Start Omhoog

Stilte onthullen

Waarnemen in systemisch werk

Wybe Veenbaas, in: Prana 155, juni 2006

Het is een koude winteravond in december. De mens en die voor de opstellingenavond komen, druppelen in kleine groepjes binnen. De kapstok hangt vol met mutsen en dikke jassen. De kou komt mee naar binnen en er hangt een stille, knisperende spanning in de lucht. 

'Waarom? '

Na het welkom en de introductie neemt een jonge vrouw als eerste naast mij plaats.
Ze zit met haar handen samengevouwen in haar schoot, haar hoofd iets gebogen. Haar lichaam een vraagteken, haar handen in gebed. Haar vraag hangt klapwiekend als een biddende vogel stil in de lucht ... 'Waarom?'
Alles in haar en aan haar lijkt te draaien rond deze vraag. Ze spreekt hem ademloos uit; 'Waarom?' 

Ik kijk naar haar. Ze maakt een diep vermoeide en lege indruk. De vogel kan daar niet eeuwig op een plek te blijven hangen, op enig moment moet hij gaan landen. Ik voel hoe het Grote Waarom en het kleine waarom van de mens in deze vrouw samenkomen. Het is mij onduidelijk aan wie haar vraag gericht is. Het is me duidelijk hoe congruent en authentiek zij met deze vraag is, haar hele presentie vertegenwoordigt 'het waarom'. 

Het 'waarom' blijft zoeken en streven naar voltooiing, samengebald, naar binnen gedraaid, nog verder naar binnen keert zij zich tot daar waar geen adem meer mogelijk is. Waar is het 'daarom', dat voltooiing en verlossing brengen kan? Waar kan de rede haar oorsprong en bestemming vinden? 

Ik wacht nog even en ik neem mijn aandacht mee naar binnen. Ik lees de vraag in mijn binnenwereld, ik proef de vraag die op vele lag en, rationeel en irrationeel, om een antwoord smeekt. De druk rondom de vraag is groot, ik ervaar de grote druk die om de vraag is gesponnen, ingekapseld is het, er is geen beweging mogelijk, ook mij beneemt het de adem. Ik voel urgentie, iets dringt zich op, er is een grote drang, een zucht naar iets of iemand. 

Ik adem in en uit, bewust; rustig en diep. Als ik weer opkijk zie ik hoe zij onveranderd naast mij zit. De stilte is haar gewoon, in-gewikkeld in haar vraag zit ze naast me, ze ademt nauwelijks zichtbaar. Ik volg haar blik naar de grond voor haar. Ik kijk om me heen naar de mensen die zich als representant hebben aangemeld. Ik zie hoe de aandacht van een van de vrouwen in de groep op de plek op de grond gericht is. Het is alsof zij daar al is. 

'Toe maar', zeg ik tegen deze vrouw, ze staat op en gaat voor de cliënt naast mij op de grond liggen, een paar meter van haar vandaan. Iets in de cliënt roert zich en haar ogen krijgen focus, richting. De vrouw op de grond ligt dood-stil, ook in een krul, als een foetus. Het is alsof er nog minder ademruimte, een nog sterkere verdichting in het veld optreedt. Nog heel even wacht ik op beweging en ik verdraag de drukkende atmosfeer door rustig door te ademen. Ik zie hoe er nog een vrouw uit de groep opstaat, die bij de eerste vrouw gaat liggen, met haar buik tegen de rug van de vrouw die opgekruld op de grond ligt, alsof ze de eerste vrouw wil omkapselen, dragen. 

De cliënte naast mij begint nu te snikken. Ik vraag haar wie deze vrouwen op de grond 
zijn. 'Mijn grootmoeder en mijn moeder', zegt ze. Ze vertelt hoe haar grootmoeder zelfmoord heeft gepleegd, hoe ze het leven niet meer kon verdragen en over haar moeder, die onlangs gestorven is. 

Ik voel hoe het beeld haar trekt. 'Toe maar', zeg ik tegen haar. Ze gaat achter de vrouw liggen die omkapselt, in een houding die ook weer om de beide vrouwen heen lijkt te gaan. 

De tijd staat stil, of is opgelost. Wij zitten in een kring en omsluiten de drie vrouwen, de grootmoeder, de moeder en de dochter. Ik moet den ken aan een baboesjka, de Russische poppetjes die in elkaar telkens hetzelfde beeld laten zien. Dit is het, dit is het streven achter de vraag Waarom. Wij zijn getuige in een kring van leven en omhullen de plek in ruimte en tijd waar het Grote Waarom en het kleine waarom ineengestrengeld op de grond ligt, grootmoeder in het midden. 

Er is meer lucht en adem gekomen in de ruimte, de kou is nog steeds intens. 

De dochter huilt hartstochtelijk en diep en wordt langzaam rustiger, totdat het weer stil wordt. Dan lijkt grootmoeder te ontwaken uit een diepe trance. Ze strekt zich langzaam uit, ze ontkrult en draait zich om naar ham dochter. Ze kijken naar elkaar in een intense liefde en verstandhouding. Dan strekt moeder zich en keert zich om naar haar dochter. Ze kijkt haar dochter aan en streelt haar gezicht. 

Ik twijfel of ik op zal staan, er komen woorden in mij op, maar meer en meer leer ik te wachten, dus dat doe ik ook nu. 

Dan omhelst de moeder haar dochter stevig. 'Ga nu', zegt ze, 'en leef' je leven'. De dochter huilt glimlachend en ademt rustig en diep, opgelucht. Dan staat ze op. Terwijl ze daar staat kijkt ze nog even naar moeder en grootmoeder. Grootmoeder glimlacht naar haar. Ook zij knikt 'Leef je leven, kind', zegt ze liefdevol. 

De vrouw draait zich om naar haar stoel en kijkt me aan, even is ze verbaasd, het is alsof ze verbaasd is waar ze is, ze ziet mij, ze ziet de mensen in de kring om haar heen weer. Haar ogen staan helder, ze kijkt weer naar buiten, naar de wereld om haar heen. Ze ademt rustig en diep en ze glimlacht en ze huilt tegelijk. 'Daarom', zegt ze eenvoudig en neemt ham plek weer in de kring van levenden. 

'Daarom!' 

Als ik later op de avond terug naar huis loop realiseer ik de gelaagdheid van het woord 'waarom'. Ik begrijp opeens het omhullende en verhullende karakter van het woord. Een woord als een draagdoek. In het contact met deze vrouw heb ik veel geleerd over 
datgene dat dragen wil, door te omkapselen. Over de draagster en over het gedragene. Het gebed, de bedding, de biddende vogel erboven, twee stille handen, samengevouwen leegte in een vrouwenschoot. 

Een oeroud beeld komt in me op, het labyrint, de ruimte die buiten en binnen de tijd valt, de baarmoeder, de weg naar binnen. Het Waarom zit ergens omheen, het omhult iets. Waar-om? Om het midden te vinden moeten we naar binnen, het stille midden van het waarom, van het labyrint vinden. Kennelijk is er een weg naar binnen en een weg naar buiten. Op onze weg naar binnen komen we van alles tegen, totdat wij in het centrum komen waar tijdelijkheid en eeuwigheid samenkomen. Het labyrint komt in vrijwel alle oude culturen overal over de wereld voor. Het vertegenwoordigt de weg naar binnen, langs ervaringen die je gemaakt hebben tot wie je bent. In die zin kan je het ook 'de weg terug' noemen, tot de oorsprong, de bron. 

De mannelijke en de vrouwelijke kant van 'waarom' 

Het is een vraag die als hij 'naar buiten gericht is' de mannelijke energie oproept, het vraagt naar verantwoording, richting en ratio, redenering. Als je het waarom in een kader van ruimte/tijd plaatst, is er een logische rationele rechte lijn van waar(om) naar daar(om). Er wordt een oplossing gezocht en gevonden door iets een plek te geven in de wereld volgens een logische gevolgtrekking. Er is een logisch verband dat gezocht en gevonden wordt om de geest tot rust te brengen. Een vraag en een antwoord, dat de vraag oplost. 

Het mannelijke antwoord op de vraag 'waarom' van de vrouw in ons voorbeeld, zou kunnen zijn: 'Omdat jouw grootmoeder het leven niet meer kon of wilde verdragen'. 

Het is een vraag die 'naar binnen gericht' de vrouwelijke energie oproept, het vraagt om bestemming, om inbedding, om thuiskomen. Deze beweging naar binnen vraagt overgave aan wat er is. De vrouwelijke vraag hangt boven een grote schaal en als hij in de schaal rond heeft gedraaid komt hij tot stilstand, tot rust in het midden. Een vraag en
een antwoord, dat de vraag bestemming geeft. 

Het vrouwelijke antwoord op de vraag 'waarom' in ons voorbeeld, gaf een beweging van de ziel aan, een streving naar begrijpen, vast kunnen pakken, aan kunnen raken, om daarna weer vanbinnen naar de eigen plek te kunnen. Vastpakken, omhullen, onthullen, loslaten, aannemen en toelaten. Dat is het antwoord van het 'waarom' op het niveau van het lot en het leven. 

De identiteit van waarom 

Met waarom kun je dus twee kanten op; zo je wilt de rationele en de irrationele? De essentie van de waarom-vraag draait rondom ontmoeting, relateren, zich verhouden tot, zich betrekken op iets of iemand. 

Het kleine meisje komt al heel lang bij haar, de buurvrouw in het dorp waar ze woont. Bij haar stelt ze al haar vragen. Op een zekere dag glinsteren haar heldere ogen en ze vraagt: 'Waarom hebben alle dingen een naam?''
Zij antwoordt:
'Jouw ouders hebben jou een naam, gegeven
En omdat je een naam hebt, kan ik je roepen
En als ik je roep, dan kan je komen
En als je komt, kan ik je vasthouden
En als ik je vasthoud, dan kan ik je loslaten. '
'Ja', zegt het meisje blij, 'dat is waar'. 

Zowel de vrouw als het kind genieten van de vraag, het antwoord en de ontmoeting.
In de vraag vragen wij om ontmoeting en wij gebruiken elkaar daarin als spiegel. Het is als opnieuw geboren worden, er werkelijk zijn. Het waarom vindt haar 'andere kant',
haar wederhelft in de ontmoeting met de ander, de ontmoeting met zichzelf. 

Dit fenomeen, het gespiegeld worden en het kunnen vastpakken om te begrijpen, van binnen en van buiten, is nodig om het labyrint werkelijk in te lopen, te doorlopen en de weg naar de bron te vinden. 

Fenomenologisch waarnemen en systemisch werk

In systemisch werk wordt gebruik gemaakt van fenomenologisch waarnemen: uitgaan van de verschijnselen die zich voordoen. De begeleider schoolt zich in het waarnemen om onbevangen te kunnen kijken naar wat zich in de constellatie voordoet. Waarnemen vraagt een zekere afstand. Dankzij de ruimte tussen de begeleider en het familiesysteem wordt zichtbaar wat er is en wat werkzaam is; meer is niet nodig. 

Het keer op keer oefenen van het waarnemen vergroot de onbevangenheid en gevoeligheid van de begeleider. Dit vraagt van de begeleider om deelnemer te kunnen zijn en zelf het labyrint te lopen, naar binnen en weer naar buiten, naar binnen en weer naar buiten, zodat je vanuit het stille midden kunt waarnemen. Dat is een langere leerweg, alle schillen rondom de kern leren kennen en vastpakken, leert je een groot onderscheidingsvermogen toe te eigenen en leert je over je identificaties.

Ordeningen van de liefde 

Binnen familieopstellingen werken we met het begrip 'ordeningen van de liefde'. Familieopstellingen laten ons fenomenologisch constateren, dat de streving en liefde van de ziel volgens bepaalde ordeningen verloopt en waar die ordeningen in het familiesysteem verstoord worden, de liefde niet vrij kan stromen, maar gebonden liefde is. 

Hellinger zegt hierover: 

'De kern van familieopstellingen is dat wat er in het verleden uit liefde is gebeurd, ook alleen door liefde opgelost kan worden. Kinderen dragen verstrikkingen immers uit liefde, al ziet dat er aan de oppervlakte anders uit. Een familieopstelling is als een woestijn met enkel wat distels en cactussen; in de diepte wordt naar water gezocht. '

Door verstrikkingen, verwarringen en identificaties kan het kind gebonden en van zijn plek zijn. Het aannemen van de eigen plek van het kind in de familieorde is een helen-
de ervaring, waardoor de liefde in verbondenheid kan stromen. Liefde beleven we als we op de juiste plek staan. Alleen vanuit de eigen plek kunnen we een wezenlijke verbinding met de ander leggen. 

In liefde gebonden 

In ons boek Vonken van Verlangen beschrijven wij liefde als; 'de erkenning van een diepe gemeenschappelijkheid die de laag van onderscheid tussen goed en kwaad overstijgt'. Liefde kent vele definities. De liefde laat zich lastig in woorden vatten, laat staan in een definitie. Zoveel 'soorten' van liefde, evenzoveel gebieden en betekenissen. We beschouwen liefde vooral als krachtbron. Liefde 'is', of wij ons nu van de liefde bewust zijn of niet, zij is de kracht achter de vormgeving, de bron. 

In veel psychologische stromingen wordt een 'persoonlijk zelf' neergezet, zonder een 'ziel' te erkennen. In veel spirituele stromingen is er sprake van een ziel zonder een 'persoonlijk zelf'. 

Om beide een plek te geven in het begeleidingswerk en dus ook in systemisch werk, is het van belang de ziel en het persoonlijk zelf in hun onderlinge relatie te begrijpen. Om de kwaliteit, de strevingen en de kwetsuren van de liefde te begrijpen en te verstaan hoe de liefde ons heeft vormgegeven, is het bij de ontvouwing van het 'zelf', of zelfontplooiing, zaak de liefde die gebonden is, vrij te maken van waar wij in onze vorm gebonden zijn. Hier belemmeren wij de liefdesstroom. Waar verbinding is kan de liefde weer stromen.

Belichamingen van liefde in het prille begin

Binnen het kader van ordeningen, dynamieken en patronen en zelfontplooiing, onderscheiden we twee belangrijke belichamingen van liefde. 

De eerste belichaming is die van de zinnelijke liefde; erotiek. Eros is de Griekse God van de zinnelijke liefde. 
De Winkler Prins zegt hierover: 'Eros is in verschillende oude ideeënstelsels de al beheersende oerkracht die de schepselen doet ontstaan en al het geschapene in harmonische orde verbonden houdt'. 
De erotische zinnelijke liefde kunnen we bij de pasgeborene prachtig zien. Als het kindje drinkt bij de moeder, drinkt het hele lijfje mee. Niet alleen het maagje voedt zich met de melk, het houdt oogcontact met moeder en zo voedt het zich aan haar ogen. Het ligt op haar lijf en voedt zich aan haar warmte, het hoort of voelt het kloppen van haar hart en het kindje klopt en ademt met moeder mee als een twee-eenheid. Het tast met zijn lippen, met handjes en voetjes, alles tast en voelt en ervaart en neemt waar. Via Eros nemen wij de aardse wereld in ons op. We groeien op terwijl we ons relateren tot onszelf, anderen en de wereld via Eros en Eros blijft gedurende ons aardse bestaan bij ons. 
 
De tweede belichaming is die van de goddelijke liefde. Deze mystieke liefde wordt omschreven als': 
'Hartstochtelijk streven naar de bijzondere, persoonlijke vereniging van de ziel met God en van God met de mens'. 
'Mystiek is een directe, intuïtieve (schouwende) liefde en niet adequaat in begrippen uit te drukken ervaring van het wezenlijke, het eigenlijke der dingen, de absolute zijnsgrond, God of het goddelijke. In de hoogste vorm van de mystieke ervaring (de extase) wordt de grens tussen subject en object opgeheven en wordt de tegenwoordigheid van God met een ongekende gelukkig makende zekerheid ervaren'. (Uit: Winkler Prins)


Liefde, incarnatie en plek

Het nog ongeboren kind vormt zich in het erotisch en mystiek veld. Hier doet het zinnelijke en mystieke ervaringen op die de basis voor de vormgeving in de persoonlijkheid leggen. In de metafoor van de dagwisseling verblijft het mystieke kind in de 'overgang', zowel in de schemerzone van de dageraad (licht dooft de duisternis) als in de schemerzone van de avond (duisternis dooft het licht). Het reist nauwelijks door de dag en de nacht, buiten en binnen, uit en thuis. Het betreedt vanuit het mystieke veld meer en meer het erotische veld. 

Het wordt deelnemer aan het aardse bestaan, het incarneert. Het kind betreedt een veld van relaties en indrukken. Sommige indrukken worden ervaren als verruimend en andere als inkrimpend. Deze indrukken, deze ervaringen werken als imprints. Waar liefdeservaringen inkrimpend en heftig zijn en niet verwerkt kunnen worden, ontstaan imprints die vanuit de belemmering, het gebrek het ontbrekende zijn geboren. Imprints zijn overtuigingen vormende ervaringen die mede onze persoonlijkheid en maskers vormgeven. 

Magische liefde 

Magische liefde is de liefde van het kind dat een weg zoekt om iets te herstellen door een taak van een ander in het familieveld op zich te nemen. Het kind is sterk gebonden aan deze ander. De taak of rol die het kind uit liefde op zich heeft genomen, kan het als volwassene niet loslaten omdat hij zich er niet van bewust is. De magische liefde en deze binding houdt het kind van zijn plek. 

Het kind lijkt aan het werk te zijn in het systeem, het doet zijn aangenomen taak. Deze liefde is magisch, onbewust, gebonden in het lot van de ander en daardoor 'blind', de taak ligt ver boven zijn maat, maar is geboren vanuit een diep liefdesbesef om iets te herstellen of op te lossen. Het is voor dit kind onmogelijk om een antwoord te vinden op het waarom, het waarom streeft in het kind, maar het kan het antwoord op het lot van een ander niet vinden. Het is immers het lot van een ander. 

Wetende liefde 

De volwassen mens die zich van zijn magische liefde bewust wordt, beseft dat hij door zijn liefde en offers de ziekte, de dood en het lot niet overwint en het lijden niet oplost. Vanuit dat bewustzijn ontstaat de kracht te nemen wat er is en zijn eigen lot te nemen. Zo ontstaat wetende liefde. Vanuit wetende liefde kan de mens het eigen leven leiden; de binding is omgezet in verbinding, er wordt een grens getrokken en de liefde blijft. Er ontstaat een diepe rust, er is een antwoord op het waarom te vinden, op de eigen plek, op eigen grond. 

Het lichaam als poort van de ziel 

Wij hebben en de stroom van de ziel van de bezieling nodig en ons lijf en ook ons ego, onze maskers. We hebben onze plek te vinden in de ordening en ons lijf te bewonen en ons vorm te geven door ons ego. Zo kunnen we deelnemen aan ons bestaan en een wezenlijke relatie aangaan met de dingen en de mens en die wij ontmoeten. 

Op onze eigen plek kunnen we een vervuld bestaan leiden, waarin alle soorten
van liefde tot ons door kunnen dringen. Het zorgt voor een inbedding in een groter geheel, waarin wij ons kunnen voeden vanuit een diepere laag; de zin van jouw geweten plek in het Grote Geheim. 

Redeneren vandaag

Waar de redenering tussen mensen krachtig is, is er vaak sprake van een diepe trance, zonder ontmoeting. Logische redenering lijkt in onze samenleving genoeg te zijn; maar we kunnen eigenlijk niet meer naar binnen, alleen nog maar naar buiten. Dit maakt dat het gesloten redeneringen zijn, waarbij de gedachtenstroom wordt verward met de stroom van werkelijke ontmoeting. De rede heeft 'aarde' nodig, om de reden haar nering te laten vinden moet je weten van waaruit je spreekt, vanuit welke plek. Meestal zijn we in grote loyaiiteit ons groepsgeweten aan het vertegenwoordigen in wat wij zeggen. 

In de rede gevangen zijn 

In hoeverre kunnen wij dus spreken van een ik en een zelf, een individueel ik en een individueel zelf? Wat zijn wij aan het herhalen, aan het naleven als wij aan het redeneren
zijn? We denken dat wij logisch redeneren, oorzaak-gevolg denken, in de tijd denken. Maar eigenlijk vertegenwoordigen wij slechts een veld. En zo scheppen wij, keer
op keer opnieuw, hetzelfde. 

Waar plaatsen we dan het 'waarom' in het voorbeeld van de vrouw aan het begin van dit artikel? Dit 'waarom' kwam voort uit de identiteit, uit het vastgelegde punt, in het  voorbeeld de grootmoeder. Iets stokt daar in de familieziel, iets 'gaat trekken', wordt een punt van samenhang in het veld van de familieleden. Diepe loyaliteiten worden zichtbaar in systemisch werk. Loyaliteiten van magische liefde. Waar de vrouw haar eigen plek weer vindt, is ze weer in het nu, tegenwoordig, present. Gebonden liefde is verbonden liefde geworden, wetende liefde. De rede, het antwoord op het waarom, heeft haar aarde, haar eigen plck gevonden, op het moment dat zij weer plaatsnam in de kring.

De weg naar binnen maken 

Ook rondom systemisch werk is magie ontstaan. Als iemand met een probleem komt, roept een ander al snel: 'oh, dan moet je een opstelling doen!' Willen wij werkelijk een vervuld bestaan leiden, waarin wij ons in liefde verbonden weten, zullen we de vaak pijnlijke schillen rondom onze kern moeten betreden. 

Ons labyrint heeft veel verdiepingen of lagen, net zoals in grote parkeergarages, liggen onze imprints op verschillende lagen van de garage rondom een centrale as. Om deze verdiepingen te onderzoeken, heb je de ontmoeting met een ander nodig. Onze eigen verb(l)inde liefde ziend maken, vraagt ontmoeting, juist daar waar wij verblind zijn in velden waar wij zelf geen toegang meer toe hebben en die ons van onze essentie afhouden. 

In onze maatschappij viert de mannelijke energie, de weg naar buiten, vormkracht, zaken in de vorm op willen lossen hoogtij. Uitholling van de binnenwereld en van bestemming en plekverlies, verlies met wat voor ons wezenlijk is, is het gevolg. Wij zijn zo in een diepe trance, van redeneren zonder te ontmoeten. 

Werkelijk je plek vinden en nemen in het aardse bestaan, vraagt mannelijke en vrouwelijke energie in balans. De vrouwelijke beweging naar binnen maken vraagt om ontmoetingen met de binB3innen en buitenwereld, boven en onder verbonden in het lijf. 

Dit vraagt ook discipline om te erkennen hoe gebonden wij zijn en ons keer op keer uit onze trances wakker te roepen om in het nu te komen, zodat wij weer ontmoetbaar zijn. Niet door het te willen veranderen of op te lossen, maar in het kennen en onderkennen ligt de bewegingsvrijheid besloten. Dit vraagt een langere leerweg, die de menselijke ontmoeting nodig heeft om dit voor elkaar te krijgen, om binnen en buiten werkelijk te leren kennen. 

Waarnemen met het hart als zintuig van deelname 

Ons hart is de plek waarin onze mystieke goddelijke liefde en onze wereldlijke zinnelijke liefde in een heilig huwelijk verbonden is. Waar wij de mystieke of goddelijke liefde in ons hart toelaten en wij tegelijkertijd eros eren kunnen onze zinnen in liefde samenvloeien in ons hart. In de miskenning van eros of mystiek weten we onze zinnelijke of goddelijke liefde niet te waarderen,maar onthouden we ons vooral van de samenvloeiing van beide. Alles wat wij buiten ons houden, houden wij ook uit de ontmoeting. 

Werkelijk waarnemen vraagt dus een diepe overgave aan wat er is. Zo kun je deelnemer zijn in de ontmoeting. Waar-nemen gaat dus niet over waar-heid, of gelijk hebben, maar over wat waar-achtig of wezenlijk is. Laat ons dus ontmoeten wat er is en het van harte omarmen. 

Ik hou erg van het gedicht van Rumi waarmee ik dit artikel af wil sluiten:

De Herberg

Dit mens zijn is een soort herberg; 
Elke ochtend weer nieuw bezoek.

Een vreugde, een depressie, een benauwdheid,
Een flits van inzicht komt 
Als een onverwachte gast 

Verwelkom ze, ontvang ze allemaal gastvrij!
Zelfs als er een menigte verdriet binnenkomt 
Die met geweld je hele huisraad kort en klein slaat. 

Behandel dan toch elke gast met eerbied. 
Misschien komt hij de boel ontruimen 
Om plaats te maken voor extase ... 

De donkere gedachte, schaamte, het venijn, 
Ontmoet ze bij de voordeur met een brede grijns 
En vraag ze om erbij te komen zitten. 

Wees blij met iedereen die langskomt.
De hemel heeft ze stuk voor stuk gestuurd 
Om jou als raadgever te dienen.

Waarnemen in systemisch werk; stilte onthullen 

Waarnemen is in deze systemischwerk-context niet echt een activiteit. Als ik zo terugkijk op het begin van dit artikel, het werk met de vrouw, wat heb ik dan eigenlijk gedaan? Ik heb de herberg geopend voor haar gasten en hun zaak. In die zin vind ik waarnemen goed kloppen in de betekenis van het 'zaakwaarnemerschap', met als grote verschil, dat ik de zaak niet van de ander over kan nemen, maar er slechts deel aan mag nemen door waar te nemen. Niet in wat ik zeg of doe ontvouwt zich het mysterie. Als ik te snel in actie kom, bedek ik het wezenlijke. 

Van mij wordt hier een andere actie gevraagd, om zaakwaarnemer te kunnen zijn. Ik moet mijn labyrint in, dieper en dieper, tot daar, waar ik thuis ben in mijn eigen wezen. Daar waar ik weet heb van deelnemerschap in een groter geheel, daar waar ik mij ingebed en gedragen voel.

Dit vraagt keer op keer een grote overgave van mij, die ik niet altijd op kan brengen. Toch ontdek ik op steeds diepere lagen, dat 'iemands zaak waarnemen' niets te maken heeft met wat dan ook voor hen te doen, maar door present te blijven in wat zich van binnen en van buiten voltrekt en telkens opnieuw mijn stilte in het midden te vinden, waarin de herbergier en de gasten in een groot veld verbonden zijn. Van daaruit onthult zich iets wat waargenomen mag worden door de aanwezige deelnemers die getuige zijn. Het is prachtig werk, waar ik diep dankbaar voor ben.

Bronnen:

'De maskermaker, Wibe Veenbaas, Joke Goudswaard, Arnolt Verschuren (verkrijgbaar bij Phoenix Opleidingen)
De verborgen dynamiek van familiebanden, Bert Hellinger
Vonken van Verlangen, Wibe Veenbaas en Joke Goudswaard

Personalia:

Wibe Veenbaas:
Opleidingen:

Lichamelijke Opvoeding,
Cultuur en Jeugdsociologie,
Counseling, Psychologie en Psychotherapie (waaronder
Transactionele Analyse,
Hypnotherapie,
Neurolinguïstisch Programmeren en
Systemisch werken / Family Counseling)
Lichaamswerk.

Internationaal erkend Master Trainer NLP van de INLPTA.

Hij heeft ruime ervaring op het gebied van  onderwijs, organisatiebegeleiding, managementontwikkeling en hulpverlening.

Wibe Veenbaas is mede-oprichter van Phoenix Opleidinqen TA/NLP.

Start Omhoog