Start Omhoog

Paranoïde ouderschap

Wees niet zo bang en wees een goede ouder

 

Inleiding

Vertaling van de Introduction van 
Paranoid Parenting, Abandon Your Anxieties And Be A Good Parent,
Frank Furedi, 2002, Allan Lane.

Tony heeft zijn onderwijzersbaantje er aan gegeven. Hij zou het zelf niet zo noemen, maar het is de ouderlijke paranoia die hem de West Sussex basisschool uitjoeg, waar hij drie jaar had gewerkt. Tijdens zijn opleiding had hij bedacht dat hij wel eens gevloerd zou kunnen worden door de lastige taak om met kleine herrieschoppertjes om te gaan. Maar  hij was niet voorbereid op de taak om met moeilijke, want bezorgde ouders om te gaan. De meest belastende taak in zijn werk als onderwijzer was het omgaan met bezorgde moeders. 

Hij zucht als hij vertelt van de moeder die erop stond achter de schoolbus aan te rijden om er zeker van te zijn dat haar zoon veilig in Frankrijk aan zou komen. Hij zucht vermoeid als hij zich herinnert dat een schoolreisje naar zee, gepland voor een klas vijf-jarigen, niet doorging omdat twee ouders zich er bezorgd over maakten dat hun kroost drie kwartier in een privé auto zou moeten reizen. Zijn die auto's wel veilig? Wie gaat er mee naar het toilet? Wie verzekert mij dat de veiligheidsgordels wel in orde zijn? Zijn die auto's wel altijd rook-vrij geweest, of wordt mijn kind daar slachtoffer van passief roken? De geplande piraten-dag aan het strand eindigde in een dagje op het schoolplein met gefantaseerde zee, zand en avonturen, alle pedagogische bedoelingen ondermijnend. Door de irritatie over al deze 'problemen' -- alleen bestaande in de gedachten van de ouders -- zocht en vond Tony een loopbaan buiten het onderwijs.

Het is natuurlijk normaal dat ouders bezorgd zijn over het welzijn van hun kinderen. Ouderlijke bezorgdheid is niets nieuws. Een blik in de pagina's van The Nursery World van twintiger en dertiger jaren laat wel zien dat onze grootouders geplaagd werden door dezelfde zorgen en angsten die de vaders en moeders van vandaag kwellen. Een veelbesproken onderwerp was toen: Ontwikkelt mijn kind zich wel normaal? Driftbuien, verlegenheid, agressie, jaloezie, duimzuigen, nagelbijten en niet slapen werden regelmatig vermeld in brieven van bezorgde ouders. Velen vroegen om een antwoord over wat 'Tante Ans', die de vragenrubriek verzorgde, "een probleem zo oud als het ouderschap: luisteren ze wel?" noemde.

Het mag dan wel lijken alsof er niets is veranderd, maar onder de oppervlakkige gelijkenis gaan grote verschillen schuil. Ouderlijke bezorgdheid betrof toen problemen binnen het gezin. De gezondheid van de kinderen in lichamelijk, psychisch en moreel opzicht hield de mensen bezig, druk als ze waren de kinderen op de wereld buitenshuis voor te bereiden - op school, loopbaan en huwelijk. En natuurlijk was de vorige generatie vaak genoeg bezorgd dat hun kinderen slecht gezelschap opzochten en voor galg en rad zou opgroeien, maar de zorgen van onze grootouders werden toch op een heel andere manier naar voren gebracht dan vandaag de dag gebeurt.

Als we zo de zorgen van de ouders lezen zoals die in de twintiger jaren gepubliceerd zijn, is het iets van 'Het gezin loopt lekker, maar er is een kleinigheid waar we iets meer over willen weten.' In onze tijd geven de rubrieken in de ouderbladen de indruk dat het gezinsleven helemaal niet lekker loopt, dat ouders de boel helemaal niet meer in de hand hebben en dat alles aanleiding geeft tot vragen. In plaats van zich over een bepaalde kwestie bezorgd te maken, ziet het er naar uit dat de ouders alle vertrouwen in zichzelf kwijt zijn.

De ouders die nu de rubrieken van de bladen volschrijven geven niet de indruk dat ze zich vragen stellen over dot of dat aspect van het opvoeden. Velen lijken eerder overspoeld te zijn door het hele scala aan lastige problemen. Het begint er nu op te lijken dat elk klein probleempje -- hoe krijg je een kind zindelijk, wanneer kun je ze alleen thuis laten, moet je ze dwingen om groente te eten -- tot een veel groter probleem gemaakt wordt door een algemene crisis van ouderrijke zenuwachtigheid. Dit roept de gedachte op dat er iets essentieels veranderd is in de manier waarop ouders op hun kinderen passen. Het meest duidelijke kenmerk van deze tendens is de algemene paniek over de veiligheid van kinderen.

De laatste jaren is er geen onderwerp met meer argusogen bekeken dan de veiligheid van kinderen. Het onderwerp is zo beladen geworden dat ieder klein incident een hele publieke discussie en allerlei maatregelen kan oproepen.

Zo leidde bijvoorbeeld de tragische moord op een Engels tienermeisje tijdens een uitwisseling met een school in Frankrijk tot een complete herziening van de veiligheidsmaatregelen van alle schoolreisjes, hoezeer het ook duidelijk was dat het hier om een eenmalig incident ging. er is geen enkele aanwijzing dat vreemde of Franse leerlingen vaker aangevallen worden in Frankrijk; de kans is erg klein dat zoiets opnieuw plaats zal vinden, ongeacht of de autoriteiten nu allerlei voorzorgsmaatregelen treffen of niet. Zulke maatregelen mogen de ouders een iets beter gevoel geven, maar een moordenaar die een slaapzaal wil binnendringen zal dit in Frankrijk net zo gemakkelijk kunnen doen als in Engeland. Goddank gebeuren zulke rampen maar heel zelden -- niet vanwege de veiligheidsmaatregelen bedacht door de pedagogische elite, maar omdat er maar erg weinig mensen zijn die zo iets wreeds willen doen. In werkelijkheid is een vijftien-jarig meisje waarschijnlijk heel wat veiliger in een slaapzaal in St Gerbais dan in de Ford Fiesta van haar 18-jarige vriend op de M25 [een snelweg].

De bezorgdheid over veiligheid heeft krijgt de vorm van en obsessie gekregen. De geringe kans dat kinderen zouden kunnen stikken in kleine speeltjes die in pakken havermout of chips zitten riep een verbod op dit speelgoed op. Er is geen enkel bewijs dat er ooit een kind in is gestikt, maar de theoretische mogelijkheid dat dit eens zou kunnen gebeuren roept dit al op. Karretjes warmee peuters kunnen lopen en die al jaren worden gebruikt worden verbannen omdat een kind van de trap zou kunnen vallen. Goed, dit zou eerder kunnen gebeuren dan dat een kind stikt in een Pokemon kaart, maar men laat zich niet leiden door enig bewijs maar door de kans dat iets zou kunnen gebeuren.

Eenmaal opgewekt, richt ouderlijke paranoia zich snel op nieuwe zaken die met kinderen te maken hebben. Neem in vito fertilisatie (IVF), voor velen de enige weg naar ouderschap. In plaats van hiermee blij te zijn, waarschuwden onderzoekers kort geleden voor hypothetische gevaren voor de zo geboren kinderen. De waarschuwing hield in dat IVF de genen zou kunnen veranderen en de ontwikkeling zou kunnen aantasten. Zouden kinderen, geboren uit sperma dat een handje geholpen moest worden, we zo gezond zijn als kinderen uit sperma dat zelf zijn weg wist te vinden? Psychologen vragen zich af of mensen die na jaren onvruchtbaarheid ouders worden wel in staat zijn een emotioneel stabiele band met hun zo gewenste kind te ontwikkelen. Er werd zelfs geopperd dat IVF kinderen te veel liefde zouden kunnen ontvangen en niet in staat zouden zijn de hooggespannen verwachtingen van hun ouders waar te maken. het is een kwestie van tijd voordat deze fantasieën IVF onveilig voor kinderen gaan verklaren.

Het Internet heeft een schat aan mogelijkheden om door informatie het leven van de jeugd te verrijken. Toch wordt het overal gezien als de volgende nieuwe techniek die gevaarlijk voor kinderen is. Een goed deel van de discussie over het WWW gaat erover hoe kinderen tegen de gevaren ervan te beschermen, hoe te voorkomen dat kinderen sites voor volwassenen tegenkomen of in handen van pedofielen komen. Het Internet is oh zo gevaarlijk voor kinderen, maar tegen geringe kosten is dat op te lossen, zo luidde de advertentie van een provider die zich specialiseert in het beschermen van kinderen. Dit soort manipulerende adverteerders willen de ouderlijke paranoia omzetten in harde munt. 

Jammer genoeg geeft een virtuele werkelijkheid alle ruimte voor angstige op hol slaande fantasieën over een onbekende wereld vol onzichtbare vreemden. Omdat kinderen meestal handiger zijn met het Internet, is de ouderlijke controle een nieuwe zorgelijke zaak geworden. 'Je weet niet wat daar gebeurt', vertrouwde een groep vaders mij toe. Een van hen riep het beeld op van pedofielen in netwerken die vanuit de schaduwen van het Internet zijn onschuldige tiener per e-mail zou bespringen. Niemand die ik sprak had ooit van feitelijke schade aan een kind vernomen, maar toch zagen zij het Internet als een werkelijk erg groot probleem. Een Internet gids voor ouders meldt: 'U mag dan denken dat u de juiste stappen hebt gezet om uw kind te beschermen, maar bepaalde kinderen zouden desondanks in staat kunnen zijn uw beschermingsprogramma of veiligheidsmaatregelen te omzeilen.' Natuurlijk zijn er meer risico's om bezorgd over te zijn. Op een conferentie over ouderschap in Londen in April 2000 vertelde Dr Jane Healy, een Amerikaanse psychologe, dat computers ook de ontwikkeling van de hersenen van kinderen kunnen beschadigen.

Als vanouds wordt de televisie beschuldigd van negatieve invloed op kinderen. Ouders klagen dat de tv hun kinderen agressieve koopverslaafden maakt. Zij klagen dat videospelletjes hun kinderen afhouden van lezen of fietsen. Ook ouders die de video gebruiken om hun kinderen zoet te houden voelen zich schuldig dat zij deze handige elektronische kinderoppas gebruiken. Deskundigen moedigen deze zorgen alleen maar aan. Een Amerikaans onderzoek waarschuwt dat de invloed van de media op kinderen 'niet alleen ouders en opvoeders bezorgd dient te maken, maar ook dokters, de gezondheidszorg en politici.' Ouders worden ertoe aangezet de tv de schuld te geven; zij voelen zich al machteloos en zien de volgende invloed van buitenaf op hun kinderen als een bedreiging voor hun gezag.

Ouders wantrouwen het Internet en de tv vanwege een meer algemene onvrede over hun moeite met invloeden van buiten op hun kinderen. Veel van deze invloeden - tv, reclame, koopdwang, het Internet - worden voorgesteld als deel van een ingewikkelde nieuwe cultuur die ouders onzeker maakt. Maar de over-reactie van volwassenen op nieuwe technologie is een symptoom, en niet de oorzaak van het probleem. Veel ouders voelen zich zo onzeker en bang voor wat zij niet begrijpen, dat zo ongeveer alles een crisis in de zorg voor hun kinderen kan oproepen.

Angst voor onveiligheid van kinderen is het ouderschap gaan overheersen. In 1998 interviewde Families for Freedom,  ('Vrijheid voor het Gezin') een groep die rechten van ouders verdedigt, 200 ouders. Je schrikt als je de resultaten leest. De meeste ouders schetsen het beeld van een wereld die een vijand is van hun kinderen. Zij gebruiken standaard woorden als "eng" en "bang" om hun gevoelens aangaande hun kinderen te beschrijven, vooral als deze buitenshuis zijn. 

Het reclamebureau System Three heeft in 1998 voor de BBC de publieke opinie in Schotland over de veiligheid van kinderen onderzocht; de resultaten suggereren het overwegende gevoel dat kinderen nu veel onveiliger zijn van twintig jaar geleden. Hoewel kindermoorden door vreemden in Schotland uiterst zeldzaam zijn en dit de laatste twintig jaar ook gebleven zijn, dacht 76 procent dat deze waren toegenomen, terwijl 38 procent geloofde dat deze 'dramatisch' waren toegenomen. Een ruime meerderheid van 83 procent dacht dat er meer kinderen omkwamen in het verkeer in Schotland. In werkelijkheid is het aantal verkeersongevallen met kinderen de laatste twintig jaar met 60 procent verminderd. 

De kloof tussen de ideeën van volwassenen en de werkelijkheid inzake de risico's voor kinderen werd bevestigd door ander onderzoek in de Engelssprekende wereld. Een onderzoek onder kinderartsen in de VS in 1995 wees uit dat de angst van ouders in geen verhouding stond tot de werkelijke risico's. Het verschil tussen de werkelijke en de ingebeelde risico's was het grootst inzake dramatische zaken als ontvoering, milieuvergiftiging en kanker. 

Deze angstcultuur heeft ertoe geleid dat ouders hun kinderen niet meer buiten laten spelen. In 1971 mochten acht van de tien achtjarigen alleen naar school gaan. Nu minder dan een op de tien. Als ze elf waren mocht vrijwel ieder kind alleen naar school lopen, nu nog maar 55 procent en dit percentage daalt nog steeds. Een rapport van de Children's Play Council ('Raad voor Kinderspel') uit 1997 betoogde dat kinderen in feite de gevangenen in eigen huis waren geworden. 

Ouderlijke paranoia beperkt niet alleen de vrijheid van kinderen om te spelen, het vermindert ook de creativiteit van het spel. Het is ruimschoots bewezen dat kinderen creatiever zijn als hun ouders hen niet in de gaten houden. Een onderzoek van Dale Gubb en Alicia Snyder concludeert dat het toezicht van volwassenen het spelen verandert in een gestructureerde activiteit en dat dit de neiging om te experimenteren verzwakt. 

Ongelukkigerwijze wordt nu vrije activiteit van kinderen - men noemde dit spelen - door deskundigen betiteld als een risico. Het verhinderen van het buiten spelen heeft voorspelbare gevolgen voor de ontwikkeling van kinderen en een zittend leven is onvermijdelijk slecht voor hun gezondheid. 

Onderzoek heeft de afname van de fitheid van de Britse kinderen geweten aan de geringe tijd die zij lopend en fietsend doorbrengen. Het 'Eerste Landelijke Verkeersonderzoek' gaf, tussen 1985 en 1993, een afname van 20 percent aan van de afstand die in een jaar lopend werd afgelegd en een afname van 27 procent van de gefietste afstand. Een brits schoolmeisje loopt nu gemiddeld minder dan zeven minuten per dag. Beroofd van de mogelijkheid om calorieën te verbranden buiten rond te rennen, worden de kinderen te dik. Een onderzoek, gepubliceerd september in het British Medical Journal vond het aantal kinderen met overgewicht en zelfs zwaar overgewicht alarmerend. Van de tweejarigen had 15,8 procent overgewicht en zes procent zwaar overgewicht. Toen ze vijf waren was dit respectievelijk 18,7 % en 7,2 %.

Voorzorgsmaatregelen als vorm van ouderschap

De huidige ouderlijke paranoia is meer dan een ergere versie van de vroegere bezorgdheid. Zo was het bijvoorbeeld voor de Tweede Wereldoorlog gebruikelijk om in handboeken over opvoeding te waarschuwen voor overbescherming; ouders vroegen zich angstig af of ze hun kinderen daarmee niet zouden verstikken. Maar waar hoor je heden ten dage nog kritiek op ouders die over-beschermen? Wat de klassieke over-beschermende vader of moeder deed wordt tegenwoordig door de deskundigen als verantwoord ouderschap geprezen. Ouders worden er voortdurend toe gedwongen alsmaar meer te doen om hun kinderen te beschermen. 

Onderzoekers adviseren ouders om hun kinderen onder toezicht te houden, niet alleen buiten, maar ook als zij tv kijken. Samen kijken, dat is de praktijk van altijd nabije ouders die de rol van media-filter en -opvoeder vervullen. andere onderzoekers menen dat ouderlijk toezicht als een soort inenting werkt tegen de vele gevaren die zij zien. Zij beweren dat 'ouderlijk toezicht omgekeerd evenredig is met asociaal gedrag, druggebruik, roken en te vroege seksuele activiteit.' Hier schuilt natuurlijk wel enige waarheid in. Hoe meer tijd een kind doorbrengt samen met zijn ouders, des te minder tijd is er voor roken, drinken of seks. Maar het rechtstreeks gelijk stellen van de mate van ouderlijk toezicht aan het gedrag maakt de ouders wijs dat, hoe meer tijd zij met hun kinderen doorbrengen, hoe beter het voor de kinderen is. Dit roept de vraag op of er hier niet ergens een grens moet liggen. Hoe kunnen ouders weten hoeveel toezicht redelijkerwijs vereist is in plaats van zo veel als maar mogelijk is?

Helaas wordt ouderlijk toezicht tegenwoordig alleen maar als een deugd gezien, zodat ouders nooit teveel tijd kunnen besteden aan het toezicht op hun kinderen. Deskundigen geven maar zelden toe dat het eenvoudigweg onmogelijk is om kinderen en jonge tieners constant onder toezicht te houden. Maar in dat geval dringen ze aan op andere, meer indirecte vormen van toezicht. Een Amerikaanse deskundige betoogt dat, als een kind even voor zichzelf moet zorgen, de ouders al het mogelijke moeten doen voor toezicht tijdens hun afwezigheid; minstens moet een vertrouwde volwassene weten wat het kind aan het doen is. De boodschap is duidelijk:  als je al meent je enkele uren te kunnen onttrekken aan je verantwoordelijkheid, dan moet je er op zijn minst voor zorgen dat een ander die van je overneemt.

Ouders wordt niet eens aangeraden hun kinderen onder controle te houden. Ik Groot-Britannie houdt een dergelijk advies de dreiging in van het strafrecht. Ofschoon er in Engeland en Wales geen wettelijke leeftijd is onder welke het verboden is kinderen alleen te laten, kunnen ouders van wie men vindt dat ze hun kinderen verwaarlozen, alleen laten of aan gevaar blootstellen, strafrechtelijk vervolgd worden. Volgens Carolyn Hamilton van het Children's Legal Centre (Wetsbureau inzake kinderen) nemen kinderbeschermers als norm dat een ouder een kind onder de twaalf niet langer dan twintig tot dertig minuten alleen mogen laten. Dit zou de ouders van de sleutelkinderen in de jaren zeventig geschokt hebben. Juist in die tijd spitste het debat over kinderen van werkende moeders die in een leeg huis uit school kwamen, zich toe op de vraag of het wel juist was voor een vrouw om een baan te nemen die hun kinderen beroofde van een vriendelijke groet en geuren uit de keuken. Het werd niet gezien als een probleem inzake veiligheid en al zeker niet als een vorm van in de steek laten. Hoewel ouders vermoedelijk niet vervolgd zullen worden als ze een half uurtje weg zijn, menen juristen dat ouders die een elfjarige drie of vier uur alleen laten strafrechtelijke vervolging tegemoet kunnen zien. Hoewel er maar weinig ouders om die reden vervolgd zijn, geven de strikte richtlijnen een duidelijke boodschap af over wat de samenleving van de ouders verwacht. Deze verwachting is gebaseerd op het uitgangspunt dat ouders nooit teveel kunnen doen om hun kinderen te beschermen.

Een jaar of twintig, dertig geleden hadden de schrijvers van de handboeken over opvoeden zo hun eigen manieren om de ouders een schuldgevoel aan te praten. Ze zouden wel met ongeloof reageren op de stelling dat het verkeerd is om kinderen onder de twaalf voor langer dan 20 of 30 minuten alleen te laten. 

Gelukkig zijn er nog een paar landen waar de over-beschermende ouder niet tot het grote voorbeeld is gepromoveerd. Kinderen in Noorwegen en Finland 'vinden het vanaf hun zevende jaar fijn om thuis te zijn zonder de ouders', rapporteert Priscilla Alderson, een lector in de opvoedkunde van het Institue of Education in Londen. Volgens Andelson gaan Finse kinderen op zevenjarige leeftijd naar school; zij komen dan vaak om elf uur 's morgens weer thuis en spelen met vriendjes tot hun ouders laat in de middag thuiskomen. In de Engelssprekende landen, waar een paranoïde stijl van ouderschap heerst, zouden zulke praktijken veroordeeld worden als misbruik van kinderen.

Het idee dat kinderen niet zouden kunnen overleven zinder de constante aanwezigheid van een verantwoordelijke volwassene wordt voortdurend versterkt door publiciteitscampagnes bedoeld om de ouders bang te maken. "Neem alleen een oppas van boven de zestien met genoeg verantwoordelijkheidsgevoel om op uw kinderen te passen", waarschuwde de NSPCC tijdens haar campagne "Veilige openbare ruimte" in Augustus. Zelfs de aloude praktijk om veertien- of vijftienjarigen die wat zakgeld willen bijverdienen door ouders te helpen te laten oppassen, en om de vaders op hun kinderen te laten passen, wordt nu neergezet als een daad van grove onverantwoordelijkheid. 

De huidige stijl van ouderschap ziet veiligheid en waarschuwingen als daarbijbehorende deugden. Paranoïde ouderschap houdt meer in dan het overdrijven van de gevaren voor kinderen. het wordt gevoed door de voortdurende verwachting dat er vast wel iets erg slechts zal gebeuren met uw kind.

Jacqueline Lang, hoofd van de Walthamstow Hall School in Sevenoaks, Kent, heeft de huidige stijl van ouderschap getypeerd als "de benadering van het scenario van het slechtste geval".  Lang trok de aandacht van het publiek in 1997 toen zij opmerkte dat "sommige meisjes in haar school geen regenjas hadden omdat zij overal heen per auto werden vervoerd". Zij benoemde een van de principes van paranoïde ouderschap: de angst om risico's te nemen. De ouders van haar schoolkinderen waren gewoon te bang om de meisjes toe te staan naar school te lopen. Kinderen die vervreemd zijn van het buiten zijn hebben geen regenjassen nodig.

Ongerustheid over de veiligheid van kinderen, en een morbide verwachting dat er elk moment iets vreselijks kan gebeuren, betekent dat veel risico's die het nemen waard zijn vanwege hun stimulerende werking op de ontwikkeling, eenvoudigweg vermeden worden. Kinderen grootbrengen is tegenwoordig niet zozeer het omgaan met de risico's van het dagelijks leven, als wel het geheel vermijden daarvan. Als kinderpsycholoog betoogt Jennie Linden dat 'de vooringenomenheid van volwassenen met risico's teveel nadruk legt op het verwijderen van elke denkbare bron van het kleinste risico'. Het kenmerk van die obsessie is volgens Linden 'overdreven bezig zijn met wat verkeerd kan gaan, in plaats van met wat de kinderen kunnen leren'. Deze overbezorgde benadering bepaalt de cultuur van het ouderschap in onze hedendaagse samenleving.

Ouders zijn altijd al bezorgd geweest om hun kinderen te beschermen tegen gevaar. Je af te vragen wat er mis kan gaan is een verstandige manier om om te gaan met de vele nieuwe ervaringen die kinderen kunnen hebben. Het vooraf afwegen van de kansen is een wijze manier om met risico's om te gaan. Maar je afvragen wat er fout kan gaan verschilt wezenlijk van het aannemen dat de dingen mis zullen gaan. Die fatalistische manier van kijken maakt het nemen van wijze beslissingen voor ouders alleen maar moeilijker. Een betere benadering zou zijn om naast de vraag wat er mis kan gaan nog twee andere vragen te stellen: "Is dat dan erg?" en "Wat zou het kind van de ervaring kunnen leren?". De overbezorgde benadering moedigt ouders alsmaar aan om steeds hetzelfde eenzijdige antwoord te geven: "Pas op!"

Het is verleidelijk om overbezorgdheid als een irrationele reactie van individuele vaders en moeders te zien. Beroepsmensen wijzen soms met de vinger naar overbezorgde ouders en raden hen aan om wat verstandiger om te gaan met de risico's voor hun kinderen. Jacqueline Lang, die erg goed let op de gevolgen van het indekken van kinderen tegen de risico's van het leven, beschuldigt "een generatie van bange ouders" ervan "het gevoel voor avontuur van de britse kinderen te verstikken". Het is echter onjuist om het probleem terug te brengen tot de persoonlijkheid van enkele ouders. Hoe mensen met hun kinderen omgaan is altijd onlosmakelijk verbonden met de stijl van ouderschap die door onze cultuur en maatschappij wordt aangemoedigd.

Ouders staan heden ten dage sterk onder druk om overbezorgd te zijn in hun stijl van opvoeden. Bang-makende publiciteitscampagnes herinneren hen eindeloos aan de risico's die hun kinderen lopen. Het moeilijk om nog een beetje optimistisch te blijven als de onveiligheid van kinderen dagelijks bij het nieuws hoort. 

Het afnemen van solidariteit van volwassenen

Christina Hardyment werd, in haar uitstekende onderzoek naar de adviezen voor babyverzorging in herleden en het heden, getroffen door de omvang van de ouderlijke paranoia heden ten dage. Zij constateert een klimaat van voortdurende paniek dat een schuld-beladen stijl van ouderschap oproept. Het verlies aan vrijheid voor jonge kinderen is een gevolg hiervan. De vrijheid van kinderen is nog nooit zo beknot geweest als nu. 

Een onderzoek door Dr Mayer Hillman van het Police Studies Institute wijst uit dat, terwijl tachtig procent van de zeven- en achtjarigen in 1970 alleen naar school ging, nu nog minder dan tien procent dit mag. Vroeger zou zelfs de klassieke overbezorgde ouder nog niet de voorzorgsmaatregelen nemen die nu als de norm gezien worden. Ondanks dat de kinderen nu veiliger en gezonder zijn dan ooit, is er nog nooit zoveel enegrie gestoken in het ebschermen van kinderen tegen gevaar. 

Een onderzoeker uit Glasgow, Stuart Waiton, heeft overtuigend bewijzen dat de vrees dat de kinderen nu grotere risico's lopen dan vroeger weerspreekt. Volgens Waiton is het aantal kinderen van vijf tot zestien jaar dat vermoord werd in Engeland en Wales tussen 1988 en 1999 teruggelopen van vier per miljoen tot drie per miljoen. Het aantal kinderen onder de vijf liep terug van twaalf tot negen per miljoen. In dezelfde periode nam het aantal gevallen van ontvoering waarin de dader schuldig werd bevonden af van 26 tot acht. 

Hoewel onderzoek uitwijst dat ouderlijke paranoia wijd verspreid is, is er zelden geprobeerd de oorzaken ervan te begrijpen. De meest gehoorde verklaring is dat het allemaal de fout is van de sensatiemedia. Paniek over de veiligheid van kinderen wordt uitgelegd als aangezet door de media en de televisie wordt ervan beschuldigd de ouders onnodig bang te maken. 

"We worden onophoudelijk door de media gebombardeerd met spectaculaire gevallen van geweld en informatie over ziekte en gezondheid, evenals met een reeks van ideeën over diëten en opvoeden", zo concluderen de schrijvers van een onderzoek naar de zorgen van ouders in de verenigde Staten. Dit is zeker waar. Onderzoek naar de verslaggeving van de Britse media over de vreselijke moord op de tweejarige Jamie Bulger door twee tienjarige jongens toont aan dat dit heel wat invloed had op ouders. In een enquête van een jaar later, 1997, onder duizend ouders noemde 97% ontvoering van hun kinderen als hun grootste angst. De Times rapporteerde dat "de videobeelden van de tweejarige die meegenomen werd door zijn moordenaars hun nog vers in het geheugen zaten."

 Goed, de media helpen de volwassenen aan een idee over de risico's die kinderen lopen, maar het is wel al te simplistisch om de media de schuld te geven van problemen met ouderschap. Ouders hebben helemaal geen horror verhalen in de media nodig om onzeker te worden. Ze zijn altijd op allerlei manieren bezorgd over allerlei zaken. Op maandag over Mary's gewicht, op dinsdag over Tim die geen groenten at, op woensdag over Mary's en Tim's schoolprestaties, enzovoorts. Een verhoogd gevoel van onzekerheid kan al opkomen bij relatief allerdaagse ervaringen zoals een kind dat te dik of te mager is. De media veroorzaken geen ouderlijke paranoia. Het is hun taak weer te geven wat er leeft in de samenleving en om vorm te geven aan onze angsten. Het verwarren van het slechte nieuws en de brenger ervan is een begrijpelijke reactie, maar niet een die het onderwerp in kwestie verheldert. 

 Wat is dus het slechte nieuws? In de hierna volgende hoofdstukken zal duidelijk worden dat er een reeks invloeden werkzaam is die ouders bang maakt. Als er een invloed is die hier bovenuit springt in het scheppen van een crisis in het ouderschap, is het wel het afnemen van de solidariteit van volwassenen.

Solidariteit van volwassenen was zo vanzelfsprekend. Het was er altijd en overal bij mensen die het woord nog nooit gehoord hadden. In de meeste gemeenschappen waar ter wereld ook nemen volwassenen enige verantwoordelijkheid op zich voor het welzijn van kinderen, ook al zijn het niet hun kinderen. Als de plaatselijke journalist of slager een kind aanspreekt als het een kauwgumpapiertje op straat gooit, helpen ze de ouders van dat kind bij het socialiseren ervan. Als een bejaarde een meisje aanspreekt op het door het rode stoplicht de weg oversteken, ondersteunt hij de pogingen van haar ouders om haar te leren hoe de wereld in elkaar zit. Deze uitingen van publiek verantwoordelijkheidsgevoel leert kinderen dat de gehele gemeenschap bepaald gedrag van ze verwacht, niet alleen hun vader en moeder. 

Mensen hebben altijd geweten dat het socialiseren van kinderen afhangt van een ruim netwerk van verantwoordelijke volwassenen. Ouders kunnen niet 24 uur per dag achter hun kind aanlopen. In alle culturen en tijden hebben ouders aangenomen dat, als hun kind in moeilijkheden zou komen, andere volwassenen - vaak vreemden - het zouden helpen. In veel samenlevingen voelen volwassenen zich verplicht andermans kinderen die zich misdragen in het publiek daarop aan te spreken. 

In het Groot-Brittannie van vandaag weet elke vader en moeder dat men niet kan rekenen op andere volwassenen om medeverantwoordelijk te zijn voor hun kinderen. Britse volwassenen bemoeien zich liever niet met andermans kinderen. Het weigeren medeverantwoordelijk te zijn voor de jeugd is niet een kwestie van zelfzuchtigheid of onverschilligheid. Veel volwassenen vrezen dat hun daden niet begrepen en afgewezen worden of zelfs voor misbruik worden aangezien. Volwassenen voelen zich niet op hun gemak in de aanwezigheid van kinderen. Zij willen er niet bij betrokken worden en zijn, zelfs als een kind verdriet heeft, onzeker over wat ze wel of niet kunnen doen. 

Neem het volgende voorbeeld dat zich zfspeelde op een basisschool in Briston in de lente van het jaar 2000. De onderwijzers hebben een groepje zevenjarigen het schoolplein opgestuurd om de auto's die voorbijkomen te gaan tellen. De kleine Henry verveelt zich en steekt steeds zijn hoofd door de spijlen van het hek dat schoolplein en weg van elkaar scheidt. Hij blijft met zijn hoofd vastzitten. De meesters weten niet wat ze moeten doen. Er verzamelt zich een menigte rond het vastzittende kind. Een van de onderwijzers vindt een pot zalf en smeert dat op het hek om Henry te helpen los te komen.  Het helpt niet. Er komen ouders aan om hun kinderen op te halen. De onderwijzers staan er alleen maar bij. Niemand van hen probeert Hendry te bevrijden. Niemand heeft het huilende joch een arm om de schouder geslagen als troost. Zij zijn bang het kind aan te raken. Daar komt eindelijk Henry's moeder aan. Zij ziet haar zoon, pakt hem stevig vast, geeft een ruk en hij is vrij. Henry's beproeving, die tachtig minuten duurde, is voorbij. 

Dit verhaal is mij met afgrijzen verteld door een jonge onderwijzer als voorbeeld van de wereld waarin wij leven. Toen ik haar vroeg waarom zij zelf niets gedaan had om de kleine Henry te bevrijden, zei ze dat zij al een jaar geleden op de vingers was getikt omdat zij 'te lijfelijk' zou zijn met een van haar leerlingen. 

Als we al leven in een maatschappij die onderwijzers, traditioneel gezien als vervangers van de ouders, zo op de vingers tikt, moeten we niet verbaast staan dat onbekenden ervoor terugschrikken zich met andermans kinderen in te laten. Als het een onderwijzer al niet is toegestaan een huilend kind een knuffel te geven, uit angst verkeerd begrepen te worden, is het niet zo vreemd dat voorbijgangers de andere kant op kijken als ze een kind zien huilen.

Volwassenen die niet weten wat te doen en die zich ongemakkelijk voelen in het gezelschap van kinderen vormen wel een probleem voor de ouders. Vaders en moeders voelen dat zij er alleen voor staan. Sterker nog, veel ouders zijn ervan overtuigd dat het maar het beste is als andere volwassenen zich niet met hun kinderen bemoeien. Ouders zien andere mensen niet als bondgenoten, maar als mogelijke rovers van hun kinderen. Stuntelige volwassenen die niet met kinderen om weten te gaan en ouders die bang zijn voor 'enge mannen' ["stranger-danger"] zijn twee kanten van dezelfde medaille.

Deze afbraak van de solidariteit van volwassenen geeft ruimte aan de ouderlijke paranoia. Angst voor 'een vreemde' is de meest tastbare uitdrukking van de onzekerheid van ouders. Eene onderzoek, in 1998 uitgevoerd door Families for Freedom gaf aan dat 89,5 procent van de respondenten altijd een angstig voorgevoel had over de veiligheid van hun kinderen. Zesenzeventig procent zei "erg bezorgd" te zijn over de veiligheid van hun kinderen als deze met "andere mensen" omgingen. De ander is de enge vreemde. Onderzoek van Mary Joshi en Morag Maclean uit 1995 wees uit dat meer ouders de angst voor enge mannen ["stranger-danger"] als reden opgaf om de auto te gebruiken voor school, dan enige andere reden.

Wellicht is dit de reden dat ouders in Groot-Brittannië de auto verkiezen om hun kinderen naar school te brengen dan in Duitsland, Scandinavië of andere delen van Europa, waar de afstanden tussen school en huis veel groter kunnen zijn. In gemeenschappen waar buren en andere volwassenen medeverantwoordelijkheid op zich nemen om op de kinderen te letten, is de houding in veiligheidskwesties veel minder obsessief. 

Een vergelijkend onderzoek naar de eigen mobiliteit van kinderen gaf als conclusie dat er in Duitsland veel minder ouderlijk toezicht dan in Groot-Brittannië. Volgens de schrijvers is een van de redenen dat de Duitse ouders hun kinderen meer alleen buiten willen laten spelen, de verwachting dat andere volwassenen een oogje in het zeil houden. Op hun beurt zeiden de Duitse kinderen dat ze het gevoel hadden dat de volwassenen op hen letten. 

Deze cultuur van samenwerking geeft de Duitse ouders een gevoel van zekerheid. De verwachting dat andere volwassenen juist weten te handelen helpt hen om meer ontspannen te denken over het buiten spelen van hun kinderen dan in Groot-Brittannië het geval is. Een van de gevolgen van het afnemen van de solidariteit van volwassenen is dat de afstand waarbinnen kinderen buiten mogen spelen is teruggelopen tot een-negende van wat deze in 1970 geweest is.

De sfeer rond ouderschap is vergiftigd

Niet alleen vreemde volwassenen zijn verdacht, ook de Britse ouders staan onder verdenking. Het publiek wordt herhaaldelijk gewaarschuwd dat ook de eigen ouders een risico vormen. Ouders die het moeilijk vinden om met de druk van alledag om te gaan worden afgeschilderd als mogelijke mishandelaars. 

In mei 2000 lanceerde de NSPCC haar "Stop Nu!" (Full Stop) campagne. Indringende platen op grote reclameborden laten een moeder zien die met haar baby speelt - en de tekst: "Later wilde zij en kussen op zijn gezichtje drukken". Een andere plaat laat een liefhebbende vader zien die zijn baby knuffelt: "Die nacht wilde hij haar tegen haar bedje aankwakken". Een huiveringwekkende boodschap dat je niet op het uiterlijke beeld kunt afgaan. 

De NSPCC rechtvaardigde haar onrustzaaiende tactiek: men wilde de ouders duidelijk maken dat het heel normaal is om onder druk af te knappen en dat zij zouden moeten leren met die druk om te gaan. Deze verdachte link tussen problemen van en mishandeling door ouders heeft echter verwarrende gevolgen voor elke vader en moeder. Als iedereen kan afknappen en een baby met het hoofd tegen de muur kan smijten, wie kun je dan nog vertrouwen?

Al snel kan een vader of moeder doorslaan en uitvaren tegen hun kind. Jammer genoeg hebben we dit allemaal wel eens gedaan. Afknappen onder druk is een normaal, zij het lastig, gebeuren in het leven. Maar als wij afknappen gaan we nog niet onze baby tegen de muur gooien. Het mag normaal zijn voor ouders om het even niet te zien zitten, maar het is onjuist van de NSPCC om te suggereren dat een tijdelijk verlies aan zelfbeheersing 'normaliter' leidt tot mishandeling. De suggestie dat ouders onder druk meteen maar gaan mishandelen is een aanval op de integriteit van miljoenen hardwerkende moeders en vaders. Het helpt alleen maar een vergiftigd klimaat van verdachtmaking en wantrouwen te scheppen.

Een brochure Bescherm onze kinderen - Een gids voor ouders, gesponsord door Labour parlementslid Dan Morris en met een voorwoord van premier Tony Blair, maakt duidelijk dat iedereen een pedofiel kan zijn. "Zij leven in onze maatschappij, in onze gezinnen, en kunnen mensen zijn die we kennen en liefhebben", zo leert de brochure de lezer, en vraagt dan: "Hoe kunnen schijnbaar aardige en zelfs respectabele mensen nu kinderen misbruiken?" Iedereen die het boekje leest wordt uitgenodigd om met en nieuwe ogen vol verdenking te gaan kijken naar mensen "die we kennen en liefhebben". 

Als het inderdaad zo is dat werkelijk iedereen in onze samenleving en gezinnen zo vol wantrouwen benaderd zou moeten worden, dan ik vertrouwen en samenwerking tussen volwassenen onmogelijk geworden. 

Het gezinsleven, eens geïdealiseerd als een veilige haven in een harteloze wereld, wordt nu alom afgeschilderd als een plek vol huiselijk geweld en misbruik. Kinderbeschermers en commentatoren in de media waarschuwen steeds maar voor de gevaren voor kinderen van de kant van hun 'normale' ouders. 

Als mishandeling binnen het gezin inderdaad epidemische vormen aanneemt, dan kunnen we zelfs onze meest naasten niet meer vertouwen. We zijn dan niet alleen meer bang voor de vreemde of de crimineel, maar ook voor onze naaste familie, buren, vrienden en collega's. Zo'n wantrouwende houding in het dagelijks leven verandert onze verwachtingen van onze naaste relaties. Deze cultuur van de angst plaatst ouders in een moeilijke positie.

Ieder jaar ondergaan 120.000 ouders de nachtmerrie van de onterechte beschuldiging van kindermisbruik. Nu normale ouders worden afgeschilderd als mogelijke misbruikers, hoeven we ons niet te verbazen over dit aantal onderzoeken op grond van roddel en geruchten. 

Campagnes die waarschuwen tegen ouders tasten het gezag van elke moeder en vader aan. Nu en dan verlenen publieke figuren nog enige lippendienst aan het goede werk dat ouders doen, maar de onophoudelijke herinnering aan ouderlijk falen vraagt zijn tol. Campagnes die zeggen dat het normaal voor ouders is om door te slaan en te mishandelen scheppen een beeld bij het publiek en zetten ons aan onze buren niet te vertrouwen. Als zelfs lieve moeders en vaders in potentie monsters zijn, is het moeilijk om ouders positief te bezien.

Iedereen voelt zich nu geroepen om zich af te vragen wat Mary's vader wel uitspookt. Onder deze druk zullen ouders al snel openlijk andere vaders en moeders bekritiseren - soms in het bijzijn van hun kinderen. 

Een samenleving die van ouders verwacht dat ze hun kinderen leren bang te zijn voor vreemden en deze te vermijden, schept zich een groot probleem in de toekomst. Als ouders nu hun kinderen waarschuwen voor 'vreemde mannen', dan dragen zij ook een negatief beeld over van de wereld van de volwassenen - en dus impliciet ook van henzelf.

De regels van het wantrouwen

Als het gezinsleven tot op het bot bedorven is, wat is er dan nog goed? Als je je ouders, broers en zussen niet kunt vertrouwen, hoe kun je dan nog vertrouwen in de integriteit van verdere kennissen? 

Dit is de boodschap die dagelijks overkomt op de tv en in de eigentijdse cultuur. Er gaat geen dag voorbij zonder een onverkwikkelijk verhaal over beroepsmensen die het in hen gestelde vertrouwen misbruiken. De verdenking van misbruik die als een deken over het gezin gespreid ligt, heeft zich als een besmettelijke ziekte verspreid naar andere institutie van scholen tot scouting. Waar eens goede bedoelingen werden verondersteld, daar schijnen nu de gevaren te loeren.

Een commentaar in het British Journal of Sports Medicine beweert dat de sport 

"het laatste bolwerk is van kindermisbruik". 
"Het werd bekend door honderden gesprekken met sportmensen, maar het is moeilijk het statistisch te bewijzen", schrijft Celia Brackenridge.

Vele organisaties in de sport hebben richtlijnen opgesteld om mogelijke misbruikers in hun midden op te sporen. In december 1998 heeft de Amateur Swimming Association, in samenwerking met de NSPCC, een hulptelefoonlijn voor kinderen opgezet omdat hun sport het doelwit zou kunnen zijn van pedofielen zoals de Olympische trainer die veroordeeld werd wegens kindermisbruik. In 1999 ontwikkelde de cricket bonden in Engeland en Wales richtlijnen ter bescherming van kinderen. Op zijn minst een commentator verweet de teruggang van het Engelse cricket aan pedofielen die er voor zorgden dat ouders weigerden om hun kinderen zonder hun toezicht te laten spelen.

Op pedofielen werd ook ineens gelet bij de St John Ambulance Service, toen drie medewerkers werden veroordeeld wegens langdurig misbruik van leerlingen in 1998. De British Scout Association had haar eigen schandalen. Nadat een leider uit Coventry was veroordeeld voor ontucht met twee jongens, en een leider uit Hampshire was veroordeeld tot zes jaar voor seksueel misbruik van acht jongens, voerde de scouting organisatie regels in "om het welzijn van alle leden veilig te stellen door hen te beschermen tegen lichamelijke, seksuele en emotionele schade". 

Zelfs religieuze organisaties zijn betrokken geraakt bij dit klimaat van angst. In Australië streefden katholieke bisschoppen er naar om elk privaat contact tussen priesters en kinderen uit te bannen. Richtlijnen, aanbevolen door Het Vaticaan, schrijven glas in de biechtstoelen voor. priesters mogen nooit met ene kind alleen zijn achter een gesloten deur. Gesloten deuren en private gesprekken zijn niet langer aanvaardbaar voor een samenleving die voortdurend met wantrouwen gevoed wordt. Alsof een gesloten deur per definitie nodigt tot misbruik. 

Elk een-op-een contact tussen volwassenen en kinderen is effectief gestigmatiseerd. 

Een richtlijn van het Leger des Heils adviseert zijn leden zich ervan te verzekeren dat "een volwassene niet alleen gelaten wordt met een kind of een jongere als hun activiteit niet of moeilijk gezien kan worden door anderen". Men voegt er aan toe dat dit "kan betekenen dat groepen in dezelfde kamer moeten werken of in een aangrenzende kamer met de deur open". 

De heilssoldaten waren niet bepaald gelukkig met deze regel omdat een goed deel van hun activiteiten bestaat uit muzieklessen. Omdat de leden van een orkest nu eenmaal op verschillende instrumenten spelen met verschillende graden van vaardigheid, vinden veel lessen een-op-een plaats in aparte kamers. Nu schrijft de nieuwe regel voor dat de deuren open moeten blijven - en de oren kennelijk dicht. 

Een richtlijn van het Ministerie van Binnenlandse Zaken voor vrijwilligersorganisaties geeft de aanbeveling dat activiteiten "waarbij één kind met één volwassene werkt, plaats dienen te vinden in een ruimte die goed zichtbaar is voor anderen, dan wel dat de deuren open moeten blijven".

Richtlijnen van Scouting waarschuwen de leiders dat zij een-op-een situaties en contact-sporten dienen te vermijden. Voorschriften van de England and Wales Cricket Board zeggen dat de trainers niet "ongezien" met ene kind mogen trainen. Ze suggereren dat "de ouders de verantwoordelijkheid voor hun kinderen in de kleedkamers zouden moeten hebben".

De terugkeer van de middeleeuwse chaperon in Groot-Brittannië bewijst wel fraai de regulering van het contact tussen volwassenen en kinderen. In een geval was de pastoor van een dorpskerk gedwongen het koor op te heffen vanwege de nieuwe richtlijnen ter bescherming van kinderen. Twintig zangertjes oefenden elke week en zongen elke zondag in de Sint Michael kerk in Northchapel, West Sussex. De eerwaarde Gerald Kirkham moest hiermee stoppen omdat onder de nieuwe regels er op zijn mist twee chaperons vereist waren bij een koorrepetitie.

Het niet vertrouwen van volwassenen, vooral van mannen, heeft een vernietigende invloed op werkverhoudingen tussen volwassenen en kinderen. Veel volwassenen zijn schuw geworden voor dit soort vrijwilligerswerk. Scouting heeft al een tekort aan leiders. 

"Als een man zegt dat hij met jonge jongens wil werken, trekken de mensen maar één conclusie", vertelt Jo Tupper, woordvoerster voor de Scouting.

In het basisonderwijs zie je duidelijk hetzelfde. Onderzoek van Mary Thornton van de Hertford Universiteit suggereert dat mannen zich terugtrekken van het basisonderwijs uit angst om voor 'pervers figuur' te worden uitgemaakt. Thorton zegt dat mannen in de onderwijzersopleiding "zeggen geen idee te hebben hoe zij met lijfelijk contact om zouden kunnen gaan". Studenten vroegen bijvoorbeeld of zij "een verdrietig kind een knuffel konden geven". Als lijfelijk contact met kinderen zo met waarschuwingen omgeven wordt, staan onderwijzers voortdurend voor een dilemma hoe zij met situaties in de klas moeten omgaan. 

In augustus 1998 ging de Vereniging van Gemeentebesturen zelf zo ver om onderwijzers te adviseren kinderen niet met zonnebrandolie in te smeren omdat dit tot de beschuldiging van misbruik kan leiden. Lord Puttnam, de nieuwe voorzitter van de Algemene Onderwijs Raad heeft ervoor gewaarschuwd dat het gezag van onderwijzers, als ze gezien worden als potentiële verkrachters, behoorlijk ondermijnd wordt.

In november 1999 werd gerapporteerd dat 

"Onderwijzers, bang voor beschuldigingen van ongepaste aanraking, steeds schuwer worden van direct contact met de kinderen, zelfs als er tranen rollen".

Een school in Glasgow heeft op deze 'affectieschuwe cultuur' gereageerd door aparte massage-uren voor kinderen in te voeren. De opzet is dat "de leerlingen geheel gekleed en rechtop staan terwijl zij om beurten elkaars hoofd, rug en schouders masseren. Terwijl de onderwijzer een verhaal voorleest, masseren zij om beurten elkaars onderarmen met ongeparfumeerde olie". Een nieuw ritueel voor een tijdperk dat bang is voor lijfelijk contact tussen volwassenen en kind. 

De angst voor volwassenen die kinderen tot slachtoffer zouden maken wordt gevoed door een kinderbeschermingsindustrie die geobsedeerd is door het onderwerp misbruik. De actie van de NSPCC: 'Veilige ruimte voor kinderen' van augustus 1999 adviseerde de ouders hun kinderen "nooit te laten kussen of knuffelen door een volwassenen als zij dit niet willen". Het idee achter dit voorstel was dat dit de kinderen het zelfvertrouwen zou geven om de avances van een vreemde te weigeren. Van oudsher hebben ouders hun kinderen ertoe overgehaald hun oma's en tantes te kussen en een knuffel te geven. De oproep om deze onschuldige praktijk uit te bannen is typerend voor het enorme wantrouwen van beroepsmensen in het gedrag van volwassenen ten opzichte van kinderen.

Al dit hysterische gedoe over lijfelijk contact geeft kinderen in feite weinig bescherming. Door het net zo wijd te spannen, alles 'misbruik' te noemen en misbruik normaliter te verwachten, loopt men het gevaar de echte euveldaden te bagatelliseren. Een sfeer van verdachtmaking zal een kindermisbruiker niet afschrikken, die sfeer zal wel het zelfvertrouwen van alle ouders ondermijnen. Uiteindelijk zijn ouders met zelfvertrouwen degenen die het beste in staat zijn hun kinderen te leren met risico en gevaar om te gaan.

Op de vlucht voor kinderen

Overal, van vrijwilligersorganisaties tot het basisonderwijs, worden goedwillende volwassenen ervan afgehouden om een nuttige rol te spelen door kinderen iets te leren of te inspireren. Op een conferentie, georganiseerd door Playlink en de gemeenteraad van Portsmounth in november 1999 waren de deelnemers enthousiaste beroepsmensen, betrokken bij het verbeteren van het kinderleven door buiten te kunnen spelen. Echter, menig spelleider voelde zich in zijn rol beperkt door bureaucratische regels die hun contacten met kinderen wilden regelen.  Een spelleidster klaagde dat zij niet op de juiste wijze met de kinderen kon omgaan omdat zij, als ze de regels niet zou volgen, haar loopbaan wel zou kunnen vergeten.

Wie met kinderen werken worden ondergraven door de nieuwe regels die hun gedrag moeten sturen. Als men aanneemt dat men beroepsmensen in de zorg moet vertellen hoe ze met kinderen om moeten gaan, waarom zouden ouders - of kinderen - hen dan vertrouwen? Niet alleen beroepsmensen of vrijwilligers door dit paranoïde klimaat beïnvloed. De verdachtmakingen tegen hen zijn een teken van, en versterken een algemener wantrouwen in volwassenen. Men neemt aan dat van niemand van ons verwacht kan worden dat we de verbinding tussen kinderen en volwassenen respecteren, dat ons verteld moet worden wat we instinctief al weten: kinderen zijn kwetsbare mensen die bescherming behoeven. Dit betekent dat je een verdrietig kind troost met een knuffel, net als het betekent dat je het in jou gestelde vertrouwen niet misbruikt.

Het negatieve beeld van volwassenen dat inherent is aan de nieuwe regels heeft vergaande gevolgen. De gezonde ontwikkeling van elke samenleving hangt af van de kwaliteit van de band tussen de verschillende generaties. Als deze banden zo enorm verdacht gemaakt worden kan de verwarring die dat oplevert de hele toekomst van een samenleving bedreigen. Uiteindelijk zijn warmte en affectie inherent aan gezinsrelaties en aan relaties tussen kinderen en andere verzorgers. Als elke aanraking van een kind door een volwassene met angst omgeven is, hoe kunnen deze relaties zich dan handhaven?

is het dan verwonderlijk dat veel volwassenen werkelijk bang zijn voor kinderen die zich niet goed gedragen?

Zie eens wat er gebeurde op het gazon van een van Groot-Brittanië's gerenommeerde universiteiten. Meer dan 200 lectoren en studenten in de rechten wachten op het nemen van een officiële foto. Een klein meisje komt aangefietst en plaatst zichzelf voor de groep en weigert weg te gaan. Zij wordt beleefd gevraagd weg te gaan, maar dat doet zij niet. Niet een volwassene van deze grote groep durft het aan om op te treden, het meisje de wacht aan te zeggen of haar fysiek te verwijderen. Later rechtvaardigen de lectoren hun passiviteit: zij waren bang voor beschuldiging van misbruik als zij het meisje hadden weggehaald. Met die passiviteit werd het meisje de winnaar. Twintig minuten later gaat het meisje uit zichzelf weer weg, verveeld over haar gemakkelijke overwinning op de gedesoriënteerde volwassenen.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat sommige kinderen zijn begonnen dit algemene wantrouwen tegen volwassenen uit te spelen tegen wie ze niet mogen. De meeste kinderen zijn ondernemende wezentjes, voor wie onzekerheid van volwassenen een gelegenheid biedt om hun macht uit te oefenen. Ieder jaar worden er honderden onderwijzers valselijk beschuldigd van misbruik.

Een onderwijzer huilde openlijk op een conferentie van de Vereniging van onderwijzers en docenten in april 2000, toen hij vertelde van de hel van de drie maanden nadat hij valselijk beschuldigd was van het aanraken van een 12-jaar jonge leerling. Andere leerkrachten vertelden ook van gevallen van valse beschuldiging en eisten dat leerkrachten niet als schuldig gezien mochten worden tenzij dit bewezen is. Het is verleidelijk om stoute kinderen er de schuld van te geven dat ze het leven van sommige van hun onderwijzers tot een hel maken. Maar het is in werkelijkheid niet hun fout. Zij manipuleren alleen een wereld die vergiftigd is door geobsedeerde volwassenen.

Het niet vertrouwen van de motieven van volwassenen heeft het wegvluchten van kinderen opgeroepen: een afstand tussen de generaties geschapen. In het ene geval heeft het geleid tot het vermijden van lijfelijk contact, in het andere geval tot het weigeren verantwoordelijkheid op zich te nemen. Het wegvluchten van de kinderen drukt de verwarring uit van de volwassenen over hoe ze zich kunnen verhouden tot de jongere generaties. Vooral oudere mensen zijn onzeker over wat er van hen verwacht wordt bij het omgaan met kinderen. 

Een 82-jarige man met een heleboel klein- en achterkleinkinderen is een klassiek voorbeeld van dit dilemma:

"Ik was in een winkel en die vrouw, die mijn vrouw kende, kwam binnen met haar kleindochtertje. Ik at een snoepje en de kleine meid keek mij aan, zodat ik zei: 'Wil jij ook een snoepje, lieverd?' Ze werd vreselijk bang en week terug. Ik zei: 'Nou, dat is het beste wat je kunt doen hoor: neem nooit een snoepje van iemand aan'. Zij deed het juiste, maar ik voelde me er niet lekker over. Het gaf mij een akelig gevoel te bedenken dat ik een klein meisje een snoepje had aangeboden - terwijl ik van kinderen houd. In de krant lees je dan dat er vreselijke mensen rondlopen en dat is verschrikkelijk, maar ik voelde me er niet lekker bij."

Deze tachtiger heeft zich de nieuwe sfeer van verdachtmaking van motieven van volwassenen eigen gemaakt. Zijn afzien van zijn goedbedoelde instinct is deel van een wijder patroon. 

Jammer genoeg betekent dit wegvluchten van kinderen dat de samenwerking van volwassenen bij het grootbrengen van kinderen nu op een erg smalle basis rust. Ouders kunnen nu eenmaal niet van hun kinderen wegvluchten. Zij zitten met de gebakken peren van het wegvallen van de solidariteit tussen volwassenen. Zij staan er nu helemaal alleen voor. het afnemen van de solidariteit tussen volwassenen betekent dat de ouders opdraaien voor de kosten van de vervreemding van de samenleving van haar kinderen.

Ouders staan er alleen voor

Meer dan ooit staan ouders er alleen voor. Volgens professor John Adams van de Universiteit van Londen leven we in een tijd van hoge mobiliteit, waarin de auto zorgt voor een grote versnippering van de samenleving. Adams meent dat deze hoge mobiliteit geleid heeft tot meer anonimiteit van de gezinnen, minder samenleven met de buurt, een minder kind-vriendelijke omgeving en tot het vergroten van angsten van ouders als hun kinderen buitenshuis zijn. 

Zijn ideeën worden bevestigd door tal van onderzoeken die een groot algemeen gevoel van sociaal isolement bevestigen. Een onderzoek van de Royal Mail van 1999 wees uit dat mensen nu verder van hun verwanten af leven - hoewel de meerderheid op binnen een uur afstand woont. Een kwart van de respondenten onder de 35 jaar had zelden tot nooit met hun buren gesproken. Bijna een derde van de respondenten zei dat ze hun buren alleen wilden helpen als dit absoluut noodzakelijk was en dat ze hen niet beter hoefden te leren kennen. 

Deze onverschilligheid ten opzichte van het wel en wee van de buren maakt duidelijk dat de affiniteit met de gemeenschap verdwenen is. Wij leven in buurten, maar vaak 'zonder buren'. Het ontbreken van een duidelijk netwerk van onderlinge steun heeft belangrijke gevolgen voor de wijze waarop volwassenen omgaan met het grootbrengen van kinderen.

Het gevoel van sociaal isolement is de meeste ouders bekend. Moeders en vaders klagen over het ongemakkelijke gevoel dat zij er alleen voor staan. Veel moeders, vooral werkende, zijn erg bezorgd over wat er allemaal mis kan gaan met de opvang van de kinderen. Als er geen familie in de buurt woont en je niet je buren bij de voornaam kent, wie ja je kind opvangen als de vergadering uitloopt? Wie kan er twee weken thuis zijn als je kind de waterpokken heeft? De afwezigheid van een duidelijk vangnet, de onduidelijke betekenis van vriendschappen en de moeilijke toegankelijkheid van deugdelijke kinderopvang helpen allemaal mee aan het gevoel dat het leven maar een zware strijd is, hetgeen de spanningen binnen het gezin weer doet toenemen. 

Het uiteenvallen van de gezinsverhoudingen en het verminderde gevoel tot een gemeenschap te behoren heeft er onvermijdelijk toe bijgedragen dat ouders zich onzeker voelen. Niet weten waarheen te gaan in geval van problemen kan een groot gevoel van kwetsbaarheid oproepen - in het bijzonder bij alleenstaande ouders die zich er letterlijk alleen voor voelen staan. Het wegslijten van de solidariteit tussen volwassenen verandert het ouderschap in een eenzame onderneming met alleen de staat tot wie je je kunt wenden. 

Een sfeer van verdachtmaking verwijdert vaders en moeders van de wereld der volwassenen. Op zijn beurt zorgt dit probleem ervoor dat ouders angstig zijn en over-reageren - niet exact op het gevaar dat zij in vreemde mannen zien, maar op elk probleem dat met de ontwikkeling van hun kinderen te maken heeft. Zoals we [in dit boek] zullen zien, is het paranoïde ouderschap intussen doorgedrongen in vrijwel elk aspect van het grootbrengen van kinderen.

 

Start Omhoog