[Home]      [Omhoog]      [Noten in onderframe]      [Literatuur in onderframe]

De zedendelinquent als zondebok

Voorkom geweld - het antwoord van een geloofsgemeenschap

Vertaling van
The Sex Offender as Scapegoat
  Vigilante Violence and a Faith Community Response

Hugh Kirkegaard & Wayne Northey

  Emory.edu/College

Het probleem

In mei 1996 werd een delinquent vrijgelaten uit de gevangenis en geplaatst in een halfweguis in Toronto. Het antwoord van de plaatselijke gemeenschap op zijn aanwezigheid in hun midden was woede en vijandigheid, met aandrang op de autoriteiten dat deze hem zouden wegsturen. Deze situatie, hoewel niet uniek in Noord Amerika, was opmerkenswaardig omdat er een documentaire is gemaakt van deze gebeurtenissen.

De film, De jacht op Bobby Oatway (Hunting Bobby Oatway1), legde de nadruk op de discussie over een veroordeelde pedofiel en incestpleger na tien jaar verblijf in de gevangenis. Het verhaal van zijn slachtoffers en de schade die deze opliepen en zijn eigen geschiedenis van misbruik in zijn kindertijd was weergegeven, evenals de vijandigheid van de plaatselijke gemeenschap en de huisgenoten in het opvanghuis. 

Met name de oproepen van plaatselijke actievoerders en politici om hem uit hun gemeenschap te verwijderen zijn gefilmd. "Bobby Oatway, je bent hier niet gewenst en je bent nergens gewenst", schreeuwde een plaatselijke politicus door een megafoon naar een juichende menigte op straat en de bange delinquent die zich in het halfweghuis verborg. Met een ironische draai van de gebeurtenissen was de dader een slachtoffer geworden.

Deze poging tot verbanning, die ertoe leidde dat Bobby Oatway verzocht terug te kunnen gaan naar de gevangenis voor de rest van zijn tijd uit te zitten, doet denken aan andere verbanningen en andere slachtoffers. het verbroken taboe op seksuele misdrijven, in het bijzonder die met kinderen, schept een soort van 'heilige angst'. Maar alleen dit verklaart niet de onderbuikgevoelens en het geweld dat mensen als Bobby Oatway demoniseert en hem tot onmens en de ergste soort misdadiger bestempelt. Er zijn andere impulsen die dit soort reacties oproepen en die het geweld legitimeren dat dan al te vaak gebruikt wordt. 

Bezien vanuit de nabootsingstheorie rechtvaardigen dit soort gebeurtenissen de vraag: 'Is het mogelijk zo dat seksuele delinquenten  de zondebokken onder ons zijn geworden?'

In het geval van Bobby Oatway's misdrijven was er geen twijfel dat er schade was aangericht en dat de pijn van zijn slachtoffers, duidelijk gefilmd, reëel en betreurenswaardig is, net zoals bij andere seksuele misdrijven. Laten we duidelijk zijn: die dingen horen niet te gebeuren. Voorts moeten we niet alleen de schade erkennen en de dader behandelen, maar ook manieren vinden om de slachtoffers te helpen met hun herstel. 

Maar er is meer: de manier waarop wij de daders in onze gemeenschappen behandelen, zegt iets over ons en over ons menszijn.

Geweld tegen zondebokken

Geweld tegen zondebokken is 

"het mysterieuze verschijnsel dat optreedt in het rechtsstelsel wanneer dat een volksslachting vervangt. Het gaat samen met de effectieve heiligverklaring van geweld dat dan wettig en gelegitimeerd wordt, in tegenstelling tot geweld dat onrechtvaardig, onwettig en niet legitiem is." (Girard 1977, p. 23)

Girard's theorie van het zondebokproces bevat 'legitieme' soorten zondebokvorming door ons rechtsstelsel 2 en niet legitieme vormen zoals buurtacties. Bobby Oatway en vele anderen zijn slachtoffer van beide.

Een van ons ontving kortgeleden deze klagelijke brief van een pedofiel die enige jaren in de gevangenis had gezeten:

"Toen ik vandaag in de zon zat te mediteren, bedacht ik ineens dat ik eens contact met u moest opnemen. ik heb de volgende vragen:

Is er iemand in (...) die de moed heeft mij te helpen om

mij te verdedigen?

de waarheid te vertellen?

de misverstanden en mythen te bestrijden en

mij te genezen?

Is er een bekende persoon, politicus, schrijver, 'profeet, 'die mij daarmee wil helpen?

Of is er enige spirituele waarde te vinden in 

het zich niet verdedigen,

de mythen te laten voortbestaan, of 

de waarheid niet te mogen vertellen? 

Ik zou uw antwoord op deze vragen zeer waarderen.
Gegroet, ......"

Bobby Oatway en elke sekwuele delinquent kent de ervaring van het tot zondebok bestempeld worden door de samenleving. 

De criminoloog John Braithwaite noemt deze ervaring "gestigmatiseerde schaamte" (1989), stoelend op een "degradatie verklaring" (ook een term van Braithwaite, Braithwaite and Mugford, 1994), die zowel het rechtsstelsel als de samenleving al te snel afgeven. Het resultaat is verbanning en zondebokvorming die erg schadelijk zijn. 

Vier processen markeren het zondebokverschijnsel.

Ten eerste: zondebokvorming komt voor als een groep of maatschappij zich in een crisis bevindt.
.

Ten tweede: sommige misdrijven bedreigen de hiërarchische structuur van een cultuur. Juist die roepen zondebokvorming op. 
Girard zegt hierover: 
"Op de eerste plaats gaat het om geweldsmisdrijven die gericht zijn tegen mensen bij wie het als erg misdadig gezien wordt hen aan te vallen, hetzij in het algemeen, hetzij met verwijzing naar een specifieke dader: een koning, een vader, een hoge autoriteit, en in bijbelse en moderne samenlevingen de zwakste en kwetsbaarste mensen, in het bijzonder jonge kinderen. 
Dan heb je de seksuele misdrijven: verkrachting, incest, beestachtig gedrag. Deze overschrijden bepaalde taboes die vanzelfsprekend gevonden worden. 
Dan zijn er de religieuze wandaden zoals heiligschennis. Ook daarmee worden strenge taboes overschreden." (Girard 1977, p. 15)
In een cultuur die zo in de ban is van seksualiteit als de onze is het niet verwonderlijk dat seksuele delinquenten de ergste paria's worden. 
Als alleen overleven het motief was, dan zou moord het ultieme taboe zijn. 
De euveldaden die zondebokprocessen oproepen zijn die welke duidelijk maatschappelijk aanvaarde normen schenden.
.

Ten derde: de daders van een misdrijf dat zondebokvorming oproept hebben kenmerken die het bestaan van een slachtoffer in het leven roepen. 
"Het type groepen dat aan dit criterium voldoet zijn volgens Girard 

de Joden, 

etnische en religieuze minderheden, 

zwak geïntegreerde groepen,

mensen met een lichamelijke of morele afwijking,

randgroepmensen (qua persoon of qua welvaart),

vrouwen,

kinderen en

ouderen. (Redekop 1998, p. 154)

 

De persoon van Bobby Oatway en zijn misdaden kloppen met deze beschrijving. Markant genoeg is de film nagesynchroniseerd vanwege zijn spraakgebrek, het gevolg van een ziekte in zijn kindertijd. Zijn jeugd was getekend door deze handicap.
.

Tenslotte: er wordt geweld toegepast tegen het slachtoffer van een zondebokproces. In het geval Oatway hebben zijn slachtoffers hem na twintig jaar opgespoord en hebben met alle denkbare wettelijke middelen hem het leven onmogelijk gemaakt, zo is op de film te zien. De teksten op de borden van demonstranten bij verschillende van zijn woonplekken drukken moordlustige bedoelingen uit.

 

In het kort gezegd: 

zondebokken zijn 'anders', kwetsbaar, abnormaal - en machtig.

Het geweld tegen een zondebok

gaat over in een cyclus van geweld, zodanig dat de schade aangebracht door de zondebokvorming erger wordt dat de oorspronkelijke door hem of haar veroorzaakte schade. 

"Alle vormen van geweld komen voort uit en leiden tot leiden tot geweld" (Girard 1977, p. 171).

Geweld ligt nooit aan de oorsprong, geweld is altijd een reactie. De gevangenis van de moderne maatschappijen, het ultieme wapen in de 'oorlog tegen de misdaad', is het klassieke voorbeeld van reactief geweld. In de geest van Girard, legt Ivan Illich, zoals samengevat door David Cayley, dit als volgt uit:

"Gevangenissen, zo veronderstelt Illich, weerspiegelen de maatschappij zoals [? de schilderingen van de goden op ?] de oude Griekse zuilengangen. Zij weerspiegelen de sociale verhoudingen en laten ons zo een levenswijze zien dat deels hetzelfde is, maar dat toch heel anders is dan hoe wij leven. 
Gevangenschap roept in bijzondere mate het eigentijdse gevoel op van geen thuis te hebben of op de verkeerde plek beland te zijn. Maar gelijktijdig bevrijd het de mensen van dit gevoel, omdat het zo lijkt dat alleen de gevangenen, de crimilenen dit gevoel van desoriëntatie hebben. Deze dubbele werking is kenmerkend voor religieuze rituelen - en Illich denkt dat het gevangenzetten van mensen uiteindelijk een groot ritueel is dat iemand tot zondebok maakt die we de woestijn in kunnen sturen. We geloven dan dat wij, door onze nare ervaringen op die zondebok te laden, daarvan geen last meer hebben. [...]

De gevangenis is de plaats waar wij de ellende kunnen zien die zo erg is dat we niet durven te erkennen dat wij die zelf ook ervaren. [...]

Het bestaan van gevangenissen maakt het mogelijk de gehele samenleving te veranderen in een ontmenselijkte en onmenselijk makende, zinloze, gemanipuleerde, grenzeloze plek voor mensen met slechts beperkte behoeften waar dan enigerleiwijze in voorzien wordt. [...]

Ik ben er zeker van dat binnen de komende vijf jaar deze of gene goede antropoloog het gevangenissysteem zal uitleggen als een groot religieus ceremonieel dankzij hetwelk onze samenleving - ik zeg niet: leefbaar wordt, maar: niet in zal storten."
(Cayley, 1998, pp. 82 & 83)

Gil Bailie schrijft over de executie van de seriemoordenaar Theodore Bundy in 1989, toen honderden mannen, vrouwen en kinderen in een feestelijke stemming rond de gevangenis van Florida kampeerden als was het, zoals een verslaggever het zei, carnaval. Dezelfde verslaggeven beschreef het gebeuren als "een wrede actie [.. verricht] in de naam van de beschaving" (1995, p. 79). Baily denkt aldus verder door op dat commentaar:

"Het is moeilijk een beknoptere samenvatting te geven van de onderliggende antropologische dynamiek: een wrede actie [.. verricht] in de naam van de beschaving, een verbanning of executie die resulteert in sociale harmonie. Als de zwakke rechtvaardigingen van afschrikking en vergelding weggevallen zijn, blijft het kale feit over: een wrede actie [.. verricht] in de naam van de beschaving. 
Als wij mensen te veel morele bezwaren zien in het onbeschaamd verheerlijken van de beschaving die daardoor mogelijk werd gemaakt, moeten we de cultuur maar weer opnieuw uitvinden. Dit is wat Nietsche met zijn sombere kijk zag. Dit is wat Pulus bedoelde toen hij schreef dat de oude orde had afgedaan (1 Kor. 7:31). Dit is het centrale thema voor de antropologie van onze tijd." 
(1995, p. 79)

Het onzichtbare van deze dynamiek is een deel van zijn kracht. Men herkent niet dat het geweld tegen een zondebok een spiegelbeeld is van het oorspronkelijke geweld. Vandaar ook Jezus' woorden aan het kruis: "Vader, vergeef hen, want zij weten niet wat zij doen" (Lucas 23:34a). Dat het het verdiende loon is, is voor de zondebok tegelijkertijd heel helder. Het 'slechte' geweld gepleegd door de zondebok is door een wonderlijke chemische reactie veranderd in het 'goede' geweld van de zondebokvorming, veelal op legale wijze. De meest duidelijke uiting van dit proces in het geval van misdaden, is het strafrechtstelsel zelf. Burgerlijke acties zijn daar ook een deel van. De eensgezindheid van de menigte, de spontane acties van iedereen en het gevoel van een catharsis na het geweld brengt rust en vrede in de samenleving.

De onzichtbaarheid van het zondebokproces is precies wat Helen Prejan heeft geholpen om de filmversie te maken van haar boek De wandelende dode (Dead Man Walking). Zij schreef:

Ik ben ervan overtuigd dat, als we de executies openbaar zouden maken, de marteling en het geweld ontmaskerd zouden worden, en we beschaamd over zouden gaan tot het afschaffen van executies." 
(1993, p. 197)

Daarom is Prejean voorstander van live tv-uitzendingen van executies. We weten echter door haar film en van andere zoals Clint Eastwood's Onvergefelijk (Unforgiven) dat het ontmaskeren van dat geweld weer nieuw geweld teweeg brengt. Geconfronteerd met onze eigen gewelddadigheid kunnen we gewelddadiger worden. Zoals Girard heeft aangetoond, is de geschiedenis van het Christendom één grote ontmaskering van het legitimeren van geweld. Desondanks heeft de meerderheid van de Christenen sinds de vierde eeuw hetzelfde geweld van staatswege ten toon gespreid en ondersteund dat haar Stichter heeft vermoord. 3

Een commentator op Girard schreef:

"het hoofddoel van Girards geschriften is om de morele en psychologische onjuistheid van deze vorm van het heil zoeken [het geweld van de zondebok-aanwijzende menigten] te onthullen en te veroordelen. 
Hij voltooit zijn uitleg door uiteen te zetten waarom hij sociale verschijnselen wantrouwt. Als een samenleving iemand ter dood brengt vanwege hun vermeende schuld of onmenselijke aard, dan ziet Girard een mechanisme aan het werk dat individuen opoffert voor een verondersteld groter goed. het zondebokmechanisme is de ene kant van het dilemma van het menselijk bestaan: 

of  een samenleving maakt slachtoffers om aan de psychologische behoeften tegemoet te komen die zijn opgeroepen door het wezenlijk ziek zijn van die samenleving, 

of de mensen volgen de weg van het Koninkrijk Gods, ofwel hebben hun naasten lief."
(Bellinger, forthcoming, pp.117 & 118).

De zedendelinquent als zondebok

Er zijn twee kenmerken van de hedendaagse samenleving die ertoe bijdragen de seksuele delinquent als zondebok te zien. Beide weerspiegelen in zekere zin 'het wezenlijk ziek zijn', de crisis tegen het einde van het tweede millennium. 

Het eerste kenmerk is de geobsedeerdheid van de Noord-Amerikaanse samenleving met seksualiteit. 

het tweede kenmerk is het gevolg van een toenemende globalisering van de economie en de onzekerheden die een dergelijke verandering met zich meebrengt. 

Van televisieprogramma's als dat van Jerry Springer tot de seksuele neigingen van de president, is de gehele cultuur doorspekt met seksuele hoogstandjes. Die obsessie betreft ook de seksuele misdrijven. Het artikel Het fakkel lied; de grenzen van geweld en verlangen (Torch Song: At the peripheries of violence and desire, Harper’s Magazine, Augustus 1998) onderzoekt de beide kanten van dit verschijnsel. Het zijn de opmerkelijke memoires van een misdaadverslaggever en zijn persoonlijke zoektocht naar de duistere kant van de seksuele obsessie, hoe professioneel hij het gebied van de seksuele misdaad ook onderzocht heeft. Hij bedacht het volgende:

"Er zijn bij mijn weten vijf waarheden. Ze komen voort uit mijn onderzoekingen.

  1. Niemand kan met kinderen omgaan.

  2. Maak de zaak na twee jaar openbaar.

  3. Breng een vrouw altijd tot aan haar auto ongeacht het tijdstip, dag of nacht.

  4. Spreek er niet over; niemand wenst hiervan te horen.

  5. Niemand kan met kinderen omgaan."

"Het vierde punt is een ijzeren wet. We liegen over seksuele misdaden omdat we liegen over seks. We liegen over seks omdat we bang zijn voor wat we werkelijk van binnen voelen en we deinzen terug als anderen doen wat wij voelen. De amerikaanse samenleving is altijd eerlijker geweest over moord ("Ik zou hem wel willen villen!" kun je hardop zeggen), dan over de plannetjes die we met elkaars lijf hebben."
(Harper’s, 1998, pp.46-47)

  Bowens conclusies in het artikel onderschrijven de dunne scheidslijn die er is tussen een seksuele misdadiger en de gemiddelde mens in deze cultuur; ze ontmaskeren dat wij allen in staat zijn impulsen te volgen die onszelf en anderen schaden.

"Wie ben ik?

Een man die een land bezocht heeft waarin impulsen die we allemaal hebben heel erge dingen zijn geworden.

Een man die dit besef weet te dragen en het niet meer kan ontkennen, een man die niet langer zo maar kan spreken van gestoorden, verkrachters, idioten of uitschot.

Een man die weet dat er in ieder van ons een grens zit die we niet precies kunnen aangeven, die met het uur en met onze stemming verandert, maar die er wel degelijk is. Als we die grens overschrijden verraden we onszelf en iedereen en worden we verbannen van ons eigen innerlijk. 

Een man die een beest kan zijn, maar die geen voyeur mag zijn.

Een man die stilletjes in de tuin zit te treuren bij een fles whisky, die weet dat hij naar een ander land moet gaan en toch nooit zal vergeten wat hij heeft gezien en gevoeld. Houd je gedeisd. En probeer niet al te veel te liegen."
(Harper’s, 1998, p. 54)

 

 Zoals hierboven al gezegd is, is het niet verwonderlijk dat een seksuele delinquent de ergste paria wordt in zo'n samenleving. Zij doen zo maar, geen last hebbend van de grenzen van een gezonde seksualiteit, wat anderen zich fantaseren aan verhalen over vrije seks. Zodoende bedreigen zij de gevestigde orde, de afspraak dat we wel met die grenzen flirten maar ze niet overschrijden. En als we dat doen, 'houden we ons', zoals Bowen het zegt, 'gedeisd en proberen we niet te veel te liegen'.

Een tweede factor die heden ten dage bijdraagt een het gevoel van een crisis die de behoefte aan zondebokken doet opkomen is het gevolg van de globalisering van de economie. 

David Cayley klaagt erover dat in het Westen in de laatste twee decennia geen zinnige discussie meer gevoerd wordt over het strafrechtstelsel, terwijl gelijkertijd dit stelsel steeds meer gepolitiseerd wordt (1998, pp. 30-42). 

Zygmunt Bauman oppert dat er sterke krachten aan het werk zijn onder de toenemende zorg over veiligheid en angst voor misdaad; dit is het gevolg van genoemde verandering. Het heeft niets te maken met de echte realiteit inzake criminaliteit, maar alles met de behoeften van een groeiende globale economie. In Globalisering, gevolgen voor de mensheid (Globalization: The Human Consequences, 1998) oppert Bauman:

"Er is een meer dan toevallige samenhang tussen het laten overgaan van de onzekerheid van het laat- of post-moderne leven in grote zorgen over de eigen veiligheid enerzijds, en anderzijds het nieuwe verschijnsel van de onmacht van de nationale politiek in het tijdperk van de globalisering."
(1998, 0. 120)

Op deze achtergrond van een snel veranderende globale economie zorgen de onzekerheid over een baan en het groeiende leger werklozen voor een economisch en sociaal probleem. Welnu, zegt Bauman, degenen die wij de criminelen noemen vormen de ideale figuren om zondebokken van te maken in die crisis.

"het gevoel van onzekerheid concentreert zich in de angst voor de persoonlijke veiligheid, welke op zijn beurt de onvoorspelbare figuur van de vreemdeling in beeld brengt. Vreemden op straat, insluipers rond het huis, inbraakalarm, buurtsurveillance, bewaakte hekken om het huis - allemaal dienen ze hetzelfde doel: onbekend volk weg te houden. 
De gevangenis is alleen maar de meest radicale vorm van vele andere maatregelen - verschillend in de veronderstelde mate van effectiviteit, maar niet in wezen. Mensen die opgegroeid zijn met inbraakalarm en dergelijke systemen zullen van nature voorstanders zijn van gevangenisstraffen, en van steeds zwaardere gevangenisstraffen. Dit bindt de mensen op een prettige manier - er is weer orde in de chaos van het bestaan."
(1998, p. 122)

Een kort verhaal van onze ervaring in het werken met zedendelinquenten

illustreert dit verband tussen de verschillende gebeurtenissen:

In november 1994 verschenen de eerste aanwijzingen in de pers dat een bekende Canadese projectontwikkelaar met vele internationale investeringen in geldelijke problemen zat. Toch waren de belangrijkste kranten in Toronto en de landelijke pers wekenlang maar met een ding bezig: de aanstaande vrijlating uit de gevangenis van een laag-intelligente pedofiel net name "Fred". 4

Lange artikelen gaven bijzonderheden over het leven van de chronische alcoholist en recidivist die verder alleen op de wereld stond. Freds geschiedenis begon al met diefstallen in zijn vroege tienerjaren, seksuele spelletjes met en het betasten van kinderen in parken, dat waren de onderwerpen waarover de mensen zich druk maakten en die de aandacht kregen in de dichtst bevolkte provincie van Canada. 

Tezelfdertijd werd de projectontwikkelaar failliet verklaard, hetgeen de Canadese banken en indirect de Canadese belastingbetaler biljoenen dollars kostte vanwege niet betaalde schulden. In dezelfde kranten die vol stonden met verhalen over "Fred" kreeg de komende financiële ramp van het ineenstortende rijk van de projectontwikkelaar alleen een klein berichtje op een binnenpagina toebedeeld. 

Temidden van deze complexe realiteit werden de Fred's en de Bobby's in onze samenleving de personificatie van alle wat mis was met de lokale gemeenschap, de economie, onze gezinnen en onze samenleving. Zij werden werkelijk de ideale zondebokken, op maat gesneden voor de crisis die was opgeroepen door een cultuur die enerzijds gefixeerd was op seks en die anderzijds economisch en sociaal aan onzekerheid leed door de nieuwe economische orde. 

Het antwoord van een geloofsgemeenschap

Herstellend recht 5

In 1974 leefden twee jongeren die hadden gedronken en al door de politie tot de orde waren geroepen hun frustraties uit in de kleine gemeenschap van Elmira, Ontarion, door 22 auto's en huizen te beschadigen. 

Enkele maanden later erkenden zij schuld aan de tenlasteleggingen en vroeg de rechter Gordon McConnell in Kitchener om een reclasseringsrapport. Mark Yantzi, de reclasseringsambtenaar van Mennonite die het rapport zou schrijven, nam contact op met een vrijwilliger van het plaatselijke comité ter zake, Dave Worth. beide hadden recente rapporten gelezen van de Commissie ter Herziening van de Wetten in Canada, waarin gesteld werd dat verzoening een belangrijk aspect was van het strafrecht. Zij beseften ook dat verzoening een centraal begrip was in hun christelijke geloof. 

Yantzi stelde in zijn rapport voor dat het de jongelui goed zou doen om hun slachtoffers te ontmoeten en zo hun leven te beteren. het idee sprak rechter McConnell wel aan en hij besprak het met de reclasseringsambtenaar. De rechter zei dat het idee verdienstelijk was, maar dat het niet gebruikelijk was in de Westerse jurisprudentie. Desondanks nam hij een profetische beslissing toen hij bij zichzelf bedacht "waarom niet?" en hij stelde het oordeel uit tot Yantzi en Worth de jongelui in contact hadden gebracht met hun slachtoffers. Aldus geschiedde en uit die ervaring kwam het eerste "verzoeningsproject van dader en slachtoffer" voort. 

Dit  verhaal, in de strafrechtsherzieningsbeweging bekend geworden als "het geval Elmira" 6 werd spreekwoordelijk en ging de hele wereld over. Al meer dan 200 bemiddelingsprogramma's in Noord-Amerika vonden hun voorbeeld in het programma dat tot stand kwam in een samenwerkingsverband tussen Justitie in Ontario en de Reclassering in Mennonite. Nu bestaan er ettelijke honderden van zulke programma's in Europa en elders. 

Een stukje geschiedenis en antropologie 7

Om de context te begrijpen van het opkomen van een verzoenend optreden van het recht, tegen het eind van de twintigste eeuw, zijn enkele historische en antropologische opmerkingen wellicht van nut.

Bijna een millennium geleden, aan het eind van de elfde eeuw, vond er in Europa ene historische verandering plaats die wel "de Paapse  Revolutie" is genoemd. In die tijd vestigde het gezag van de Kerk zich bij alle inwoners en vorstenhuizen van Europa; de grote universiteitssteden kwamen op en de wettelijke traditie van het Westen begon op te komen; er werden nieuwe wetten geformuleerd, bestudeerd en uitgevaardigd in de gehele Westerse wereld. 

In een invloedrijk samenspel tussen kerk en samenleving, te ingewikkeld om in een kort artikel te beschrijven, begonnen de seculiere staten de manier over te nemen waarop de Kerk met haar in godsdienstig opzicht afvalligen omging. Deze "sociale ketters" kwamen onder nieuwe wetten op als "criminelen", als wier slachtoffers niet de eigenlijke benadeelden werden gezien, maar "wij, de Koning(in)", of, later, onder de grondwet van de Verenigde Staten, "wij, het volk". 

Zo ontwikkelde het strafrechtsysteem zich in het Westen van rechtspraak tussen gemeenschap en slachtoffer tot  rechtspraak tussen de staat en de dader. De eerste vorm was de lijn geweest van de klassieke Hebreeuwse cultuur, van de Romeinse rechtspraak bij conflicten tussen de burgers onderling, en van vele Afrikaanse en Noord-Amerikaanse en andere inheemse culturen voor het koloniale tijdperk. Bij de heropbouw na de Tweede Wereldoorlog was Japan het eerste geïndustrialiseerde land dat gecharmeerd was van een meer op verzoening gericht rechtsstelsel.8

De verandering van deze benadering van de rechtspraak in het Westen begon toen de Noormannen in 1066 Brittannië veroverden. De staat begon in die eeuw, zoals een criminoloog het uitdagend uitrukte, het criminele conflict van de gemeenschap te stelen. 9 Het is nog altijd een schok voor sommige slachtoffers dat hun naam zelfs niet genoemd wordt in het vonnis; ze zijn al een millennium geleden vervangen door "Wij, de Koning(in)" of "wij, het volk". Een slachtoffer vn verkrachting beschrijft haar fantasie om op elke verjaardag van de verkrachting de Koningin in Buckingham Palace op te bellen om te vragen hoe het nu met haar gaat. 

Het doel van de wet veranderde drastisch mee. Voorheen lag de nadruk erop de schade bij het slachtoffer te herstellen, wat men in de oude Hebreeuwse cultuur "het herstel van de shalom" noemde. met het toenemen van de macht van de vorsten, werd het doel het handhaven van het gezag van de staat.

De kerken in het Westen ondersteunden deze aanpak, hetgeen leidde tot een huwelijk tussen kerk en staat; die ontwikkeling legde enerzijds de nadruk op het feit dat de dader de wet geschonden had, zonder zich druk te maken op de rehabilitatie van het slachtoffer. Anderzijds berustte het stelsel op de oude Romeinse slavenwetten die de ergst denkbare straffen oplegden aan de daders. 10 Deze wijze van reageren op misdaad staat bekend als "straffende rechtspraak" en deze heeft de Westerse rechtspraktijk een millennium lang bepaald. 

Waar kwamen die zo gewelddadige ideeën over het straffen vandaan?

Dit is een antropologische vraag. Antropologie bestudeert culturen door een stapje terug te doen en ze te bekijken als iemand die van buitenaf komt. Als we ons die vraag stellen voor alle culturen, dan betoogt René Girard dat in feite geweld de basis is onder alle cultuur, geweld dat een zondebok in het leven roept en zo de sociale cohesie op gang brengt. 

Het zondebokmechanisme zoals dit hierboven beschreven is komt op teneinde het geweld weg te hevelen uit de gemeenschap, daarmee een tijdelijke rust scheppend voor de samenleving. In religieuze culturen nam deze vorm van geweld steeds de vorm aan van mythen, rituelen en voorschriften die het geweld tegen de slachtoffers [van het zondebokproces] legitimeerden. In het seculiere Westen is het ergste soortgelijke zondebokritueel de Holocaust geweest. 

Het was juist het verzet tegen de excessen van allerlei vormen van geweld tegen zondebokken, dat enkele menslievende Christenen in 1790 in Philadelphia, Pennsylvania, hiervan afstand wilden nemen en de heropvoeding van de misdadiger meer de nadruk wilden geven. Als ze alleen al iedere misdadiger in een cel konden zetten met stilte en een Bijbel, zou het geweld zeker ophouden en zou de misdadiger berouw krijgen. De nieuwe naam voor dit antwoord op criminaliteit was boetedoening. het nieuwe motief was heropvoeding, niet vergelding. 

Het idee sprak velen aan en doet dit nog steeds velen overal ter wereld. Maar al ras werd het duidelijk dat, waar de vroegere zondebokrituelen lichamelijke wonden sloegen die nog wel geheeld konden worden, de boetedoening geestelijke schade aanrichtte die vrijwel niet te herstellen was. Als dit al niet zo bedoeld was, dan kwam er toch een nieuw zondebokritueel voort uit die vorm van boetedoening, die de psyche van de veroordeelde aantastte. En dan, hoe deze verloren ziel weer terug te plaatsen in de samenleving? 11

In de context van het proces van zondebokvorming is wellicht de belangrijkste vraag die een verzoening nastrevend strafrechtstelsel opwerpt:

"Waarom zou je mensen schade toebrengen die andere mensen schade hebben toegebracht, om hen te leren dat het verkeerd is om mensen schade te berokkenen?"

De visie achter een verzoenend strafrechtstelsel neemt afstand van een 'stigmatiserend  beschuldigend' zondebokmechanisme, in ruil voor een 'her-integrerend beschuldigende' manier van geweldloosheid in een poging om de eindeloze vicieuze cirkel van geweld in onze samenleving definitief te verbreken. 12

Kringen tot steun en tot verantwoordelijkheid

Met op de achtergrond deze visie op een verzoenend rechtstelsel en de harde werkelijkheid van het tot zondebok verklaren van misdadigers heeft de geloofsgemeenschap in Ontario een antwoord gevonden op het dilemma van de seksuele delinquenten die uit de gevangenis terugkeerden naar de samenleving. Met het oog op de dreiging van situaties als die van Bobby Oatway en de heftige reactie van het publiek, heeft een kleine groep mensen van de Kerk van Mennonite in 1994 een groep gevormd rond een soortgelijke dader in Hamilton. 

Zij hielpen hem een huis te vinden en zijn plaats in de gemeenschap te hervinden, zij spraken met de politie, de media en met de activisten die hem wilden verbannen. Dagelijsk bezochten leden van de groep hem; zij steunden hem en wezen hem op zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van de samenleving. Hun creatieve antwoord op deze veroordeelde pedofiel in hun gemeenschap werd het model voor een andere geloofsgemeenschap in Toronto, om enkele maanden later net zo te reageren op de vrijlating van een andere seksuele delinquent.

Het resultaat van deze initiatieven om enerzijds op de angst in de samenleving te reageren en om anderzijds op de behoeften van de vrijgelaten gevangene, was het ontwikkelen van een model dat bekend geworden is als "Kringen tot steun en tot verantwoordelijkheid". 

Gemotiveerd door het idee om de zorgen over de veiligheid in de samenleving serieus te nemen, hebben die kringen geweigerd de dader als een zondebok te bestempelen. Wij wilden op de eerste plaats geen slachtoffers meer, ook geen slachtoffers van een zondebokproces. Daarom benadrukken de uitgangspunten van dit model de menselijkheid van de dader zowel als van diens slachtoffers, en de verantwoordelijkheid van de samenleving om met allebei aan het werk te gaan teneinde herstel en een verantwoorde levenswijze te bereiken. 13

Toen wij eenmaal bewust met dit werk begonnen waren en het uitbreidden tot andere daders in andere gemeenschappen, heeft het Centraal Comité in Mennonite, met zijn ervaring met initiatieven voor verzoenend recht, ermee ingestemd een project te ondersteunen dat gericht was op de herintegratie van voorwaardelijk vrijgelaten seksuele delinquenten. 14

Ons onderzoek bracht een dramatische groei aan het licht van de aantallen seksuele delinquenten in de Canadese gevangenissen in de laatste twintig jaar. Dit bleek het resultaat te zijn van de afgenomen tolerantie ten opzichte van seksueel en fysiek geweld in de maatschappij en het toegenomen aantal aangiften dat op deze verandering van de publieke opinie volgde. 15

Het probleem is dat, ook al hebben de daders hun tijd uitgezeten, hun behandeling voltooid en zijn ze voorwaardelijk vrijgelaten, de samenleving hen nog steeds niet tolereert.

Het model dat voortkwam uit onze ervaringen was een ambulante benadering door vrijwilligers met professionele ondersteuning, met vier tot zeven vrijwilligers in een kring gevormd rondom een dader die in de samenleving is teruggekeerd. Politie-  en andere beroepsmensen kunnen, evenals familieleden en vrienden, deel uitmaken van deze kringen, hetzij permanent, hetzij op het moment dat ze nodig zijn. 

Het werk van de kring vindt plaats in dagelijkse contacten tussen individuele kringleden en het centrale lid [de ex-gevangene], in een café of ergens in de stad, en in een wekelijkse bijeenkomst waar de zaken besproken worden. Alles is daar bespreekbaar, van de praktische problemen om woonruimte te vinden tot het idee dat het centrale lid zich weer in de richting van zijn 'delictpatroon' 16 begeeft. Het doel van de kring is niet om therapie aan te bieden, maar om te dienen 'tot steun en tot verantwoordelijkheid'. 

De meeste vrijwilliger komen van de kerken die zich bezig houden met het werk voor ex-daders, vluchtelingen, zwakbegaafden en andere groepen die vanouds aan de rand van de samenleving staan. Zij zijn opgeleid op een aantal gebieden zoals groepsdynamiek, patronen van seksuele misdrijven, wetskennis en de uitgangspunten van het verzoening bevorderend strafrechtstelsel. Deze vrijwilligers verbinden zich om met de ex-dader, het 'centrale lid van de groep', te werken en het 'centrale groepslid' verbindt zich om met hen mee te werken. Deze afspraken zijn opgeschreven in een 'convenant', een overeenkomst die de verwachtingen over en weer uiteenzet. 

De 'centrale leden' van de kringen zijn mensen die, gezien hun voorwaardelijke vrijlating, gezien worden als mogelijke recidivisten. Daarbij hebben ze veel problemen, weinig of geen steun vanuit de samenleving; het zijn in potentie 'moeilijke gevallen'. Een voorwaarde voor deelname aan de kringen is dat zij dit op basis van vrijwilligheid doen. 

De kringleden onderhouden contact met met de beroepsmensen die te maken hebben met hun 'centrale lid', zoals de politie,  reclasseringswerkers en artsen; dit helpt de vrijwilligers om hun centrale kringlid goed te ondersteunen en hem verantwoordelijk te helpen leven, terwijl het de beroepsmensen helpt dat centrale kringlid beter te begrijpen. 

 

Waar nodig komt de kring op voor hun centrale kringlid bij anderen, bijvoorbeeld de huisbaas. 

Zo nodig confronteert de kring hun centrale lid met zijn houding of gedrag als dit tot recidive zou kunnen leiden.

De kring bemiddelt bij conflicten met de samenleving en anderen, bijvoorbeeld gezins- of familieleden en zelfs voormalige slachtoffers.

De kring vergezelt hun centrale kringlid bij problemen en crisis situaties.

De kring viert met hem zijn verjaardag, andere gedenkdagen en de belangrijke stappen bij het terugkeren in de samenleving.

Kortom, de kring probeert 'het samenleven te herstellen' op een praktische en realistische manier, staande rond iemand die door zijn daden 'uit de samenleving is verstoten'. 

Het samen-leven herstellen

In de afgelopen vijf jaar heeft het eerste project in Toronto 32 steunkringen opgericht in Toronto en Hamilton. Van die [32] cliënten hebben er tot op heden twee gerecidiveerd, een met een vermogensdelict en een met een seksueel delict. 
Vanwege het succes van deze benadering hebben in het afgelopen jaar zes kerkelijke gemeenschappen in Canada nieuwe steunkringen opgericht; er zijn er nu 45. De meeste kringen bestaan tussen de 18 en 24 maanden, een bestaat er al vijf jaar. Voor cliënten die zwak functioneren en veel steun behoeven is deze vorm van bewuste gemeenschapsvorming noodzakelijk om op den duur goed te kunnen functioneren in de samenleving. Voor anderen kan de hulp van de steunkringen om te herintegreren in de maatschappij minder lang nodig zijn. Desondanks duren de relaties met de vrienden die zij in de kring gemaakt hebben, die hun geschiedenis kennen en door wie zij ook aanspreekbaar zijn op hun gedrag, voort tot lang nadat de steunkring formeel is opgeheven.

Het symbool, ofwel het beeld van een kring is de drager geworden van een veel bredere visie dan wij hadden verwacht toen we vijf jaar geleden onze eerste twee cliënten begonnen te helpen. Het is gaan spreken tot de verbeelding van anderen die op gelijke wijze beantwoord hebben aan de behoefte om het samen-leven te herstellen met veroordeelden die terugkeerden in de samenleving; in het bijzonder, maar niet uitsluitend voormalige seksuele delinquenten. 

Soms overlapten deze kringen andere kringen in de maatschappij, en dit konden ook kringen zijn waarin slachtoffers hun herstel zoeken; dit maakte het werkelijk mogelijk om het samen-leven te herstellen dat aangetast was door seksueel geweld en misbruik. De hoop hierop wordt wellicht het best uitgedrukt in het symbool van de mandorla, 17  het oud-Keltischse symbool van genezing, de vorm van een amandel, gemaakt door het laten overlappen van twee cirkels - een plek voor genezing, heel-wording.

De Noorse criminoloog Nils Christie heeft opgemerkt dat 

"veel afwijkend gedrag een uitdrukking is van iets, een onhandige poging om iets te zeggen. Laat een misdrijf dan het beginpunt zijn van een echte dialoog, niet voor een even onhandig antwoord in de vorm van een nieuwe portie leed."
(1981, p. 11)

In wezen zijn de kringen tot steun en tot verantwoordelijkheid een poging om ruimte te scheppen voor een echte dialoog. De noodzaak van die dialoog ontstaat nadat het gevangenissysteem al een flinke portie leed heeft toegebracht en de veroordeelde terugkeert in de samenleving. Er bestaan bezoekprojecten zoals het M2/Wr Programma, aalmoezeniers, Vrienden van gevangenen, Alternatieven voor geweld en andere niet-religieuze groepen; op die manier kan de dialoog in feite al beginnen terwijl de veroordeelden nog in de gevangenis zitten. 18

Velen zijn getuigen geweest van de vijandigheid van de samenleving tegenover mensen als Bobby Oatway en andere seksuele delinquenten. Hoe vindt nu de dialoog plaats die het geweld van het zondebokproces vervangt, die ingaat op wat er werkelijk nodig is, zowel voor de gemeenschap en de veiligheid, als voor de veroordeelde om zijn leven weer op te bouwen op een verantwoordelijke wijze? In de kringen hebben wij ervaren dat wij, als wij de veroordeelde en de samenleving dit type dialoog helpen voeren, er iets te bereiken valt. 

Het kan best zo zijn dat we, door de seksuele delinquenten, of de mensen die we als zodanig beschouwen, te omarmen in plaats van ze uit te stoten, we een stuk van onszelf in de armen sluiten. 19  Op een paradoxale manier heeft de seksuele delinquent ons iets te leren over onszelf, onze eigen seksualiteit en onze opvatting van samen-leven.