Start Omhoog

De Wetenschap is niet meer vrij

Colin Tudge

Ode, september/oktober 1999
(Index on censorship mei/juni 1999)

Wetenschappelijke informatie dient het fundament te zijn voor de inrichting van de samenleving en voor het leven van mensen. Maar commerciële, bureaucratische en zelfs ideologische belangen vertroebelen de berichtgeving vanuit de wetenschap. Belangrijke ontdekkingen en toepassingen zijn nauwelijks toegankelijk voor het publiek. Een aanklacht: diegenen die informatie achterhouden, zijn vijanden van de samenleving.

De wetenschap heeft twee opvallende kenmerken die zowel haar bestaansrecht als haar kracht bepa1en. 

Allereerst houdt de wetenschap zich bezig met ideeën zoa1s Karl Popper het in de jaren dertig formuleerde 'hypothesen' die toetsbaar zijn. In feite, zo stelde Popper, is het niet mogelijk om onomstotelijk aan te tonen dat een hypothese altijd waar is, omdat er altijd uitzonderingen kunnen bestaan waarvan we geen weet hebben.

Maar het is in theoriewel mogelijk om aan te tonen dat een bepaa1de hypothese onjuist is -  aangezien we dan slechts een uitzondering hoeven te vinden. Hypothesen worden daarom als wetenschappelijk gekwalificeerd als ze, in principe, 'falsifieerbaar' zijn. De 'theorieën' van de wetenschap -  de ideeën die de geschiedenis hebben getrotseerd en die haar richtsnoer vormen -  zijn niets anders dan hypothesen die bestand zijn gebleken tegen de a1lerbeste pogingen om hun onjuistheid aan te tonen. Zelfs de belangrijkste wetenschappelijke ideeën dienen dus te worden beschouwd als voorlopige beschrijvingen -  a1lemaal wachtend tot ze van hun troon worden gestoten. De wetenschap is in wezen een bescheiden onderneming en het is dus spijtig dat veel wetenschappers zich zo arrogant gedragen en dat het wetenschappelijk bedrijf als geheel zo arrogant overkomt.

Het tweede kenmerk van de wetensc1iap is, dat ze waardevrij zou moeten zijn. Dit ideaal kan nooit helemaal worden gerealiseerd, omdat wetenschappers mensen zijn, maar het wordt wel nagestreefd. De wetenschap poogt te beschrijven hoe het universum is en niet hoe het behoort te zijn. Zodra wetenschappers of niet- wetenschappers dus proberen om de moraal een wetenschappelijke onderbouwing te geven, worden ze gevaarlijk.

Tot dusver hebben politici en moraalfilosofen niet altijd oog gehad voor de kracht van de wetenschap - haar vermogen om toetsbare en dus solide beschrijvingen te t geven - en voor haar beperkingen - haar onvermogen om waardeoordelen te geven. Toch speelt de wetenschap een belangrijke rol bij het nemen van morele beslissingen, aangezien de feiten altijd relevant zijn. Een van de vele afwegingen rond het kloneren van mensen is de vraag hoe gevaarlijk het is; alleen de wetenschap kan daar iets zinnigs over zeggen.

Het product van de wetenschap - de steeds omvangrijkere en gedetailleerdere beschrijving van het universum - zou, in een ideale wereld, uit de hoofden en pennen van wetenschappers moeten vloeien in een grote, ononderbroken stroom, waaraan wij ons allen konden laven. Maar zo zit het leven niet in elkaar. In werkelijkheid wordt de 'horizontale' overdracht van ideeën tussen wetenschappers onderling op allerlei manieren verstoord en hetzelfde geldt voor de communicatie met de buitenwereld. Dat is het probleem waarover de samenleving zich zorgen zou moeten maken. 

Als de communicatie vanuit de wetenschap naar de samenleving wordt gefilterd en gemanipuleerd en wanneer 'objectieve' wetenschappelijke uitspraken onderweg achteloos worden beladen met waarden zodat 'is' verandert in 'behoort' - dan wordt wetenschap iets gevaarlijks. En de mechanismen die de informatiestroom hinderen of verdraaien worden steeds geraffineerder. De wetenschap is me zeer dierbaar - het is mijn vak - maar de vulgariteit van het misbruik ervan vervult me met afschuw.

Hoewel de wetenschap vrij van ideologie zou moeten zijn, is ze in feite maar al te vaak in botsing gekomen met ideologieën en doet dat nog steeds; soms in het verborgene en soms in de openbaarheid. 

De klassieke botsing had plaats in de zeventiende eeuw, tussen Galileï en de katholieke kerk. Galileï leek in niets op de manier waarop hij tegenwoordig wordt afgebeeld - als een nadrukkelijk moderne no-nonsense atheïst. En ook de katholieken waren allesbehalve monsters en in bepaalde opzichten zelfs moderner dan Galileï. Galileï was een gelovig katholiek want in de zeventiende eeuw werd de wetenschapsbeoefening meestal beschouwd als een daad van eerbetoon: het door God geschonken intellect gebruiken om Gods werken beter te leren waarderen. 

Isaac Newton, Robert Boyle en John Ray waren al even devoot. Galileï had hooggeplaatste vrienden binnen de kerk, die net als hij scherpzinnige intellectuelen waren. 'Erken gewoon dat je ideeën hypothetisch zijn,' zeiden ze tegen Galileï, 'en je mag er vrijelijk over spreken'. Dit is een zeer moderne, Popperiaanse opvatting. Maar Galileï dreef de spot met zijn katholieke vrienden, stelde hun gezag ter discussie en maakte er een machtsstrijd van. Dat was iets wat de kerk zich in die politiek hachelijke periode niet kon veroorloven te tolereren. Wat later als een enorme ideologische kloof werd beschouwd, begon heel gewoon als diplomatieke onzorgvuldigheid.

In de twintigste eeuw hebben zich echter veel opzettelijker ideologische botsingen voorgedaan, met name in Rusland ten tijde van Stalin, waar de genetica van Mendel onverenigbaar werd geacht met de Marxistische ideologie. Volgens de Mendeliaanse genetica geldt voor alle levende wezens, inclusief de mens, dat een groot deel van hun wezenlijke aard erfelijk is bepaald, terwijl de visie van Marx zodanig werd geïnterpreteerd als zouden alle levende wezens, inclusief de mens, naar believen kunnen worden beïnvloed door manipulatie van hun omgeving. Grote Russische genetici werd de mond gesnoerd en charlatans hadden vrij spel. 

Nikolai Ivanovitsj Vavilov, om een bekend geval te nemen, leverde uiterst belangwekkende bijdragen aan het kweken van planten en mocht als beloning wegkwijnen in een Siberisch strafkamp; Tofrim Lysenko, een van de bekendste charlatans, probeerde onder meer aan te tonen, dat tarwe ook tijdens de winter zou groeien als de planten vermanend werden toegesproken. Maar de natuur is echt en laat niet met zich spotten; en aangezien men deze onzin volhield, kwam de Russische bevolking om van de honger.

Er is een opvallend verschil tussen de afwijzing van Vavilov door Stalin en de bezwaren die tegenwoordig worden gemaakt tegen het Amerikaanse voedingsmiddelenconcern Monsanto. Niemand zal beweren, dat Monsanto in wetenschappelijk opzicht niet deugt - alleen willen sommigen van ons hun producten niet consumeren. Maar de Sovjets beweerden dat Vavilov de aard van planten verkeerd had begrepen en dat Lysenko het bij het rechte eind had.

De feiten (zoals blijkt uit duizenden andere, naar behoren getoetste hypothesen - en uit het mislukken van de Russische oogsten) wijzen anders uit.

De wetenschap dient conservatief te zijn. De wetenschap valt of staat met de aanname dat het universum echt is en dat het mogelijk is er ware uitspraken over te doen. Uiteraard zijn die waarheden voorlopig - zoals hierboven geschetst - en kunnen ze nooit volledig zijn - maar bepaalde uitspraken zijn ongetwijfeld geldiger of vollediger dan andere. Dus is de bewering. dat de aarde rond is geldiger dan de bewering dat ze plat is en is de relativiteitstheorie van Einstein een vollediger beschrijving van het universum dan de mechanica van Newton. Deze inzichten zijn met pijn en moeite verworven - zelfs de platte-aarde-aanhangers zijn pas kort geleden volledig uitgestorven - en nieuwe ideeën, hoe aanlokkelijk ze ook zijn, moeten strijd leveren om geaccepteerd te raken.

Maar conservatisme mag niet ontaarden in fixatie. 

Als de heersende opvatting verandert in een dogma, wordt ze iets kwaadaardigs. Veel uitstekende ideeën zijn schandelijk slecht behandeld. Toen Theodor Schwann, bijvoorbeeld, die hielp aantonen dat levende wezens zijn opgebouwd uit cellen, in 1836 tevens aantoonde - correct uiteraard - dat gist een rol speelt bij fermentatie. werd hij door andere Duitse hoogleraren zo scherp bekritiseerd. dat hij gedwongen was in ballingschap te gaan naar Belgie. 

Alfred Wegener publiceerde zijn hypothese over continentale drift in 1915. Na een eerste enthousiast onthaal werd hij echter publiek belachelijk gemaakt. totdat - pas tientallen jaren na zijn dood - uit onderzoek naar verschuiving van de zeebodem bleek dat hij inderdaad gelijk had gehad. Zijn idee. dat inmiddels is omgedoopt tot 'aardkorsttectonica', vormt tegenwoordig het gevestigde standpunt. 

In termen van Kuhn initieerde Wegener een 'paradigmaverschuiving': een verandering van het wereldbeeld.  

JHet is.nog steeds van belang dat we 'paradigma's'. herkennen als we ze tegenkomen. De moderne heersende medische visie beschouwt ziekte globaal genomen a1s een plaatselijke verstoring in een anderszins gezond lichaam; iets wat kan worden verdreven met de juiste geneesmiddelen of operatieve ingrepen. De ayurvedische geneeskunde daarentegen beschouwt ziekte als een algeheel verlies van 'harmonie' en probeert de persoon als geheel weer gezond te maken. Het is jammer. dat beide benaderingen meestal als strijdig worden gezien, aangezien ze elkaar onmiskenbaar zoveel te bieden hebben. 

Op dezelfde manier blijken landbouwers nogal scherp verdeeld in 'conventionele' boeren, die moderne bestrijdingsmiddelen en kunstmest gebruiken. en 'biologische' boeren. die dat niet doen. Ook hier lijkt een synthese op zijn plaats - waarbij de aanpak van de biologische boeren globaal genomen de overhand zou moeten hebben. Paradigma's veranderen maar al te makkelijk in ideologieën ~ en daarbij gaat veel goeds verloren.

Emstiger en ook kwalijker zijn de vele barrières die een belemmering vormen voor de communicatie van wetenschappelijke ideeën naar de buitenwereld. In een samenleving die het predikaat democratie verdient, moeten alle beleidsmakers en burgers op de hoogte zijn van wat er aan de hand is; en om allerlei redenen is dat niet het geval.

Hoewel veel van mijn beste vrienden wetenschappers zijn - en velen van hen tot de aardigste en slimste mensen behoren die ik ken - zijn er ook hele slechten en enkelen daarvan bekleden zeer hoge functies. Daarom willen veel wetenschappers beslist niet dat de rest van de mensheid weet hoe het eraan toegaat. Natuurlijk doen ze alsof ze dat wel degelijk nastreven - en nemen soms zitting in commissies die de wetenschap onder de aandacht van een breed publiek moeten brengen - maar eigenlijk houden ze de rest van de mensheid liever op gepaste afstand. 

Pas op voor wetenschappers die ons voortdurend waarschuwen hoe moeilijk het allemaa1 is - en daarmee suggereren dat we onze kleine hersentjes beter kunnen ontzien. Als je erop gespitst bent, hoor je het telkens weer. Want als we ooit op het idee zouden komen dat wetenschap iets makkelijks was, zouden wetenschappers hun bijzondere status verliezen; en wat zouden ze zijn z6nder? De slimsten zouden uiteraard nog steeds slim zijn en terecht bewondering afdwingen, maar de minder bedeelden zouden met de billen bloot moeten.

Wetenschappers werken echter voor andere mensen. Ze hebben een vast inkomen en een gezin - en kinderen, zo is al vaak gebleken, maken lafaards van ons. Relatief weinig wetenschappers zijn betrokken bij zoiets dramatisch als kernwapenonderzoek, maar er zijn er veel die werken aan technieken die ons leven ingrijpend veranderen, zoals bijvoorbeeld op het gebied van voedselbehandeling. 

Niet a1le voedselbehandeling is slecht - ook koken is een vorm van voedselbehandeling en wie zal bezwaar maken tegen ingemaakte groente - maar vaak gaat het om niets anders dan 'toegevoegde waarde', wat zoveel betekent als hogere prijzen. We kunnen zonder veel moeite aantonen, dat allerlei moderne vormen van voedselbehandeling de algehele kwa1iteit van ons voedsel ondermijnen en de oplossing van het wereldvoedselvraagstuk in feite bemoeilijken. Heel wat competente wetenschappers zijn naïef of berustend genoeg om zich niettemin neer te leggen bij deze ontwikkeling en er hun medewerking aan te verlenen. Daarmee zijn ze medeverantwoordelijk voor de teloorgang van traditionele vaardigheden die ons autonoom maakten en maken ze zich tevens schuldig aan bedrog.

Ook hier geldt dat - als je er oog voor hebt - je de verlakkerij overal ziet. 

Zo zijn de meeste voedingsdeskundigen van mening. dat een vetrijk dieet tot een hoog cholesterolgehalte van het bloed leidt en daarmee het risico op harten vaatziekten verhoogt. Niemand heeft dit echter ondubbelzinnig kunnen aantonen. Het probleem is deels, zoals Popper aangaf: hypothesen kunnen niet worden bewezen - alleen weerstand bieden tegen falsificatie. Maar het verband tussen vetrijk eten en hartziekten kan ook niet onomstotelijk worden aangetoond, omdat we niet dat ene experiment kunnen uitvoeren dat alle twijfels zou wegnemen. Om het verband tussen een vetrijk dieet, een hoge cholesterolspiegel en hart- en vaatziekten aan te tonen, zouden we diverse grote en genetisch geselecteerde populaties mensen tientallen jaren lang moeten onderwerpen aan een streng gecontroleerd dieet. 

Politiek, geld en sentimenten maken zo'n onderneming echter onmogelijk. Dus wordt het verband afgeleid uit onderzoeken die elk afzonderlijk ontoereikend zijn: bij dieren (de verkeerde soort), bij patiënten (die al ziek zijn), bij wi1lekeurige mensen (waardoor een controlegroep niet mogelijk is), bij mensen met een speciaal dieet, zoals vegetariërs (die zichze1f al hebben geselecteerd) et cetera. In het algemeen wijzen alle uitkomsten echter in deze1fde richting - veel vet is slecht. Een pietluttige filosoof kan echter altijd wel redenen vinden om te twijfelen. 

Tijdens de jaren zeventig, toen de 'vetgekte' echt los brak, werden die twijfels door allerlei voedsellobby's geëxploiteerd en de medische literatuur uit die tijd omvatte vele artikelen waarin met zoveel woorden werd beweerd dat vet veilig is. Die waren van verschillende kanten afkomstig.

Een veelgehoord argument was bijvoorbeeld. dat bij mensen die een hartaanval achter de rug hadden, vaak een vrij lage cholesterolspiegel werd gevonden. Waar het echter om gaat, is dat bij miljoenen mensen de cholesterolspiegel een gemiddelde waarde heeft. terwijl extreem hoge waarden heel zeldzaam zijn. Maar een individu met een zeer hoge cholesterolspiegel heeft wel degelijk een veel hogere kans op een hartaanval dan iemand met een gemiddelde cholesterolspiegel en mensen met een zeer lage Cholesterolspiegel (zoals de traditionele Japanse plattelandsbevolking) krijgen gewoon nooit hartklachten. 

Enige achtergrondkennis en gevoel voor statistiek brengen het bedrog ai snel aan het licht; maar kennis is wat de meeste mensen ontberen. Zij zien alleen 'wetenschappers' die hen blijkbaar vertellen dat vet veilig is.

Ingrijpender - en ook verraderlijker - is de steeds groter wordende invloed die grote bedrijven hebben gekregen op de wetenschap en de technologie. Zowel in Europa als de Verenigde Staten is dat sinds de jaren zeventig door de overheid actief bevorderd. V66r 1970 werd aan wetenschappers aan universiteiten en overheidslaboratoria expliciet te verstaan gegeven, dat ze terughoudendheid moesten betrachten ten opzichte van de industrie, maar tegenwoordig worden wetenschappers steeds vaker juist aangemoedigd om industriële sponsors te zoeken, met alle beperkingen die dat met zich meebracht. 

Een kennis van me - die als medicus verbonden is aan de universiteit - bevestigde, dat het vandaag de dag buitengewoon moeilijk is om nog onderzoek naar voeding te vinden dat niet door de industrie is gefinancierd - en dat het vrijwel onmogelijk is om nog een echt 'objectieve' opinie te vinden. Deze trend wordt verder versterkt door de behoefte om informatie te patenteren en royalties te claimen.

Patenteren was oorspronkelijk bedoeld om ideeën te bevrijden: zodra een idee gepatenteerd is, kan iedereen er vrijelijk over beschikken, mits de makers daarvoor worden betaald. Zonder patentering zou iedereen verplicht zijn nieuwe ideeën exclusief voor zichzelf te houden. Maar tegenwoordig kan alles worden gepatenteerd, tot en met menselijke genen; en iedereen houdt zijn mond, uit angst dat de patentering van de onderzoeksresultaten op problemen zou kunnen stuiten. Collega's die tijdens de koffiepauze met elkaar zit ten te kletsen, zijn geneigd hun beste ideeën voor zich te houden.

Dan is er ook nog de kwestie van subsidies. Wetenschappers die hun werk moeten financieren, kunnen niet meer gewoon een beroep doen op de algemene subsidiepot. Professionele wetenschappers zijn tegenwoordig enkele dagen per week kwijt met het werven van fondsen; een enorme verspilling van energie. In toenemende mate zijn die fondsen afkomstig van de industrie, dat wil zeggen van multinationals die hun eigen agenda hebben. Fondsenwervers moeten inspelen op de luimen en de kuren van hun financiers - wat ze meestal doen door gebruik te maken van aansprekende kreten. Toen Isaac Asimov ooit vertwijfeld opmerkte, dat het misschien nog wel eens zo ver zou komen dat men met 'kanker' zou schermen om geld voor een onderzoeksproject op de maan los te krijgen, kreeg hij tot zijn verbazing te horen dat iemand dat al had gedaan.

Het gaat te ver om te suggereren dat multinationals per definitie boosaardig zijn, maar de mate waarin ze de meest verfijnde technologie in hun macht hebben gekregen, is beslist zorgwekkend. Dit is een duidelijke pervertering van het wetenschappelijk bedrijf - die heldere, diepe rivier van 'objectieve' inzichten - en, veel gevaarlijker nog, een pervertering van het leven zelf, zowel het menselijke als het niet- menselijke.

Het modieuze onderwerp van genetische manipulatie illustreert dit op duidelijke wijze. Nuttige toepassingen daarvan zijn zeker voorstelbaar - bijvoorbeeld het ontwikkelen van echt betrouwbare, veilige en effectieve vaccins tegen monden klauwzeer bij runderen in ontwikkelingslanden; iets wat waarschijnlijk niet mogelijk zal zijn zonder enige genetische manipulatie. Maar in het algemeen wordt genetische manipulatie niet voor zulke dingen gebruikt, omdat hightech duur is en mensen in de Derde Wereld geen geld hebben. 

In plaats daarvan worden er in rijke landen tomaten mee gekweekt die langer vers blijven: een triviale onderneming die slechts gericht is op het maximaliseren van winsten. En natuurlijk is winst niet alleen maar slecht, maar het is verkeerd als winstmaximalisering het enige motief is. Op die manier is hightech het alleenrecht van grote bedrijven geworden - zij alleen kunnen het zich veroorloven. Nu regeringen het in meerderheid hebben laten afweten, hebben grote bedrijven en hun belangen inderdaad vrij spel.

Mijn bezwaar tegen grote bedrijven is niet, dat ze groot zijn en ook niet, dat ze winstgevend zijn, maar dat ze de wereld dwingen te functioneren op manieren die de industrie welgevallig zijn - zodat al het andere het moet afleggen.

De hegemonie van multinationals wordt mogelijk gemaakt door hoogontwikkelde technologie en hoogontwikkelde technologie is per definitie de vrucht van wetenschappelijke inspanningen. Dat bezorgt de wetenschap een slechte naam: in deze context misschien niet die van een Frankenstein, maar wel die van een Strangelove - de almachtige manipulator. En omdat wetenschap eigenlijk zou moeten staan voor schoonheid en vrijheid, is deze pervertering een schande. Het is nog steeds niet te laat om weerstand te bieden tegen het misbruik en de zwendel, maar dat zal alleen lukken als we goed geïnformeerd zijn. 

Informatie, informatie, informatie - nog altijd de sleutel tot vrijheid en autonomie. Diegenen die om welke reden dan ook informatie achterhouden - ook wetenschappers die bang zijn om hun ideeën met ons te delen - moeten als vijanden van de samenleving worden beschouwd.

Colin Tudge is onderzoeker aan het Centre for Philosophy aan de London School of Economics.

 

Start Omhoog