Vorige Start Omhoog Volgende

Bespreking

Onze meta-analyses van de relaties tussen SMK en welbevinden laten in de studentensteekproeven een statistisch significante relatie zien tussen SMK en verminderd welbevinden; echter, dit verband is klein. Bij de jongens was SMK slechts verantwoordelijk voor 0.5% van de variabiliteit van het welbevinden en bij meisjes voor 1%. Deze geringe effectomvangen zijn niet consistent met de veronderstelling dat SMK tot intense effecten leidt. Het onderzoek naar effecten en reacties uit zelfrapportage weerspreekt de veronderstelling dat SMK wijdverbreide effecten tot gevolg heeft. Zowel de analyses van de effecten uit zelfrapportages als de rol van de gezinsomstandigheden in de in de relatie tussen SMK en welbevinden geven geen steun aan het vermoeden dat SMK typisch schade veroorzaakt. Deze gegevens ondersteunen de notie dat SMK in specifieke gevallen schade veroorzaakt, maar de bewijzen weerspreken het idee dat het typische SMK-geval in schade resulteert. Tot slot kwam er uit gegevens een duidelijk verschil naar voren tussen de manier waarop jongens en meisjes reageren op ervaringen die als SMK geclassificeerd worden. Slechts een minderheid van de jongens reageerde negatief of voelde zich door deze episodes geschaad. Het omgekeerde is waar voor vrouwen. In de studentensteekproeven vertoonden de jongens de vrijwillig geparticipeerd hadden geen enkele vorm van schade, wat niet bij de meisjes het geval was. Deze resultaten zijn een duidelijke vingerwijzing dat we de veronderstelling dat jongen en meisjes op dezelfde wijze op SMK reageren maar beter naast ons neer kunnen leggen.

Met betrekking tot de verschillen in reacties tussen jongens en meisjes is het de moeite waard om te bekijken wat enkele van de auteurs van de studentenonderzoeken hierover te zeggen hadden. Schulz en Jones merken op dat mannen eerder geneigd zijn om deze seksuele ervaringen als een avontuur, als een bevrediging van hun nieuwsgierigheid te beschouwen, terwijl de meeste vrouwen het als een inbreuk op hun lichaam en als moreel verwerpelijk zien. West en Woodhouse merkten op dat de reacties van vrouwen er voornamelijk een is van: '(…) angst, onaangename verwarring en schaamte, terwijl wat de mannen zich herinnerden meestal of onverschilligheid, misschien getint met een vleugje angst, of duidelijk plezier, in het bijzonder in contacten met de andere sekse.'

Deze verschillen tussen de geslachten in hun reacties op SMK-ervaringen komen overheen met meer algemene verschillen in de manier waarop zij reageren op seksuele relaties tussen jonge mensen onderling. Jongens en meisjes reageren bijvoorbeeld heel verschillend op hun eerste ervaring met geslachtsgemeenschap. Meisjes rapporteren voornamelijk negatieve reacties zoals schuldgevoelens, angst en het gevoel gebruikt te zijn, en jongens voornamelijk positieve reacties zoals blijdschap, opgewondenheid en het gevoel volwassen te zijn geworden. Hierbij is het van belang op te merken dat mannen en vrouwen wel eens verschillend op hun SMK-ervaringen zouden kunnen reageren omdat zij niet de zelfde SMK-ervaringen delen

Baker en Duncan melden dat uit hun landelijke steekproef in Groot Brittannië blijkt dat meisjes wel eens meer schadelijke SMK-ervaringen zouden kunnen ondervinden dan jongens, omdat vrouwen vaker incestueuze SMK rapporteerden en hun SMK-ervaringen op lagere leeftijd plaatsvonden. De mannelijke en vrouwelijke subjecten uit de studentensteekproeven lijken ook verschillende SMK-ervaringen te hebben: vrouwen rapporteerden meer dan twee keer zo veel incestueuze ervaringen als mannen, en ongeveer twee keer zo vaak geweld.

Een paar aanvullende opmerkingen over causaliteit zijn hier ook op zijn plaats. De bevinding dat gezinsomstandigheden tien keer meer belastend zijn dan SMK voor het huidige welbevinden van de studentenpopulatie, komt overeen met verscheidene recente onderzoeken waarin de subjecten niet uit studentensteekproeven afkomstig zijn. In een onderzoek uit 1993, verricht door Eckenrode en zijn collega's, categoriseerden de onderzoekers de kinderen en adolescenten, afkomstig uit een representatieve buurtsteekproef in een stadje in de staat New York, in zes groepen: geen misbruik, SMK, lichamelijke mishandeling, verwaarlozing, SMK en verwaarlozing, en lichamelijke mishandeling en verwaarlozing. De onderzoekers vonden dat de kinderen en adolescenten met SMK-ervaringen net zo goed op school presteerden als de controlegroep zonder misbruikverleden. Dit gold voor alle aspecten waarop gemeten werd, waaronder gestandaardiseerde testscores, schoolprestaties en gedrag. De combinatie van verwaarlozing en lichamelijke mishandeling bleek anderzijds wel gerelateerd aan mindere schoolprestaties en gedragsproblemen.

In een onderzoek uit 1994 van de hand van Nay c.s. scheidden de onderzoekers hun voornamelijk klinische populatie van kinderen en adolescenten in categorieën als SMK, lichamelijke mishandeling, lichamelijke verwaarlozing, verbale mishandeling en combinaties van deze categorieën. Zij kwamen tot de conclusie dat de misbruikcombinatie die het sterkst correleerde met problemen rondom welbevinden bestond uit de combinatie lichamelijke mishandeling, lichamelijke verwaarlozing en verbale mishandeling. In de top tien van slechtste combinaties kwam verbale mishandeling 7 keer voor, lichamelijke verwaarlozing 6 keer, en lichamelijke mishandeling en emotionele verwaarlozing elk 5 keer, terwijl SMK slechts een keer voorkwam.

Deze resultaten lijken goed te sporen met de conclusie van Wiesniewski die wij u voorheen presenteerden. Om dit onderzoek nog even bij in herinnering te brengen: zij bestudeerde 32 studentensteekproeven vanuit de gehele Verenigde Staten die gezamenlijk een representatief beeld geven van de gehele Amerikaanse studentenpopulatie. Zij concludeerde dat, wanneer ook met andere vormen van misbruik rekening wordt gehouden, er geen verband bestaat tussen SMK en welbevinden. Zij merkte daarentegen op dat het vooral andere vormen van mishandeling, zoals lichamelijke mishandeling, zijn die een directe invloed op het welbevinden hebben.

In 1974 werd in Amerika de Child Abuse Prevention and Treatment Act aangenomen. Deze wet (ter voorkoming en behandeling van misbruik van kinderen) was oorspronkelijk bedoeld om iets te doen aan de problemen rondom lichamelijke mishandeling en verwaarlozing. Dit initiatief resulteerde in wat veel mensen de "child abuse industry" ('kindermisbruik industrie') noemen, die tot op de dag van vandaag bestaat en zich ook over andere landen in de wereld uitgebreid heeft. Binnen enkele jaren na het aannemen van deze wet verschoof het zwaartepunt van de aandacht naar SMK. Eén van de redenen waarom dit gebeurde, is dat de vrouwenbeweging aan het begin van de jaren zeventig in Amerika een bewustwordingsproces rond verkrachting en incest op gang gebracht had. Een tweede reden is dat seksualiteit waar een taboe op rust een emotioneel gezien veel pakkender probleem vormt dan lichamelijke mishandeling of emotionele verwaarlozing. Het gevolg was dat SMK steeds meer aandacht kreeg vanuit de media en de politiek, en uiteindelijk meer fondsen ter beschikking kreeg, alsmede een veel grotere schare volgelingen vanuit de kringen van kinderbeschermers. De resultaten van ons onderzoek en van het onderzoek dat wij hier zo juist genoemd hebben, wijzen er op dat de grootschalige verschuiving van aandacht van lichamelijke mishandeling en verwaarlozing naar SMK een verkeerde weg is.

Vorige Start Omhoog Volgende