetera.

Dat wordt steeds meer een individuele afweging. De Joodse psychiater Erich Neumann heeft dat al meer dan een halve eeuw geleden treffend beschreven. Neumann schrijft in mei 1948 op het moment dat de staat Israël wordt uitgeroepen zijn boek 'Dieptepsychologie en een nieuwe ethiek'. Hij blikt terug op de ellende van de Tweede wereldoorlog en steltvast dat de voorheen geallieerden op dat moment al weer bezig zijn elkaar te bedreigen met de ontwikkeling van de atoombom.

Neumann voorspelt dat de grenzen tussen goed en kwaad steeds moeilijker vast te stellen zullen zijn en dat de klassieke gebodsethiek - het van bovenaf opleggen van waarden en normen - dat niet meer kan oplossen. Vroeger werden mensen, als zij de waarden en normen van een gemeenschap overtraden, simpelweg opgesloten of geëlimineerd. Of als het kwaad van buiten kwam werd het op de rug van een "zondebok" de woestijn in gestuurd. Dan,was de samenleving weer gereinigd.

Maar het kwaad is thans niet meer eenvoudig te isoleren. De enige oplossing, die de psychiater Neumann ziet, is dat elk mens op zoek gaat naar "de duistere broeder in hemzelf en die verlost". Het gaat erom datje leert zien dat het kwaad ook een kwetsbaar stuk in jezelf is. Vanuit die beleving kun je de "duistere broeder" in een ander ook durven zien en je gaat op een hele andere manier over goed en kwaad praten.

Daarom is het zo rampzalig dat de regering van president Bush in reactie op de ervaring van de kwetsbaarheid van 11 september alleen maar heeft gezegd: we gaan het terrorisme uitroeien, we gaan Bin Laden uitroken. Inmiddels is duidelijk dat dat niet lukt en dat is ook precies wat Neumann al schreef: je kan het kwaad niet uitroken, je moet het in jezelf opzoeken. Ik zeg daarmee niet dat de Amerikanen slecht zijn, ik zeg datje alleen een stap voorwaarts kunt zetten als je bereid bent het kwaad in jezelf op te zoeken. Alleen vanuit de erkenning van je eigen kwetsbaarheid, van je eigen onvolmaaktheid kun je een stap naar een ander toe zetten.Dan kun je ook een weg naar verzoening vinden.

Elk mens draagt de waarden van de samenleving in zich. Het is niet zo datje de waarden zelfmoet bedenken of dat anderen dat voor jou moeten doen. Je bent de waarden en je voegt met je leven misschien ook wel waarde aan die waarden toe. Dat proces van individualisering is wezenlijk en niet meer omkeerbaar.

Maar vervolgens zijn wij ook sociale wezens en staan wij voor de uitdaging hoe wij ons met elkaar willen verbinden. Er zijn bepaalde regels, afspraken nodig om het intermenselijk verkeer mogelijk te maken. Maar die regels moeten veel meer dan vroeger situationeel worden gevonden - afhankelijk van de relaties in een bepaalde situatie. We gaan van een gebodsethiek naar een situatie-ethiek. En dat is een lastig proces, want we zijn niet allemaal lieverdjes en er zijn ook mensen die zich nergens wat van aantrekken.

Integriteit is belangrijker dan dat je je keurig volgens de regels gedraagt. Als er strafrechtelijke feiten worden gepleegd, moet de samenleving daar natuurlijk tegen optreden. Maar je ziet - en dat is ook het groeiende probleem in de rechtspraak - dat heel veel daden in het sociale leven plaats hebben die net niet volgens de klassieke normen strafrechtelijke feiten zijn, maar waarvan iedereen op zijn klompen aanvoelt dat het onjuist was. Dat gebied is veel groter dan het kleine gebiedje van de klassieke normen van strafvervolging. In dat gebied gaat het om zelfopvoeding en om integriteit.

Het gaat mij erom dat je authentiek bent in je handelen en dat je staat voor de gevolgen. Het zou bijvoorbeeld goed zijn als bedrijven naast hun financiële, sociale en milieujaarverslagen ook een moreeljaarverslag zouden publiceren. Een balans en een resultatenrekening van goed en kwaad. Niet verplicht natuurlijk, want dan werkt het niet meer. In zo'n verslag zou je gemaakte plannen kunnen afwegen tegen de resultaten. Je zou kunnen durven de bedrijfsstrategie in het licht van goed en kwaad te stellen. Wat zijn de effecten van intenties geweest?

Neem de bouwfraude. Een bouwonderneming had in zo'n morele effectrapportage zichtbaar kunnen maken wat de effecten zijn geweest van het besluit om na 1992 toch door te gaan met het maken van afspraken binnen de branche over het verdelen van werk. Wat zijn daar de positieve gevolgen van geweest? Welke de negatieve?

Het gaat erom datje het verhaal van je eigen geschiedenis schrijft. Dat is niet ingewikkeld, maar je moet het wel durven. De parlementaire enquête naar de gang van zaken in Sbrenica was een voorzichtige poging tot zo'n zelfonderzoek. Maar dat verviel uiteindelijk toch in het klassieke patroon van een schuldige - een enkele zondebok aanwijzen. Daarmee ontneem je alle betrokkenen demogelijkheid van het gebeurde en van hun eigen kwetsbaarheid te leren. Het gaat erom samen het verhaal te schrijven -de goede en de kwade aspecten te belichten, zodat het een louterende ervaring wordt voor iedereen.

Ik geloof in het zelfreinigende vermogen van mensen en van de samenleving. Ik ben er steeds weer verbaasd over hoe kennelijk de behoefte ontstaat om met de onverklaarbare dingen in het leven toch weer in het reine te komen. Of het nu gaat om de slavernij, de bouwfraude of het onderwijs, op een gegeven moment komen de miskleunen boven tafel en worden lessen geleerd. Daar mogen we veel meer op vertrouwen.

Maar het is essentieel dat zaken in de openbaarheid komen. De achterkamertjespolitiek is terecht aangevallen, omdat mensen het gevoel hebben dat er een deksel op de pot van de immoraliteit blijft. Immoraliteit is niet schandelijk, maar er moet wel wat mee gebeuren. Als dat gebeurt, als mensen hun kwetsbaarheid, hun fouten durven tonen, vertrouw ik voor het grootste gedeelte van de gewone, dagelijkse gebeurtenissen van het leven op het zelfreinigende vermogen van mens en samenleving. Daarvoor is geen ordehandhaving, geen extra politiemacht nodig, maar het biedt wel meer veiligheid.

De vraag is natuurlijk of de huidige samenleving tot dat 'open gesprek' bereid is. Wat dat betreft ben ik optimistisch. Ik denk dat elke generatie in principe het vermogen heeft om om te gaan met de uitdagingen van het tijdsgewricht waarin die generatie leeft. Als je ziet hoe vanzelfsprekend jonge kinderen vandaag met een computer omgaan; het is net alsof ze dat op een of andere manier - voor hun geboorte - al hebben geleerd. Er is ook geen jong mens meer tegenwoordig die er tegenop ziet om een wereldreis te maken. Ze gaan op een natuurlijke wijze om met de mondialisering. Terwijl wij vroeger - toen ik jong was - al het gevoel hadden dat we een kolossale reis maakten, als we gingen kamperen in de Ardennen.

Daarom denk ik dat de generatie die nu volwassen wordt ook zal kunnen omgaan met de huidige tijdgeest waarin de absolute grenzen tussengoed en kwaad zijn vervaagd en waarin een ieder een eigen antwoord moet vinden op de daaruit voortvloeiende kwetsbaarheid. Ik ontmoet dagelijks jonge mensen - overigens ook oudere - die openstaan voor die uitdaging en die daarin hun weg willen zoeken. Dat geeft mij hoop voor de toekomst.'

 

Start Omhoog